Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Hoogte dagloon. De aan appellant verstrekte onkostenvergoeding is door de werkgever niet meegenomen in de loonopgave. In dit verband is eveneens relevant dat bij de wijziging van het Besluit dagloonregels van 10 december 2007, Stb. 2007 op bladzijde 5 van de nota van toelichting is vermeld dat het uitgangspunt is dat het loonbegrip voor de bepaling van het dagloon gelijk is aan loonbegrip voor de bepaling van het loon waarover premies werknemersverzekeringen worden geheven. De aan appellant verstrekte onkostenvergoeding behoort daarom op grond van artikel 1, eerste lid, onder j, van het Besluit dagloonregels niet tot het loon en dient buiten beschouwing te blijven bij de dagloonvaststelling WW.

Uitspraak



11/7173 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 november 2011, 11/727 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.]

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak 9 november 2012.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 september 2012, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is op 18 juni 2001 in dienst getreden bij [naam werkgever] (werkgever) als chauffeur Internationaal Transport. Op de door appellant en werkgever gesloten arbeidsovereenkomst is de Collectieve arbeidsovereenkomst voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (cao) van toepassing verklaard. Op 27 maart 2009 heeft de rechtbank het faillissement uitgesproken over de werkgever. Aan appellant is bij gecorrigeerd besluit van 5 juni 2009 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend met ingang van 12 mei 2009 tot en met

11 januari 2012 op basis van een dagloon van € 156,68.

1.2. Appellant heeft tegen de dagloonvaststelling bezwaar gemaakt omdat daarbij geen rekening is gehouden met de onkostenvergoeding die op basis van de cao aan appellant is uitbetaald en die volgens appellant een wezenlijk deel uitmaakte van zijn inkomen. Het bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 19 augustus 2009 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing op bezwaar is appellant in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij uitspraak van 28 oktober 2010 geoordeeld dat het besluit van 19 augustus 2009 een deugdelijke grondslag ontbeert omdat dit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en ontoereikend is gemotiveerd. Het beroep is gegrond verklaard, het besluit is vernietigd en het Uwv is opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. In de nieuwe beslissing op bezwaar van 3 februari 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant opnieuw ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het aan het Uwv opgedragen onderzoek zeer beperkt van aard en opzet is geweest, stelt de rechtbank vast dat uit de door het Uwv vergaarde informatie in ieder geval is komen vast te staan dat over de aan appellant op grond van de cao betaalde onkostenvergoeding geen loonbelasting is ingehouden. De rechtbank is van oordeel dat de aan appellant uitbetaalde onkostenvergoeding dient te worden aangemerkt als een vrije vergoeding in de zin van de artikelen 11 en 15 van de Wet op de loonbelasting 1964 en daarmee niet tot het loon behoort. Het wettelijk systeem dat volgt uit artikel 45, tweede lid, van de WW brengt dan met zich mee dat de op grond van de cao aan appellant uitbetaalde onkostenvergoeding niet kan worden betrokken bij de berekening van het WW-dagloon.

3. Appellant voert in hoger beroep, kort samengevat, aan dat door het Uwv geen stukken zijn overgelegd, maar dat is volstaan met telefoonnotities en dat geen feitelijke informatie van de belastingdienst is overgelegd. Uit informatie van de belastingdienst zou volgens appellant moeten blijken dat de onkostenvergoeding in dit geval dient te worden meegenomen in het dagloon. Appellant verzoekt om bij een (gedeeltelijke) gegrondverklaring het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding.

4. Het Uwv heeft er in haar verweerschrift op gewezen dat uit de tekst van het Besluit van 12 maart 2004 van de staatssecretaris van Financiën inzake het Convenant kostenvergoedingen CAO beroepsgoederenvervoer kan worden opgemaakt dat sprake is van een onbelaste onkostenvergoeding. Het Uwv wijst er daarbij op dat door appellant geen gegevens zijn overgelegd waaruit blijkt dat de belastingdienst een ander uitgangspunt hanteert waar het de fiscale gevolgen van de onkostenvergoeding betreft.

5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

5.1. Op grond van artikel 45, tweede lid, van de WW worden over de vaststelling van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld. Deze regels zijn neergelegd in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit dagloonregels). In artikel 1, eerste lid, onder j, van het Besluit dagloonregels wordt onder laan verstaan het loon bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Artikel 16, eerste lid, van de Wfsv bepaalt dat voor het loonbegrip aansluiting wordt gezocht bij de Wet op de loonbelasting 1964. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is loon al hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten [….], daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Uit de artikelen 11, 15, 15a en 15b van de Wet op de loonbelasting 1964 , zoals deze luidden ten tijde hier van belang, volgt welke vergoedingen geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking en daarmee niet tot het loon behoren. Artikel 15d van de Wet op de loonbelasting 1964 regelt dat vaste vergoedingen geen vrije vergoedingen zijn voor zover niet is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels. Uit artikel 47 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 volgt dat vaste vergoedingen niet tot het loon behoren, voor zover deze per kostencategorie naar aard en veronderstelde omvang van de kosten zijn gespecificeerd en daaraan voorts - op verzoek van de inspecteur - een steekproefsgewijs onderzoek van de werkelijk gemaakte kosten ten grondslag ligt.

5.2. De onkostenvergoeding die appellant heeft ontvangen is een vaste vergoeding die is gebaseerd op de cao. Uit het telefonisch onderzoek van het Uwv is gebleken dat op deze onkostenvergoedingen geen premies en loonbelasting zijn ingehouden en dat daarover door de bij de cao betrokken werkgeversorganisaties afspraken zijn gemaakt met de belastingdienst. Zoals blijkt uit het door het Uwv bij het verweerschrift overgelegde Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 12 maart 2004 zijn die afspraken vastgelegd in een convenant. Aan de hand hiervan moet dan ook worden aangenomen dat de verstrekte onkostenvergoeding niet bovenmatig is geweest. Op grond daarvan dient, evenals de rechtbank heeft gedaan, worden vastgesteld dat hier sprake is van een vrijgestelde onkostenvergoeding.

5.3. Mede is van belang dat op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels de werknemer geacht wordt zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan. Het Uwv dient uit te gaan van de loonopgave van de werkgever. De aan appellant verstrekte onkostenvergoeding is door de werkgever niet meegenomen in de loonopgave. In dit verband is eveneens relevant dat bij de wijziging van het Besluit dagloonregels van 10 december 2007, Stb. 2007 op bladzijde 5 van de nota van toelichting is vermeld dat het uitgangspunt is dat het loonbegrip voor de bepaling van het dagloon gelijk is aan loonbegrip voor de bepaling van het loon waarover premies werknemersverzekeringen worden geheven. De aan appellant verstrekte onkostenvergoeding behoort daarom op grond van artikel 1, eerste lid, onder j, van het Besluit dagloonregels niet tot het loon en dient buiten beschouwing te blijven bij de dagloonvaststelling WW.

5.4. Uit de overwegingen 5 tot en met 5.4 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- bevestigt de aangevallen uitspraak;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2012.

(getekend) T. Hoogenboom

(getekend) J.R. Baas

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature