Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummers: 01/825456-11 en 01/821315-11 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 20 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],1973
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 december 2011, 23 februari 2012, 8 mei 2012, 30 juli 2012, 26 oktober 2012 en
6 november 2012.
Op de zitting van 23 februari 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 17 november 2011 (01/825456-11) en
23 januari 2012 (01/821315-11).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/825456-11 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te Oost en West Middelbeers, gemeente
Oirschot, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet voornoemde [slachtoffer 1] -onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt-
meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) te slaan en/of te schoppen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te Oost en West Middelbeers, gemeente
Oirschot, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen en/of
geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 in de gemeente Oirschot en/of Best, in
elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet op de
openbare (snel)weg met een personenauto, waarvan hij, verdachte, de bestuurder
was, met grote, in elk geval aanzienlijke, snelheid, heeft geprobeerd in te
rijden op de personenauto waarin voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich
bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 in de gemeente Oirschot en/of Best, in
elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of in Nederland [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen
daar opzettelijk dreigend op de openbare (snel)weg met een personenauto,
waarvan hij, verdachte, de bestuurder was, met grote, in elk geval
aanzienlijke, snelheid, geprobeerd in te rijden op de personenauto waarin
voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich bevonden;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2011 tot en met 30 augustus
2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente Oirschot, in elk geval in
Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op
de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer 3], in elk geval die ander te dwingen iets te
doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (onder meer),
- door meermalen persoonlijk contact te zoeken met voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- door meermalen beledigende en/of bedreigende teksten te uiten in de richting
van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- door zich meermalen op te houden in de (directe) nabijheid van (de woning
van) voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- door meermalen contact op te nemen met politie en/of het doen van valse
112-meldingen met (onder meer) de melding dat er verkrachtingen plaats
zouden vinden in de woning van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- door het meermalen veroorzaken van geluidsoverlast en/of
- door het plaatsen althans richten van een camera (gericht) op de woning van
voornoemde [slachtoffer 3];
(art. 285b Wetboek van Strafrecht)
4.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 februari
2011 tot en met 30 augustus 2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente
Oirschot, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik
heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het
nummer 112;
(art. 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/821315-11 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente
Oirschot, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
(art. 350 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 april 2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente
Oirschot, opzettelijk [slachtoffer 5] heeft mishandeld door het vernielen van
(een) ruit(en) in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer 5] waardoor
(vervolgens) een of meer glasscherven tegen/op het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 5] is/zijn gekomen, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer 01/825456-11 ten aanzien van feit 2 primair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de zaak met parketnummer 01/825456-11 onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer 01/825456-11 ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat [slachtoffer 3] aangifte heeft gedaan en een klacht heeft ingediend terzake stalking, waarin zij een beschrijving van de incidenten geeft. Van deze incidenten zijn tevens camerabeelden aanwezig. De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat door verdachte valse 112 meldingen zijn gedaan en dat een verbalisant heeft verklaard dat er in de tuin van verdachte een stellage was gecreëerd, waardoor makkelijk over de schutting naar de woning van [slachtoffer 3] gekeken kon worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Er is geen sprake van stalking, maar slechts van een burenkwestie tussen verdachte en [slachtoffer 3]. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig een inbreuk heeft gemaakt op de levenssfeer van [slachtoffer 3].
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de zaak met parketnummer 01/825456-11 onder 3 is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde belaging is een zestal feitelijke handelingen ten laste gelegd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 'meermalen persoonlijk contact heeft gezocht met [slachtoffer 3]' en 'meermalen geluidsoverlast heeft veroorzaakt'. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 3] ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen heeft opgehouden in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer 3], zodanig dat hij daarmee wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3]. Verdachte woonde ten tijde van het ten laste gelegde naast mevrouw [slachtoffer 3] en was in de hoedanigheid van buurman in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer 3]. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende concreet om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 'meermalen contact heeft opgenomen met de politie en valse 112-meldingen heeft gedaan met onder meer de melding dat er verkrachtingen plaats zouden vinden in de woning van [slachtoffer 3]'.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte door deze meldingen een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3], nu de politie in het merendeel van de gevallen geen actie heeft ondernomen op de meldingen en [slachtoffer 3] (mede) daardoor pas achteraf op de hoogte is gekomen van de meldingen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen 'dat verdachte meermalen persoonlijk contact heeft gezocht met mevrouw [slachtoffer 3]' en 'een camera, gericht op de woning van mevrouw [slachtoffer 3], heeft geplaatst'. De rechtbank is echter van oordeel dat - mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen - uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte door deze handelingen wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van mevrouw [slachtoffer 3].
Op grond van het hiervoor overwogene zal de rechtbank verdachte van feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 01/825456-11 vrijspreken.
Bewijs ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/825456-11
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde ontkend.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft primair aangevoerd dat de verklaring van aangever onvoldoende ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. De getuige heeft geen duidelijk signalement gegeven dat te herleiden is tot verdachte. Subsidiair heeft de raadsman met betrekking tot het primair tenlastegelegde aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het oordeel van de rechtbank1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard op 21 augustus 2011 omstreeks 20:15 uur aan te zijn gekomen bij [naam 1], gevestigd aan de [adres] te [woonplaats]. Aldaar herkende hij verdachte, die ook in de cafetaria was. Verdachte kende hij al acht jaar. Hij heeft verklaard dat verdachte onmiddellijk tegen hem begon te schreeuwen en op hem af vloog. Verdachte begon hem te slaan met zijn vuisten. Hij sloeg en schopte hem waar hij hem maar raken kon. [slachtoffer 1] werd naar buiten gesleurd. Voor hij het wist lag hij op de grond. Zijn T-shirt is hierdoor gescheurd. Hij voelde dat verdachte hem hard schopte tegen zijn rug en billen. Dat deed hem erg pijn. Hij schopte hem twee of drie keer. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij een verwonding had aan zijn rechterarm.2
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 21 augustus 2011 omstreeks 20:15 uur als serveerster aan het werk was in [naam 1]". Zij zag dat er een man het cafetaria binnen liep. Toen hij bij de toonbank was, werd hij gelijk door de dader bij zijn keel gepakt en tegen de grond gegooid. De dader pakte hem op en sleurde hem naar buiten. Buiten gooide hij de man weer op de grond en sloeg en schopte hij de man, terwijl deze op de grond lag. De dader schopte en sloeg de man opzettelijk en met kracht, met gebalde vuisten en geschoeide voet.3
[verbalisant 1] heeft [slachtoffer 1] zittend op een bank aangetroffen met gescheurd T-shirt en wond aan de rechterarm.4
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige]. Daarnaast is niet gebleken van feiten of omstandigheden die het aannemelijk maken dat [slachtoffer 1] een reden heeft gehad om verdachte ten onrechte te belasten. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 1] op 21 augustus 2011 heeft mishandeld.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] en de constateringen van verbalisant [verbalisant 1], leidt de rechtbank af dat er met kracht geslagen en geschopt is. Door het terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen met gebalde vuist te slaan en met geschoeide voet te schoppen heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] ten gevolge van dit handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Nu dit gevolg niet is ingetreden is er sprake van poging tot zware mishandeling.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij het onder 2 ten laste gelegde ontkend.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman is van mening dat de twee aangiftes onvoldoende overtuigend bewijs opleveren. Het is onduidelijk welke handelingen verdachte precies verricht heeft. Er is geen nader onderzoek gepleegd en er zijn geen getuigen bekend.
Het oordeel van de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij zich op 5 augustus 2011 bevond in haar auto, samen met [slachtoffer 4] als bestuurder. Onderweg zag zij verdachte, die reed in een donkerblauw met witte Volvo personenauto. Zij zagen dat verdachte op een gegeven moment achter hen aan kwam rijden en naast hen stil kwam te staan. Verdachte ging schreeuwend tegen hen tekeer en gooide een appel tegen hun auto. Toen zij de A58 richting Best op reden, zag zij dat verdachte achter hen aan de snelweg op reed. [slachtoffer 4] heeft geprobeerd hem af te schudden, maar dat lukte niet. Ter hoogte van Best heeft zij 112 gebeld om melding te maken van de situatie, omdat ze echt bang was dat het verkeerd af zou lopen. Aangekomen bij knooppunt Ekkersrijt zag zij dat verdachte door stuurbewegingen naar rechts, hen van de weg af probeerde te drukken of af probeerde te snijden. Hij probeerde met zijn auto in hun auto te beuken. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze dit ze erg beangstigend vond, omdat ze niets kon doen.5
[slachtoffer 3] heeft later verklaard dat de snelheid waarmee verdachte op hen in probeerde te rijden lag tussen de 80 en 100 kilometer per uur.6
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 5 augustus 2011 optrad als bestuurder van een personenauto. Hij zag het voertuig van verdachte rijden, zijnde een oude Volvo, donkerblauw met wit van kleur, zijnde een oldtimer. Hij zag dat verdachte naast hem stopte en hoorde dat hij zei 'Kom maar uit de auto, dan vechten we het uit' of woorden van gelijke strekking. Ook zag hij dat door verdachte een voorwerp tegen de auto werd gegooid. Toen hij op de snelweg A58 reed, zag hij dat verdachte ook de snelweg op reed. [slachtoffer 4] heeft verklaard met vlagen 140 kilometer per uur te zijn gaan rijden om zo verdachte af te kunnen schudden. Verdachte kon hen echter redelijk bijhouden. Ondanks dat hij zoveel mogelijk op de weg probeerde te letten, zag hij dat verdachte hen probeerde te beuken of rammen. Verdachte probeerde hen meerdere malen van de weg te rijden.7
De verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ondersteunen elkaar. Er is daarnaast niet gebleken van feiten of omstandigheden die het aannemelijk maken dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] een reden hebben gehad om verdachte ten onrechte te belasten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn personenauto heeft geprobeerd in te rijden op de personenauto waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich bevonden, waardoor bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de redelijke vrees is opgewekt dat zij zouden verongelukken en ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij het onder 4 ten laste gelegde ontkend.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde. De raadsman heeft hierbij verwezen naar het door hem aangevoerde ten aanzien van feit 3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 februari 2011 omstreeks 20:09 uur is er een melding binnen gekomen bij de meldkamer van de politie regio Brabant Zuid-Oost. [verbalisant 2] herkende de stem van de melder als die van verdachte. Zijn collega's zijn naar aanleiding van de melding ter plaatse gegaan. Ter plaatse bleek dat er niets aan de hand was. [verbalisant 2] heeft verklaard dat verdachte een valse melding via 112 heeft gedaan onder een valse naam.8
Op 2 maart 2011 werd op de 112 alarmcentrale een melding gedaan dat er personen zouden worden verkracht in perceel [adres] te [woonplaats] [verbalisant 2] heeft het opgenomen gesprek teruggeluisterd en herkende de stem van de melder als die van verdachte. Zijn collega's zijn poolshoogte gaan nemen op het adres [adres], maar zagen geen licht branden en hoorden ook geen stemmen in het betreffende perceel.9
[verbalisant 2] heeft verklaard dat de 112 alarmcentrale met regelmaat valse meldingen heeft ontvangen, welke telkens inhouden dat er verkrachtingen plaats zouden vinden in perceel [adres] te [woonplaats]. Als vervolgens de noodhulp ter plaats ging om te kijken of er iets aan de hand was, bleek in alle gevallen dat er niets aan de hand was en dat er sprake was van een valse melding.
De medewerkers van de alarmcentrale herkenden bijna altijd verdachte als de melder. Enkele keren heeft hij gebruik gemaakt van een andere naam, maar vaak werd ook dan de stem van verdachte herkend of waren de meldingen zo specifiek dat deze meldingen herkend werden als zijnde afkomstig en gedaan door verdachte.
[verbalisant 2] heeft verklaard dat hij weet dat alleen verdachte meldingen maakt over het adres [adres] en dat die meldingen bijna altijd dezelfde inhoud hebben. Verdachte heeft bepaalde nachten tot wel 10 maal toe naar het alarmnummer 112 gebeld. In de periode van 3 mei 2011 tot en met 10 juli 2011 zijn in ieder geval veertien valse meldingen gedaan.10
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan voornoemde op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de betrokken periode meermalen valse meldingen heeft gedaan op het alarmnummer 112, zoals hierna is bewezen verklaard.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is bewezen verklaard.
Bewijs ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/821315-11
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verklaring van verdachte kan bijdragen tot het bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat de ruit al kapot was en dat niet van het tegendeel is gebleken. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de mishandeling van [slachtoffer 5] geen bevestiging vindt in het dossier.
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de verklaring van verdachte van 22 april 2011 onrechtmatig is verkregen, omdat verdachte buiten heterdaad is aangehouden zonder bevel daartoe van de officier van justitie. De raadsman is van mening dat dit tot bewijsuitsluiting, subsidiair tot strafvermindering zou moeten leiden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Verbalisanten zijn direct na de melding van aangeefster ter plaatse gegaan en zagen aldaar dat verdachte zich had opgesloten in zijn woning. Verbalisanten hebben voortdurend onderzoek gedaan naar verdachte, tot het moment van aanhouding. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een aanhouding op heterdaad en dat er gelet op artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering geen bevel van de officier van justitie tot aanhouding vereist was. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich op 22 april 2011 in zijn woning aan [adres] te [gemeente], bevond. Verdachte heeft een panlat gepakt en heeft hiermee vanuit zijn tuin tegen het raam van de buurvrouw, [slachtoffer 3], getikt.11
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij zich op 22 april 2011 bevond in de keuken bij [slachtoffer 3], wonende op [adres] te Middelbeers. Hij zag verdachte met een stok over de schutting hangen. Vervolgens zag hij dat verdachte met deze stok tegen de ruit aan sloeg en dat de ruit kapot ging. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op dit moment
30 centimeter van het raam vandaan stond en dat er glasscherven op hem terecht kwamen. Ten gevolge hiervan kreeg hij meerdere snijwondjes op zijn armen en handen. Hij voelde pijn aan deze wondjes.12
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 22 april 2011 met twee vrienden in haar keuken zat in haar woning gelegen aan [adres] in Middelbeers. Zij zag verdachte over de schutting hangen, welke zich bevindt tussen zijn woning en haar woning. Enig moment later is zij de keuken uitgelopen. Kort daarop hoorde ze een harde knal en glasgerinkel en zag ze dat de ruit van het keukenraam kapot was. Door dit gebeuren is [slachtoffer 5] gewond geraakt. Hij had sneeën op zijn arm en handen.13
Getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zich op 22 april 2011 in de keuken van [slachtoffer 3] bevond. Hij zag dat verdachte een houten balk met een zwaaiende beweging met kracht in de richting van het keukenraam bewoog. Kort daarop hoorde hij een klap en glasgerinkel. Hij zag dat verdachte met de houten balk de ruit kapot had geslagen.14
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hebben verklaard dat verdachte met een houten stok, respectievelijk balk, de ruit van [slachtoffer 3] kapot heeft geslagen. De verklaringen worden ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 3]. Verdachte zelf heeft verklaard met een panlat tegen het raam te hebben getikt.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de ruit gebroken is doordat deze al kapot was en acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit vernield heeft door hier met een houten stok of balk tegen aan te slaan.
De rechtbank is van oordeel dat de mishandeling van [slachtoffer 5] voldoende wettig en overtuigend bewezen wordt door de hiervoor genoemde verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3]. Zij geven beide aan dat [slachtoffer 5] door het breken van de ruit glasscherven tegen zich aan heeft gekregen en daardoor gewond is geraakt aan zijn armen en handen.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna is bewezen verklaard.
De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
In de zaak met parketnummer 01/825456-11:
1.
op 21 augustus 2011 te Oost en West Middelbeers, gemeente Oirschot, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] -onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt- meermalen (met gebalde vuist) heeft geslagen en heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 05 augustus 2011 in het arrondissement 's-Hertogenbosch, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend op de openbare (snel)weg met een personenauto, waarvan hij, verdachte, de bestuurder was, met aanzienlijke snelheid, geprobeerd in te rijden op de personenauto waarin voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich bevonden;
4.
meermalen in de periode van 01 februari 2011 tot en met 30 augustus 2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente Oirschot, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het nummer 112;
In de zaak met parketnummer 01/821315-11:
1.
op 22 april 2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente Oirschot, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield.
2.
op 22 april 2011 te Oost -en West Middelbeers, gemeente Oirschot, opzettelijk [slachtoffer 5] heeft mishandeld door het vernielen van een ruit in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer 5] waardoor een of meer glasscherven tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 5] is/zijn gekomen, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/825456-11
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het feit niet te kwalificeren is, nu niet duidelijk is wat bedoeld wordt met 'heeft geprobeerd in te rijden', zoals opgenomen in de tenlastelegging. De raadsman is van mening dat indien het proberen in te rijden niet gelukt is, dit geen strafbaar feit oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat de bewoording van de tenlastelegging voldoende duidelijk is en ziet geen reden om te oordelen dat het feit niet te kwalificeren is.
Het bewezenverklaarde levert het in de uitspraak vermelde strafbare feit op.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/821315-11
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht tussen de feiten 1 en 2. Het vernielen van de ruit en het daarmee mishandelen van [slachtoffer 5] valt in meer dan één strafbepaling. Het bewezenverklaarde kan gekwalificeerd worden als het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht en als het misdrijf van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal de feiten meervoudig kwalificeren.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel
De eis van de officier van justitie
- een gevangenisstraf voor de duur van 448 dagen met aftrek van het voorarrest;
- terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van 2 jaar;
- toewijzing van de vordering van [slachtoffer 3] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij het bepalen van zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de documentatie van verdachte.
De officier van justitie heeft in het bijzonder rekening gehouden met de geestesvermogens van verdachte. De officier van justitie is van mening dat bij verdachte sprake was van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens tijdens het begaan van de delicten. Oplegging van terbeschikkingstelling is derhalve mogelijk en wenselijk. Ondanks dat verdachte niet heeft meegewerkt aan enig psychologisch of psychiatrisch onderzoek, is de officier van justitie van mening dat er voldoende steun is te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen blijkens de stukken in het dossier wel hebben kunnen vaststellen en hetgeen overigens aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de stoornis van verdachte zodanig is dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht veel te lang is. Het is onmogelijk om verdachte ter beschikkingstelling met dwangverpleging (TBS) op te leggen, want er is geen stoornis vastgesteld, het rapport van het Pieter Baan Centrum geeft juist contra-indicaties voor TBS en het opleggen van TBS voor de tenlastegelegde feiten is niet proportioneel.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de gevolgen die het handelen van verdachte voor de slachtoffers heeft gehad. Door het handelen van verdachte hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] lichamelijk letsel opgelopen en pijn geleden. Ook heeft het handelen van verdachte psychische gevolgen gehad voor [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] is blijkens zijn schriftelijke slachtofferverklaring sinds de mishandeling bang voor verdachte en kan minder van het leven genieten.
Verdachte heeft daarnaast vrees opgewekt bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]. Zij dachten dat verdachte hen van de weg af zou rijden en dat zij zouden kunnen verongelukken. [slachtoffer 3] heeft verklaard door het handelen van verdachte zeer angstig te zijn.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank er tevens rekening mee dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten, deels met betrekking tot dezelfde slachtoffers, is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Nu de rechtbank verdachte van het in de zaak met parketnummer 01/825456-11 onder
2 primair en onder 3 ten laste gelegde vrijspreekt, zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank heeft het verweer van de raadsman dat in de zaak met parketnummer 01/821315-11 sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, verworpen en zal dit dan ook niet betrekken in haar strafmaat.
P.E. Geurkink, psycholoog en K.R. Kruisdijk, psychiater, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, hebben in hun rapportage van 1 november 2012 geconcludeerd dat zij door betrokkenes weigering tot medewerking, geen diagnoses kunnen bevestigen noch uitsluiten.
Ongeacht of er ten tijde van de begane feiten sprake was van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling bij verdachte, zal de rechtbank geen maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet van een dusdanige ernst zijn dat zij de terbeschikkingstelling van verdachte rechtvaardigen.
De rechtbank heeft bij aparte beslissing de voorlopige hechtenis met ingang van 7 november 2012 reeds opgeheven.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering geheel toe te wijzen. De officier van justitie is van mening dat de vordering voldoende onderbouwd is en het gevorderde schadebedrag redelijk is te noemen. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met de eerdere mishandeling van [slachtoffer 1] door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, omdat verdachte van de ten laste gelegde feiten vrijgesproken zou moeten worden. Tevens is de raadsman van mening dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en subsidiair dat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit (feit 1 van 01/825456-11) toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding van € 400,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Bij de beoordeling betrekt de rechtbank de onderbouwing van de vordering en voorts de schadebedragen die bij soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende van de vordering. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering geheel toe te wijzen. De officier van justitie is van mening dat het materiële gedeelte van de vordering voldoende is onderbouwd. Met betrekking tot het immateriële gedeelte, heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat [slachtoffer 3] veel heeft moeten doorstaan en dat een hoog schadebedrag derhalve op zijn plaats is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, omdat verdachte van de ten laste gelegde feiten vrijgesproken zou moeten worden. De raadsman is van mening dat het plaatsen van de camera's, alsmede de overige materiële kosten, geen rechtstreeks verband houden met de ten laste gelegde feiten. Daarnaast is de raadsman van mening dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en dat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten (feit 2 subsidiair van 01/825456-11 en feit 1 van 01/821315-11) toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding van € 400,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop dat gedeelte van de vordering betrekking heeft.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
In het dossier bevindt zich een voegingsformulier van [slachtoffer 4], waarin geen schadebedrag is gevorderd. De rechtbank zal dit voegingsformulier om die reden buiten beschouwing laten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 55, 57, 60a, 142, 285, 300, 302,
350.
DE UITSPRAAK
T.a.v. 01/825456-11 feit 2 primair, feit 3:
Vrijspraak
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/825456-11 feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling
T.a.v. 01/825456-11 feit 2 subsidiair:
Bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
T.a.v. 01/825456-11 feit 4:
Opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een
alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd.
T.a.v. 01/821315-11 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
T.a.v. 01/821315-11 feit 2:
mishandeling,
in eendaadse samenloop gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. 01/825456-11 feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 4 en 01/821315-11 feit
1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 2 7
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/825456-11 feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,--, subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 400,--
(zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1],
van een bedrag van EUR 400,-- (zegge: vierhonderd euro), betreffende
immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering
(resterende deel immateriële schade) niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01/825456-11 feit 2 subsidiair, 01/821315-11 feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,-- subsidiair 8 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 400,--
(zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 400,--
betreffende immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3],
van een bedrag van EUR 400,-- (zegge: vierhonderd euro), betreffende
immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering,
betreffende de materiële schade en het resterende deel immateriële schade, niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Boer, griffier,
en is uitgesproken op 20 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, afdeling Best Oirschot Son, registratienummer PL22012011128968 (verder: eind proces-verbaal 1), dan wel bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, afdeling Best Oirschot Son, registratienummer PL2201 2011059779 (verder: eind proces-verbaal 2).
2 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 21 augustus 2011, p. 43-44 van het eind proces-verbaal 1.
3 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 21 augustus 2011, p. 49-50 van het eind proces-verbaal 1.
4 Bijlage met gegevens t.b.v. het opsporingsonderzoek, p. 47 van het eind proces-verbaal 1.
5 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 6 augustus 2011, p. 31-32 van het eind proces-verbaal 1.
6 Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 9 augustus 2011, p. 35 van het eind proces-verbaal 1.
7 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 29 augustus 2011, p. 38 van het eind proces-verbaal 1.
8 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2011, p. 55-57 van het eind proces-verbaal 1.
9 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2011, p. 58 van het eind proces-verbaal 1.
10 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2011, p. 53 van het eind proces-verbaal 1.
11 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 april 2011, p. 16-17 van het eind proces-verbaal 2.
12 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 22 april 2011, p. 22 van het eind proces-verbaal 2.
13 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 22 april 2011, p. 21-22 van het eind proces-verbaal 2.
14 Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 22 april 2011, p. 24 van het eind proces-verbaal 2.