Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Doodslag

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Strafrecht

Parketnummer: 03/700107-05

Datum uitspraak: 11 juli 2005

Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2005 en 27 juni 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboortedatum verdachte] in 1969,

wonende te [woonplaats verdachte],

thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij, verdachte, op of omstreeks 14 februari 2005 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (telkens) (met kracht) tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en/of (telkens) (met kracht) tegen de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] (met (een) vuist(en)) geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet(en)) getrapt en/of geschopt en/of (telkens) heeft omvergeduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val kwam, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij, verdachte, op of omstreeks 14 februari 2005 te Hoensbroek in de gemeente Heerlen, met een ander, op of aan de openbare weg, de Akerstraat-Noord, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam] gelegen aan de [adres]openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal opzettelijk (telkens) (met kracht) (met (een) vuist(en)) slaan en/of stompen en/of (met geschoeide voet(en)) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of tegen de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] en/of uit het (telkens) geven van een kopstoot tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en/of uit het (telkens) vastpakken/omklemmen/dichtdrukken van de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] en/of uit het (telkens) omverduwen van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val kwam waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of voornoemde [slachtoffer] heeft omvergeduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val kwam en welk door hem, verdachte en/of door zijn, verdachtes, mededader gepleegd geweld de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij, verdachte, op of omstreeks 14 februari 2005 te Hoensbroek in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (telkens) (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen de keel/hals te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen en/of door (telkens) voornoemde [slachtoffer] een kopstoot tegen diens hoofd te geven en/of door (telkens) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] met (een) hand(en) vast te pakken/te omklemmen en/of dicht te drukken en/of door (telkens) voornoemde [slachtoffer] omver te duwen, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val kwam, terwijl het feit de dood van voornoemde [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;

meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij, verdachte, op of omstreeks 14 februari 2005 te Hoensbroek in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen de keel/hals (met (een) vuist(en)) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet(en)) heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (telkens) voornoemde [slachtoffer] een kopstoot tegen diens hoofd heeft/hebben gegeven en/of (telkens) de keel/hals van voornoemde [slachtoffer] met (een) hand(en) heeft/hebben vastgepakt/omklemd en/of dichtgedrukt en/of (telkens) voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben omvergeduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val kwam, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 14 februari 2005 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen opzettelijk met kracht met een vuist tegen het hoofd geslagen en meermalen met kracht met geschoeide voet getrapt tegen het hoofd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

De partiële vrijspraak

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.

De rechtbank overweegt in verband hiermee als volgt - in de eerste plaats over het jegens het slachtoffer uitgeoefende geweld.

Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het onderliggende dossier staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het latere slachtoffer, [slachtoffer], op het moment dat werd besloten om hem te verwijderen uit café [naam], geen uitwendig letsel aan zijn hoofd en hals en geen hersenletsel had. Voorts staat vast dat verdachte het slachtoffer vervolgens, in het café, tweemaal met kracht met een vuist tegen het hoofd heeft geslagen en daarna, onmiddellijk buiten het café, vier maal of meer met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt.

De rechtbank komt tot dit oordeel, in de eerste plaats op grond van verdachtes eigen verklaring, op 15 februari 2005 tegenover de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegd en gerelateerd in het ambtsedig proces-verbaal opgenomen op pagina 113 van het dossier.

Verdachte heeft nadien zijn bekentenis afgezwakt en verklaard dat hij het slachtoffer twee maal met een vuist in het gezicht heeft geslagen en dat hij daarnaast twee of drie maal naar het slachtoffer heeft geschopt en deze waarschijnlijk in het gezicht heeft geraakt. Nog later heeft verdachte verklaard dat hij het slachtoffer heeft getrapt, dat hij niet weet of dat hard of zacht was en dat hij niet weet waar hij het slachtoffer heeft geraakt.

De rechtbank hecht aan deze latere verklaringen geen geloof, met name omdat zij niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de bevindingen van de arts en patholoog dr. V en de neuropatholoog dr. K, zoals neergelegd in hun respectieve rapporten en zoals door beide deskundigen nader toegelicht ter terechtzitting van 27 juni 2005.

Dr V constateert (verkort weergegeven) de volgende letsels aan het hoofd (het gezicht daaronder begrepen) van het slachtoffer:

- een zwelling aan de rechterzijde van het gelaat,

- een kneuzing van de neusrug,

- huidbeschadigingen en een kneuzing ter plaatse van de rechterzijde van het voorhoofd,

- een zwelling ter linkerzijde van het voorhoofd,

- een zwelling van de bovenlip,

- meerdere bloeduitstortingen ter plaatste van de onderlip,

- een huidbeschadiging ter plaatste van de linkerzijde van de kin, en

- een huidbeschadiging ter plaatse van de linker oorschelp,

al deze letsels het gevolg van uitwendig mechanisch geweld.

Daarnaast constateert dr. V bloeduitstortingen in de hals die, gelet op de door de deskundige ter terechtzitting afgelegde verklaring, door slaan dan wel trappen kunnen zijn veroorzaakt. Voorts constateren de beide deskundigen meerdere, ernstige letsels ín de hersenen, gevolg van de inwerking van hevig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd.

Gelet op het grote aantal letsels, op geheel verschillende plaatsen in het gezicht, en gelet op de ernst van een deel van deze letsels moet sprake zijn geweest van het herhaald en met kracht slaan en/of schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer. Verdachtes eerste verklaring - en alleen deze -, neerkomend op het ten minste zes maal met kracht uitoefenen van geweld op het hoofd van het slachtoffer, is hiermee in overeenstemming.

Niet uitgesloten kan worden dat de bloeduitstortingen in de hals zijn veroorzaakt door geweld jegens het slachtoffer, uitgeoefend door de medeverdachte [medeverdachte] (de rechtbank komt daarop hierna terug). De overige letsels aan en in het hoofd kunnen echter niet anders zijn veroorzaakt dan door slaan en/of trappen door verdachte; andere (mogelijke) oorzaken zijn niet vast komen te staan.

De medeverdachte [medeverdachte] heeft weliswaar verklaard dat juist hij het slachtoffer een klap heeft gegeven (en daarnaast in de zij heeft getrapt). De rechtbank laat deze verklaring echter buiten beschouwing, omdat zij geloof hecht aan de door deze verdachte nadien afgelegde verklaring, erop neerkomend dat hij in het belang van zijn broer, [verdachte], de schuld op zich heeft willen nemen en aldus de klap en de trap – buiten het café - heeft ‘bekend’.

Voorts heeft de medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij, in het café, het slachtoffer heeft omvergeduwd. Verdachte verklaart daarentegen dat het slachtoffer naar de grond toe zakte (uitsluitend) als gevolg van de hem – door verdachte - toegediende klappen. Anderen hebben hierover niet verklaard. Derhalve kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat van enig (opzettelijk) omverduwen door [medeverdachte] sprake is geweest.

De getuige [getuige 1] heeft – in haar tweede verklaring tegenover de politie - verklaard dat zij heeft gezien dat [medeverdachte], in het café, het slachtoffer een kopstoot gaf. De getuige [getuige 1] is in de ogen van de rechtbank echter niet betrouwbaar, zodat de rechtbank haar verklaring buiten beschouwing laat. [getuige 1] is de enige die spreekt over een kopstoot. Daar komt bij dat [getuige 1] twee geheel tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, waarbij de eerste verklaring erop neerkomt dat zij in het geheel ‘niets’ heeft gezien of gehoord.

De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [medeverdachte], in het café, het slachtoffer (als eerste) één keer heeft geslagen. Ook deze verklaring laat de rechtbank, als zijnde onbetrouwbaar, buiten beschouwing, alleen al omdat de verklaring van deze getuige als geheel genomen erg lacuneus is.

Vervolgens verdient beantwoording de vraag of het slachtoffer ten gevolge van het door verdachte uitgeoefende geweld, zoals bewezenverklaard, is overleden.

Zoals eerder vermeld kan niet worden uitgesloten dat de bloeduitstortingen in de hals van het slachtoffer zijn veroorzaakt door [medeverdachte], met name nu deze tijdens het opsporingsonderzoek heeft verklaard dat hij het slachtoffer bij zijn keel heeft gepakt om hem de zaak uit te duwen. Ook dit deel van de verklaring zou kunnen zijn afgelegd om verdachte, [verdachte], te ontlasten. Anderzijds wijst de rechtbank op het volgende. [medeverdachte] was, toen hij deze verklaring aflegde, bekend dat zijn broer, [verdachte], het slachtoffer had geslagen en geschopt, althans dat hij in de richting van het slachtoffer had geschopt. Daarvan uitgaande lag voor de hand dat [medeverdachte] juist dit slaan en schoppen ‘op zich zou nemen’. Van het bij de keel grijpen van het slachtoffer door [verdachte] is daarentegen op geen enkel moment sprake geweest. Dat zou erop kunnen duiden dat [medeverdachte] in zoverre daadwerkelijk door hemzelf uitgeoefend geweld heeft bekend.

De kwestie kan hier verder in het midden blijven, gelet op het door de deskundige dr V ter terechtzitting van 27 juni 2005 verklaarde, hierop neerkomend dat het bij de keel pakken van het slachtoffer 60 tot 90 seconden onafgebroken zou moeten duren, om gezien te kunnen worden als oorzaak (of één van de oorzaken) van diens overlijden. Voordien zou dan, aldus de deskundige, sprake moeten zijn van een toestand van sterk verminderd bewustzijn en vervolgens bewusteloosheid. De rechtbank acht uitgesloten dat dit alles het geval is geweest, alleen al omdat het slachtoffer, na het moment waarop het bij de keel pakken zou hebben plaatsgevonden, nog zeker enkele minuten bij bewustzijn is geweest en heeft gehandeld.

Daarom staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het slachtoffer ten gevolge van het door verdachte uitgeoefende geweld is overleden.

Aan dat oordeel doet niet af de omstandigheid dat het overlijden pas enige tijd later, elders in Heerlen is ingetreden, op een plaats waarnaar het slachtoffer door derden is vervoerd. Op geen enkele wijze is immers komen vast te staan, of zijn zelfs maar aanwijzingen gebleken, dat ná het slaan en trappen door verdachte ook anderen jegens het slachtoffer geweld hebben uitgeoefend, of dat het slachtoffer op andere wijze nieuw letsel heeft opgelopen.

Tenslotte rijst de vraag of verdachte het overlijden van het slachtoffer opzettelijk heeft veroorzaakt.

Verdachte heeft verklaard dat hij niet de bedoeling had om met het door hem uitgeoefende geweld, voor zover bekend, het slachtoffer te doden. Dat zulks verdachtes bedoeling was, is inderdaad niet vast komen te staan. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat verdachte het overlijden van het slachtoffer opzettelijk heeft veroorzaakt, in die zin dat hij bewust het aanzienlijke risico heeft geaccepteerd dat het slachtoffer als gevolg van zijn optreden zou overlijden. Het door verdachte, meermalen, op twee duidelijk te onderscheiden momenten en plaatsen en steeds bij volle bewustzijn uitgeoefende hevige geweld jegens het hoofd van het slachtoffer, kan - alleen al naar zijn uiterlijke verschijningsvorm genomen - niet anders worden begrepen.

De kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als:

doodslag.

De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft, gelet op het door verdachte gestelde en overigens ambtshalve, onderzocht of verdachte een beroep toekomt op een strafuitsluitingsgrond, daaronder met name begrepen noodweer, noodweerexces of putatieve noodweer. Verdachte heeft immers een en andermaal verklaard dat hij (mede dan wel uitsluitend) is opgetreden ter bescherming van zijn broer, [medeverdachte].

De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen beroep toekomt op een van de genoemde strafuitsluitingsgronden en overweegt daartoe als volgt.

Toen verdachte, nog ín café [naam], het slachtoffer tweemaal met kracht met een vuist tegen het hoofd sloeg, was geen sprake van een dreigende situatie, in elk geval niet van een situatie die dermate dreigend was dat het toedienen van twee harde vuistslagen - ter verdediging van [medeverdachte] – gerechtvaardigd was. Immers: [medeverdachte] had, volgend op de van het slachtoffer ontvangen tik of klap tegen zijn wang, het slachtoffer vast en had ook overigens de situatie onder controle. Ook buiten, onmiddellijk vóór het café, was geen sprake van een dreigende situatie, laat staan van een situatie die zó dreigend was dat het toedienen van vier of meer krachtige trappen met de voet tegen het hoofd gerechtvaardigd was. Een beroep op noodweer komt verdachte daarom niet toe.

Niet gesteld noch anderszins aannemelijk geworden is dat bij verdachte, ten tijde van het slaan en/of trappen, sprake was van een hevige gemoedsbeweging, zodat ook van noodweerexces geen sprake kan zijn.

Ter terechtzitting heeft verdachte herhaaldelijk verklaard dat – in verband met het door hem uitgeoefende geweld - sprake was van een ‘misverstand’. Wellicht heeft verdachte daarmee bedoeld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat, ín en/of buiten het café, optreden ter verdediging van zijn broer [medeverdachte] geboden was, en dat hij zich daarin kennelijk heeft vergist. Een geslaagd beroep op putatieve noodweer kan zulks niet opleveren. Op geen enkele wijze is immers aannemelijk geworden dat de omstandigheden in en/of buiten café [naam] zodanig waren, dat verdachte kon en mocht menen dat optreden ter verdediging van zijn broer [medeverdachte] geboden was. Verdachte kan juist worden verweten dat hij veel te snel, zonder enig nadenken of overleg, is overgegaan tot het uitoefenen van grof geweld jegens [slachtoffer].

Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

De redengeving van de op te leggen straf en maatregel

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het primaire feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van primair ten laste gelegde, nu dit niet wettig en overtuigend bewezen is te achten, zodat in zoverre van strafoplegging geen sprake kan zijn. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat het openlijk geweld de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt, welke partiële vrijspraak in de strafmaat dient te worden verdisconteerd.

Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.

Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. De rechtbank overweegt in verband hiermee als volgt.

Verdachte heeft opzettelijk het overlijden van [slachtoffer] veroorzaakt en daarmee de nabestaanden, waaronder zijn kinderen, zijn vader en moeder en zijn broer, veel leed toegebracht.

Verdachte had niet de bedoeling het slachtoffer te doden. Wel heeft hij een onaanvaardbaar risico genomen, door bewust meermalen fors geweld uit te oefenen tegen het hoofd van het slachtoffer, welk risico zich vervolgens ook heeft verwezenlijkt.

De omstandigheden waaronder dit is gebeurd, spreken niet in verdachtes voordeel. Het geweld is uitgeoefend in het openbaar, ín en vlak voor een druk bezocht café. Enige grond om verdachtes optreden te rechtvaardigen is niet gebleken. Mocht verdachte hebben gedacht dat een dergelijke grond wèl aanwezig was, dan kan hem worden verweten dat hij, tot tweemaal toe, veel te impulsief is opgetreden. Hoe dan ook kan geen begrip bestaan voor de aard en de omvang van het jegens het slachtoffer uitgeoefende geweld.

Verdachte heeft niet duidelijk kunnen maken hoe dit alles heeft kunnen gebeuren, met name gelet op zijn persoon. Daarnaar gevraagd ter terechtzitting van 27 juni 2005, is verdachte niet verder gekomen dan het eerder vermelde ‘misverstand’.

In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt verdachte niet gekenschetst als iemand die structureel agressief is naar anderen. De rechtbank heeft geen reden om aan het van verdachte geschetste beeld te twijfelen. Anderzijds is verdachte reeds eerder terzake een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Daarnaar gevraagd ter terechtzitting heeft verdachte daarover geen nadere uitleg kunnen of willen verschaffen.

Verdachte heeft ter terechtzitting zijn spijt betuigd voor het gebeurde. Anderzijds heeft de rechtbank zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat hier ook de (te verwachten) negatieve gevolgen van het gebeurde voor zijn gezin en voor hemzelf een rol hebben gespeeld. De rechtbank kan begrijpen dat deze gevolgen verdachte in aanzienlijke mate bezig houden. Niettemin moet de rechtbank constateren dat zij niet de indruk heeft gekregen dat verdachte ten volle de verantwoordelijkheid wil nemen voor wat hij heeft gedaan en voor de gevolgen die dat voor anderen, met name aan de zijde van het slachtoffer, heeft gehad en nog zal hebben.

De vordering van de benadeelde partij

Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [benadeelde partij], [adres], zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.

Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] door het hiervoor primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € [bedrag] en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.

Nu de verdachte ter zake van het hiervoor primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [benadeelde partij], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.

De toepasselijke wettelijke bepalingen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSINGEN:

De rechtbank

- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;

- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;

- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER jaren;

- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres], te betalen een bedrag van € [bedrag] ([bedrag]);

- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;

- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], [adres], te betalen een bedrag van € [bedrag] ([bedrag]), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van [aantal] dagen;

- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;

- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij] voormeld bedrag van € [bedrag] heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;

- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € [bedrag] heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [benadeelde partij] komt te vervallen.

Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, voorzitter, mr. A.C.A. Schreinemakers en mr. R. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2005, zijnde mr. R. Niessen buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature