Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling ter zake van diefstal van sieraden op handelsbeurs in Utrecht

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/053481-12 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 juli 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1975] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats], [adres]

raadsman mr. D. Gürses, advocaat te Utrecht

1. Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

(feit 1 en 2) in de periode van 3 oktober 2011 tot en met 6 maart 2012 in Utrecht sieraden heeft gestolen.

3. De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs, mede gelet op de verklaring van verdachte.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:

- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van de politierechter d.d. 20 april 2012 en zijn bevestiging van deze verklaring ter terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 29 juni 2012;

- de aangifte door de heer [aangever 1] namens [bedrijf 1] ;

- de aangifte door de heer [aangever 2] namens [bedrijf 2]

4.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

in de periode van 3 oktober 2011 tot en met 6 maart 2012 te Utrecht meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid gouden sieraden, toebehorende aan [bedrijf 1];

2.

op 6 maart 2012 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [bedrijf 2]

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5. De strafbaarheid

5.1. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Ten aanzien van feit 1:

Diefstal, meermalen gepleegd

Ten aanzien van feit 2:

Diefstal

5.2. De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft namens verdachte bepleit een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een proeftijd als stok achter de deur.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft op een handelsbeurs in Utrecht meerdere keren op brutale wijze sieraden weggenomen bij twee groothandels. Verdachte heeft hierbij een forse hoeveelheid sieraden buitgemaakt en de benadeelden veel schade en overlast bezorgd. Bovendien heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in klanten, die ook zelf ondernemer zijn, wordt gesteld.

Het motief van verdachte, te weten dat hij nauwelijks financieel het hoofd boven water kon houden, is geen enkele rechtvaardiging voor zijn handelen.

In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.

Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.

7. De benadeelde partij

De benadeelde partij [bedrijf 1] vordert een schadevergoeding van € 37.315,00 voor feit 1.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het zeer aannemelijk is de hoogte van de schade te stellen op € 15.000,00, ervan uitgaande dat verdachte bij drie diefstallen circa € 5.000,00 per keer aan sieraden heeft meegenomen. Voorts dienen de door verdachte erkende schadeposten D en E (€ 2.291,00) te worden toegewezen, zodat de totale materiële schade tot een bedrag van € 17.291,00 dient te worden toegewezen en de vordering ten aanzien van het meerdere niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Tevens dient daartoe de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.

De raadsman heeft namens verdachte bepleit dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is tot een bedrag van € 2.291,00 en dat de vordering voor het overige onredelijk is en dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

De rechtbank overweegt omtrent de vordering van de benadeelde partij dat verdachte op

6 maart 2012 op heterdaad is aangehouden en er toen bij hem diverse gouden en zilveren sieraden zijn aangetroffen met een aankoopwaarde van ruim € 10.000,00. Ook bij verdachte thuis is een aantal sieraden aangetroffen. Uitgaande van het feit dat op 6 maart 2012 alle sieraden van verdachte zijn ontnomen en er op 3 oktober 2011 en 28 november 2011 ook twee diefstallen hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat verdachte op voornoemde twee data in elk geval telkens € 5.000,00 aan sieraden heeft weggenomen.

Daar komen de door verdachte erkende schadeposten ter hoogte van in totaal € 2.219,00 bij.

De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 12.219,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit. Dit ter zake van materiële schade, en de rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande op 6 maart 2012.

Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

8. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: Diefstal, meermalen gepleegd

feit 2: Diefstal

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] van

€ 12.291,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1], € 12.291,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 96 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en

mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juli 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature