Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiser verzoekt verwijzing wegens connexiteit, art. 220 lid 1 Rv. Incidentele vordering afgewezen.

Het feitencomplex mag dan nagenoeg gelijk zijn, het juridisch geschilpunt is wel degelijk anders. Waar de vordering van verweerder is gebaseerd op de overeenkomst van 1 oktober 1999, is de vordering van eiser gebaseerd op de overeenkomst van 30 augustus 2011. Dat beide overeenkomsten verband houden met de overeenkomst van 13 maart 1997 maakt nog niet dat er sprake is van een zodanige samenhang dat verwijzing in de rede ligt.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 235464 / HA ZA 12-750

Vonnis in incident van 5 december 2012

in de zaak van

[eiser]

eiser in de hoofdzaak,

eiser in het incident,

advocaat mr. R.J. Bakker te Amsterdam,

tegen

[verweerder]

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

advocaat mr. F.J. Van Eeckhoutte te Amersfoort.

Partijen zullen hierna [eiser] en [verweerder] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing

- de incidentele conclusie van antwoord.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. De beoordeling in het incident

2.1. [eiser] vordert dat de hoofdzaak wordt verwezen naar de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel, om te worden gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 193073 / HA ZA 11-1054 .

2.2. [verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

2.3. In de procedure tussen partijen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad is op

26 september 2012 een vonnis gewezen in een incident ex artikel 843a Rv . In dat vonnis staan de navolgende, ook voor deze zaak relevante, feiten:

- Partijen hebben samengewerkt aan de ontwikkeling van een medisch instrument, genaamd “Prikkelgeleidingsblokkeringsinstrument”. Bij overeenkomst van 13 maart 1997 hebben partijen afgesproken dat de kosten van de octrooibescherming en de opbrengsten uit de exploitatie van het instrument tussen partijen en twee andere participanten zullen worden verdeeld in de verhouding 40% ([eiser]), 35% ([verweerder]) en twee maal 12,5% (voor de twee overige participanten).

- Met het oog op de exploitatie van genoemd instrument hebben partijen op 11 oktober 1999 een overeenkomst gesloten met het in Minnesota gevestigde bedrijf Medtronic, Inc (hierna: Medtronic).

- Medtronic heeft de uit hoofde van de overeenkomst van 11 oktober 1999 verschuldigde bedragen overgemaakt aan [eiser], die op zijn beurt bedragen heeft overgemaakt aan [verweerder] en de overige participanten. [verweerder] stelt in de hoofdzaak dat [eiser] van de door Medtronic betaalde bedragen een te laag bedrag heeft doorbetaald aan [verweerder] en vordert (kort gezegd) veroordeling van [eiser] tot betaling van het verschil, te vermeerderen met rente.

2.4. Uit dit citaat volgt dat de vraag die voorligt in de procedure die reeds aanhangig is bij de rechtbank Zwolle-Lelystad is of [eiser] op basis van de overeenkomst van 1 oktober 1999 te weinig heeft doorbetaald aan [verweerder].

2.5. In de onderhavige zaak is de vordering van [eiser] gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst tussen [verweerder] en Medtronic gedateerd 30 augustus 2011. [eiser] stelt dat uit deze laatste overeenkomst blijkt dat Medtronic een bedrag van US$ 70.000,-- aan [verweerder] diende te betalen en dat de grondslag van deze betaling naar haar aard gelijk is aan de grondslag van de betaling die door [eiser] van Medtronic is ontvangen. [eiser] bepleit dat beide vorderingen gebaseerd zijn op dezelfde overeenkomst, namelijk de overeenkomst van 13 maart 1997 en dat in beide zaken hetzelfde feitencomplex speelt. Om die reden verzoekt hij om verwijzing wegens connexiteit.

2.6. Artikel 220 lid 1 Rv. bepaalt, voor zover hier van belang, dat ingeval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, de verwijzing naar die andere rechter kan worden gevorderd. Blijkens de parlementaire geschiedenis bij dit artikel is de ratio daarvan de bevordering van de doelmatigheid van procedures en het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen. Het komt er op aan of de feitelijke en juridische geschilpunten in de ene zaak gelijk zijn aan die in de andere, of daarmee zodanig samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is.

2.7. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen. Immers, het feitencomplex mag dan nagenoeg gelijk zijn, het juridisch geschilpunt is wel degelijk anders. Waar de vordering van [verweerder] is gebaseerd op de overeenkomst van 1 oktober 1999, is de vordering van [eiser] gebaseerd op de overeenkomst van 30 augustus 2011. Dat beide overeenkomsten verband houden met de overeenkomst van 13 maart 1997 maakt nog niet dat er sprake is van een zodanige samenhang dat verwijzing in de rede ligt.

2.8. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3. De beslissing

De rechtbank

in het incident

3.1. wijst het gevorderde af,

3.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 452,00,

in de hoofdzaak

3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 16 januari 2013 voor conclusie van antwoord.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature