Uitspraak
10/6455 WIA, 10/6456 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Haarlem van 10 november 2010, 09/4745 (aangevallen uitspraak 1) en 09/4911 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
Stichting [naam stichting] te Haarlem (betrokkene)
[A. te B.] (werkneemster)
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft de hoger beroepen ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. A.C.A. Heijman een verweerschrift ingediend.
Namens werkneemster heeft [naam echtgenoot werkneemster] een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft naar aanleiding van de ingediende verweerschriften reacties van de bezwaarverzekeringsarts ingediend.
Namens betrokkene zijn nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2012. Werkneemster was in persoon aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot [naam echtgenoot werkneemster]. Namens betrokkene waren aanwezig mr. Heijman en L.M.T. Duppen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.P.A. Loogman.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 24 februari 2009 heeft appellant het tijdvak waarin werkneemster jegens betrokkene als werkgeefster recht heeft op loon tijdens ziekte, verlengd met 52 weken. Die verlenging - ook wel kortweg loonsanctie genoemd - is opgelegd in aansluiting op de afloop van de normale wachttijd van 104 weken op de grond dat door betrokkene onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht, terwijl daarvoor geen deugdelijke grond aanwezig was. Daarbij heeft het Uwv toepassing gegeven aan artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), in verbinding met artikel 65 van die wet.
1.2. Betrokkene heeft tegen het besluit van 24 februari 2009 bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van eveneens 24 februari 2009 heeft appellant de behandeling van de aanvraag van werkneemster om een uitkering ingevolge de Wet WIA opgeschort vanwege de aan betrokkene opgelegde loonsanctie.
1.4. Werkneemster heeft tegen het in 1.3 genoemde besluit van 24 februari 2009 bezwaar gemaakt.
1.5. Bij besluit van 26 augustus 2009 (bestreden besluit) heeft appellant de bezwaren van betrokkene en van werkneemster, onder verwijzing naar de rapportages van bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek van 30 juni/28 juli 2009 en van bezwaararbeidsdeskundige P.W.A. Thoen van 13 augustus 2009, ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank is appellant er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat betrokkene onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat tijdcontingent handelen ook in dit geval tot meer resultaat zou hebben geleid dan de wat meer klachtencontingente aanpak van (de bedrijfsarts van) betrokkene. Daarbij acht de rechtbank van belang dat werkneemster er nimmer in geslaagd is meer dan 15 uren per week te werken in aangepaste werkzaamheden bij betrokkene. Gelet op de informatie over de werkhervatting van werkneemster kon appellant niet volstaan met te verwijzen naar de aanbevolen handelwijze bij aspecifieke klachten, zonder daarbij tevens de inzichten van Heliomare, waar werkneemster een revalidatietraject heeft gevolgd, te betrekken.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank, onder verwijzing naar aangevallen uitspraak 1, het beroep van werkneemster gegrond verklaard.
3.1. In de hoger beroepen tegen beide aangevallen uitspraken heeft appellant gelijkluidende gronden aangevoerd en (samengevat) gesteld dat de rechtbank een onjuiste conclusie heeft getrokken uit de medische informatie van Heliomare. De bezwaarverzekeringsarts heeft er op gewezen dat Heliomare heeft aanbevolen indien mogelijk tot verdere opbouw in uren te komen onder begeleiding van de bedrijfsarts; er zijn geen medische contra-indicaties voor een uitbouw in uren van de werkzaamheden. Door betrokkene en werkneemster is niet inzichtelijk gemaakt waarom ondanks het advies van Heliomare niet tot een uitbreiding van uren is gekomen. Zowel door de verzekeringsarts als door de bezwaarverzekeringsarts is bevestigd dat er geen sprake is van overwegend medische factoren die er toe leiden dat werkneemster zich niet tot uitbreiding van haar werkuren in staat acht, doch dat sprake is van overwegend gedragsmatige en werkgerelateerde factoren. Ten onrechte is er gekozen voor een klachtcontingente benadering.
3.2. De verweerschriften van betrokkene en van werkneemster strekken tot bevestiging van de aangevallen uitspraken.
4. De Raad oordeelt als volgt.
Ten aanzien van het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1.
4.1. Gezien de standpunten van partijen is in dit hoger beroep in geschil of appellant terecht het tijdvak waarin de werknemer recht heeft op loon tijdens ziekte met 52 weken heeft verlengd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of sprake is geweest van onvoldoende re-integratie-inspanningen door betrokkene, als bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet WIA .
4.2. Het standpunt van appellant dat betrokkene onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht is gebaseerd op de conclusies in de rapportages van verzekeringsarts R.T. Lansbergen van 14 januari 2009 en van arbeidsdeskundige A.C.W. Rood van 11 februari 2009 en in bezwaar op de in 1.5 genoemde rapportages van bezwaarverzekeringsarts Koek en van bezwaararbeidsdeskundige Thoen. De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage, na overleg met de bedrijfsarts en na kennis te hebben genomen van de medische informatie van Heliomare geconcludeerd dat gelet op het aspecifieke karakter van de klachten een meer tijdcontingent beleid aangewezen was, er is een overmatig klachtcontingent beleid gevoerd. De bedrijfsarts heeft in overeenstemming met de NVAB richtlijn gehandeld door een multicausale analyse te laten maken. De verzekeringsarts acht de inschatting van de bedrijfsarts van de arbeidsmogelijkheden plausibel, maar de tijdcontingente benadering is gaandeweg uit het oog verloren. Direct in aansluiting op het revalidatietraject bij Heliomare, in augustus 2008 had een tijdcontingente opbouw moeten plaats vinden waardoor inmiddels sprake had kunnen zijn van een volledige werkhervatting in de oorspronkelijke arbeidsduur van 30 uur per week. De verzekeringsarts acht werkneemster aangewezen op rug-, nek- en armsparend werk, beperkt in hanteren van stressvolle situaties en ten aanzien van tijdsdruk, hectische werkomstandigheden en conflictsituaties. Indien voldoende rekening wordt gehouden met deze beperkingen bestaat geen indicatie voor een urenbeperking.
De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat het re-integratie resultaat niet bevredigend is aangezien de werkneemster niet is gere-integreerd in werk tegen loonwaarde voor meer dan tien uur per week. Het werkhervattingsschema werd niet opnieuw opgesteld. Er is sprake van onvoldoende re-integratie-inspanning omdat er na afronding van het traject bij Heliomare geen tijdcontingente re-integratie heeft plaatsgevonden, zonder dat daartoe een deugdelijke grond aanwezig was. De regie is daarbij overgelaten aan de bedrijfsarts.
De bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven dat gelet op de gestelde diagnose al in oktober 2008 geconcludeerd kon worden dat in geval van drukke werkzaamheden halve dagen het maximaal haalbare was. De bezwaarverzekeringsarts heeft daarbij aangegeven dat werkneemster weliswaar beperkingen heeft in het persoonlijk en sociaal cognitief functioneren, maar dat er geen specifieke werktijdenbeperking noodzakelijk is indien in voldoende mate rekening wordt gehouden met deze beperkingen. Medisch gezien kan gekozen worden voor wat drukkere werkzaamheden gedurende halve dagen of voor minder drukke werkzaamheden en werk dat meer tegemoet komt aan de cognitieve beperkingen voor meer uren per dag, mogelijk zelfs hele dagen.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat geen bevredigend resultaat is bereikt, aangezien sprake is van 10 tot 15 uur per week werk in het eigen aangepaste werk, met relatief drukke werkzaamheden; zodoende is de situatie van halve dagen werken niet bereikt. Nu reeds in oktober 2008 bekend was dat in relatief drukke werkzaamheden maar halve dagen gewerkt kan worden, had er vanaf dat moment aandacht moeten zijn voor voor duurzame werkhervatting in meer routinematige werkzaamheden waarmee een hogere omvang in uren gerealiseerd had kunnen worden en duurzaam meer inkomsten hadden kunnen worden verkregen. Betrokkene had moeten zoeken naar passend werk binnen de eigen organisatie, dan wel tijdig stappen moeten zetten richting tweede spoor. Er zijn re-integratiekansen gemist door genoemde afweging niet te maken en door gericht te blijven op (aangepast) eigen werk in beperkte omvang, waarmee een klachtcontingente benadering is gevolgd.
4.3. De stukken bieden voldoende steun voor het standpunt van appellant dat betrokkene onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht door, hoezeer begrijpelijk ook, de inspanningen uitsluitend te richten op hervatting in het eigen, aangepaste werk. Daarbij is ten onrechte een klachtcontigente benadering gevolgd. In dit verband verdient aandacht dat er onvoldoende medische gegevens zijn op grond waarvan aangenomen moet worden dat werkneemster niet in staat is gedurende meer dan 15 uur per week passende werkzaamheden te verrichten en dat betrokkene en werkneemster deze urenomvang ten onrechte leidend hebben geacht. De rapportages van de (bezwaar)verzekeringsarts en (bezwaar)arbeidsdeskundige zijn zorgvuldig tot stand gekomen, appellant heeft daarmee inhoudelijk overtuigend gemotiveerd dat de re-integratie-inspanningen van betrokkene onvoldoende zijn geweest, zonder dat daartoe een deugdelijke grond aanwezig was. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat de informatie van Heliomare op afdoende wijze door de verzekeringsartsen in hun rapportages is betrokken, nu uit deze informatie volgt dat er geen medische contra-indicatie is voor een uitbouw van de werkzaamheden en voor een verdere opbouw in uren, onder begeleiding van de bedrijfsarts. Het hoger beroep slaagt, aangevallen uitspraak 1 dient vernietigd te worden en het beroep moet alsnog ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2.
5. Gelet op de samenhang tussen beide aangevallen uitspraken en hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, behoeft het hoger beroep tegen deze aangevallen uitspraak geen verdere behandeling. Het hoger beroep slaagt, aangevallen uitspraak 2 dient vernietigd te worden en het beroep moet alsnog ongegrond worden verklaard.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt aangevallen uitspraak 1;
- verklaart het beroep van betrokkene ongegrond;
- vernietigt aangevallen uitspraak 2;
- verklaart het beroep van werkneemster ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J. Riphagen en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) Z. Karekezi
NW