Uitspraak
201203966/1/R1.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Heemstede,
2. Buurt Comité Nova, gevestigd te Heemstede,
en
de raad van de gemeente Heemstede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "De Slottuin" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en BCN beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant sub 1] en BCN hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2012 waar [appellant sub 1], BCN, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en de raad, vertegenwoordigd door L.C. Wijker, M. Boor en mr. A.J. Borg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ambiance Projecten B.V., vertegenwoordigd door M.H. Joosten, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in de bouw van 95 woningen van uiteenlopende woningtypen op het perceel op de hoek van de Ingenieur Lelylaan en de Cruquiusweg.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. De raad betoogt dat [appellant sub 1] niet als belanghebbende bij het plan kan worden aangemerkt. De raad voert hiertoe aan dat de woning van [appellant sub 1] op een afstand van 230 m is gelegen van het bestreden plandeel met de bestemming "Water" en [appellant sub 1] hierop geen zicht heeft.
2.1. [appellant sub 1] woont op een afstand van ongeveer 230 m van het plandeel met de bestemming "Water". Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op het betrokken plandeel. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant sub 1] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. [appellant sub 1] heeft aangevoerd dat het plandeel een vogelaantrekkende werking heeft en dat dit gevolgen kan hebben voor de luchtvaart vanaf luchthaven Schiphol. Volgens [appellant sub 1] kunnen vliegtuigen op zijn huis neerstorten vanwege aanvaringen met vogels. Dit kan evenwel niet worden aangemerkt als een omstandigheid in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de afstand van de gronden van [appellant sub 1] tot het plangebied een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. De Afdeling acht het op voorhand uitgesloten dat de vogelaantrekkende werking van het plandeel met de bestemming "Water" van 4650 m² dergelijke gevolgen zal hebben voor de luchtvaart.
De conclusie is dat [appellant sub 1] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en dat hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening , geen beroep kan instellen.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
Het beroep van BCN
3. De raad betoogt dat BCN niet als belanghebbende bij het plan kan worden aangemerkt. De raad voert hiertoe aan dat BCN niet kan worden aangemerkt als vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid.
3.1.1. Vast staat dat BCN niet een bij notariële akte opgerichte rechtspersoon is en niet over eigen statuten beschikt. Derhalve moet worden beoordeeld of BCN kan worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek . BCN heeft stukken overgelegd waaruit volgt dat zij een ledenbestand heeft van ongeveer 50 leden en dat zij een bestuur heeft van vijf leden dat regelmatig bijeenkomt. Voorts volgt uit de stukken dat BCN is opgericht met als doelstelling het opkomen voor het behoud en de leefbaarheid van de Indische Wijk te Heemstede en dat zij ter bewerkstelliging van dit doel als eenheid deelneemt aan verschillende overlegvormen met onder andere het gemeentebestuur. Gelet op het voorgaande dient de BCN te worden aangemerkt als een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel en als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer. BCN voldoet derhalve aan de in de uitspraak van 12 maart 2008 in zaak nr. 200704378/1 genoemde vereisten om te kunnen worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid zodat BCN rechtspersoonlijkheid heeft.
Gelet op de hiervoor omschreven doelstelling en de omstandigheid dat het plangebied is gelegen binnen het territoriale werkgebied van BCN, wordt geoordeeld dat BCN door het bestreden besluit in zoverre rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Derhalve kan de BCN als belanghebbende worden aangemerkt.
4. BCN betoogt dat sprake is van geluidsoverlast afkomst van het verkeer op de Cruquiusweg op de bestaande woningen gelegen aan deze weg. Volgens BCN had de raad niet kunnen volstaan met het op grond van de Wet geluidhinder vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toegestane geluidbelasting, maar had de raad ook voor de bestaande woningen geluidsbeperkende maatregelen dienen te treffen.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden voor de ten hoogst toegestane geluidbelasting heeft vastgesteld en dat aan deze waarden kan worden voldaan.
4.2. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 7 december 2011 ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit in rechte is vast komen te staan. Niet in geschil is dat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen kan worden voldaan aan de hogere grenswaarde.
Zoals BCN ter zitting heeft toegelicht, heeft haar beroep betrekking op de geluidsoverlast ter plaatse van de bestaande woningen aan de Cruquiusweg. Volgens BCN had de raad het vaststellen van het plan moeten aangrijpen om voor deze woningen geluidsbeperkende maatregelen te treffen. Ingevolge de Wet geluidhinder is bij de vaststelling van een bestemmingsplan evenwel slechts onderzoek vereist naar de geluidsbelasting van een bestaande weg indien het bestemmingsplan nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen mogelijk maakt of indien sprake is van een reconstructie van een bestaande weg. Het plan voorziet niet in een reconstructie van de Cruquiusweg en de woningen waarop BCN doelt zijn bestaande woningen. Gelet hierop behoefde op grond van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht naar de geluidsbelasting op deze woningen en was de raad niet gehouden om maatregelen te treffen. BCN heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de ontwikkelingen in het plangebied zullen leiden tot een uit een oogpunt van geluidsdruk relevante toename van het verkeer op de Cruquiusweg, zodat de raad ook uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening voor een dergelijk akoestisch onderzoek geen aanleiding heeft hoeven zien.
5. BCN betoogt voorts dat in het plan ten onrechte is voorzien dat een deel van de strook met bomen, gelegen langs de Cruquiusweg, zal verdwijnen. BCN voert hiertoe aan dat dit in strijd is met het uitgangspunt van het plan dat de bomen in het plangebied zoveel mogelijk zullen worden behouden. Voorts ontstaat volgens BCN hierdoor een gat in de groenvoorzieningen langs de Cruquiusweg, hetgeen tot gevolg heeft dat op de voorziene woningen sprake zal zijn van een grotere geluidsbelasting. Voorts ontstaat volgens BCN door dit gat zicht op het plangebied vanaf de Cruquiusweg en zullen eenden via dit gat uitvliegen over deze weg. Ten slotte wordt de entree van Heemstede en de historische waarde van het gebied aangetast, aldus BCN.
5.1. Uit artikel 6:13 van de Awb vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, staat evenwel geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.
De zienswijze van BCN richt zich eveneens tegen de bestemmingen "Verkeer", "Groen" en "Water". Dat BCN voormelde gronden niet in haar zienswijze naar voren heeft gebracht, betekent, anders dan de raad betoogt, derhalve niet dat zij dit in beroep niet alsnog kan doen.
5.2. Vast staat dat aan de noordoostelijke kant van het plangebied een strook met de bestemming "Groen" met daarin een kleine opening met de bestemming "Water" is gelegen. De raad heeft toegelicht dat hiervoor is gekozen om het mogelijk te maken dat een deel van de voorziene woningen in het water zijn gelegen. BCN heeft niet onderkend dat langs deze bestemmingen nog een strook met groenvoorzieningen is gelegen. Deze strook ligt tussen de Cruquiusweg en de noordoostelijke plangrens en maakt derhalve geen deel uit van het plan. Vanwege de aanwezigheid van deze strook, zal de realisatie van het plan er niet toe leiden dat een gat ontstaat in de groenvoorzieningen langs de Cruquiusweg. BCN betoogt evenwel terecht dat wegens de bestemming "Water" een aantal bomen zal moeten verdwijnen. De raad heeft deze omstandigheid onderkend en in zijn belangenafweging betrokken. Anders dan BCN betoogt, heeft de raad in redelijkheid aan het belang bij het behoud van de bomen op dit stuk grond geen doorslaggevend gewicht toegekend. Hierbij heeft de raad terecht van belang geacht dat slechts een klein deel van de strook grond aan de noordoostelijke kant van het plangebied als "Water" is bestemd en dat de rest van deze strook de bestemming "Groen" heeft waarbinnen de bomen zullen worden behouden en nieuwe bomen zullen worden geplaatst.
6. BCN betoogt ten slotte dat de raad ten onrechte geen bomeninventarisatie heeft uitgevoerd op een deel van het plangebied waaraan de bestemming "Verkeer" is toegekend.
6.1. Adviesbureau RBOI heeft ten behoeve van het plan een bomeninventarisatie uitgevoerd. BCN betoogt terecht dat uit de kaarten met de indicatieve boomlocaties volgt dat de bomen op een smalle strook van ongeveer 350 m² aan de westkant van het plangebied niet zijn geïnventariseerd. Uit de bomeninventarisatie volgt evenwel dat op het grootste deel van het plandeel met de bestemming "Verkeer" de bomen zijn geïnventariseerd. De raad heeft aan het behoud van de bomen op dit plandeel geen doorslaggevend gewicht toegekend. BCN heeft niet betoogd dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. In het licht hiervan kan de enkele omstandigheid dat op een klein deel van het plandeel de bomen niet zijn geïnventariseerd niet leiden tot vernietiging van het plan.
7. In hetgeen BCN heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van Buurt Comité Nova ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012
523.