Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 516739 / KG ZA 12-642 RvH/MRSB
Vonnis in kort geding van 13 juni 2012
in de zaak van
[EISER],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J. van Broekhuijze te Ridderkerk,
tegen
de stichting
STICHTING RECLAME CODE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.E. de Bruijn te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en SRC worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 30 mei 2012 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat hij zijn eis heeft gewijzigd. SRC heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren - voor zover hier van belang - aanwezig [eiser] met mr. Broekhuijze en mr. A.H.C.M. Biemans, een kantoorgenoot van mr. Broekhuijze, en [A], [functie] van SRC, met mr. De Bruijn.
2. De feiten
2.1. De SRC is een organisatie die zich in haar statuten tot doel heeft gesteld ‘te bevorderen dat het maken van reclame in Nederland op een verantwoorde wijze geschiedt.’
De SRC tracht haar doel te verwezenlijken door:
‘a. het opstellen van regels die bij het maken van reclame in acht genomen dienen te worden (verder te noemen de Nederlandse Code voor het Reclamewezen);
b. het doen controleren van de naleving van de Reclame Code door de Reclame Code Commissie en in appel door het College van Beroep;
c. alle overige wettelijke middelen.’
2.2. Ter verwezenlijking van haar doelstelling heeft de SRC de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) in het leven geroepen. In het ‘Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep’ (hierna: het Reglement) wordt vermeld dat de Commissie tot taak heeft ‘te beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC).’ (zie artikel 1 van het Reglement ).
2.3. Als productie 15 heeft [eiser] een van de website van de SRC, www.reclamecode.nl, afkomstig overzicht overgelegd van de organisaties die deelnemen in de SRC en die de Nederlandse Reclame Code (hierna NRC) hebben goedgekeurd. Het betreft de volgende organisaties:
- Bond van Adverteerders
- Dutch Dialogue Marketing Association
- Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie
- Interactive Advertising Bureau Nederland
- Nederlandse Thuiswinkel Organisatie
- Nederlandse Uitgeversbond (Groep Nederlandse Dagbladpers, Groep Publiekstijdschriften, Media voor Vak en Wetenschap)
- Nederlandse vereniging “Rijwiel- en Automobielindustrie”
- Stichting Ether Reclame
- Stichting Promotie Televisiereclame
- Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking
- Vereniging van Communicatieadviesbureaus
- Vereniging van Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland
- Klantenservice Federatie
- Consumentenbond
2.4. [eiser] is chiropractor van beroep. [eiser] heeft in het Parool een advertentie geplaatst, waarin hij reclame maakt voor zijn praktijk, door - kort samengevat - te stellen dat chiropractie een oplossing kan bieden voor mensen die lijden aan perifere neuropathie. Perifere neuropathie is een aandoening veroorzaakt door schade aan de zenuwen die de armen en benen enerveren. In de advertentie wordt onder meer gesteld: “Hoe 85% van patiënten van hun gevoelloosheid, tintelingen en scherpe pijnklachten af kwamen.”
2.5. [B] (hierna: [B]) is anesthesist van beroep. Daarnaast is zij bestuurslid van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (hierna: de VtdK).
2.6. Op 11 februari 2012 heeft [B] een klacht bij de Commissie ingediend betreffende de advertentie van [eiser] in het Parool. De klachtomschrijving luidt:
“Chiropractie is een medisch zinloze behandelwijze. In de richtlijnen van orthopeden, neurologen en neurochirurgen komt deze behandeling niet voor omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Patiënten met neuropathie krijgen hier valse hoop en een onwerkzame nepbehandeling aangeboden.”
2.7. De Commissie heeft [eiser] bij brief van 1 maart 2012 in kennis gesteld van de klacht van [B] en [eiser] 14 dagen de tijd gegeven om schriftelijk op de klacht te reageren. De Commissie heeft [eiser] voorts meegedeeld dat zij de klacht in haar vergadering van 29 maart 2012 zal behandelen, en hem verzocht binnen 10 dagen mee te delen of hij daarbij aanwezig wenste te zijn. Ten slotte is [eiser] op de mogelijkheid gewezen dat indien hij zou afzien van zijn recht tijdens de behandeling van zijn klacht aanwezig te zijn, de voorzitter van de Commissie zelf op het dossier kan beslissen. In dat geval wordt de klacht niet op de vergadering van de Commissie behandeld en ontvangen partijen enkele weken na de vergaderdatum een gemotiveerde beslissing van de voorzitter.
2.8. [eiser] heeft een verweerschrift bij de Commissie ingediend. In dit verweerschrift heeft [eiser] onder meer geklaagd dat [B] klachtgeld verschuldigd is omdat zij de klacht beroepsmatig, namelijk in haar hoedanigheid van anesthesist, heeft ingediend. Een van de voorzitters van de Commissie, mr. [C], heeft bij beslissing van 28 maart 2012 op dit formele verweer een (afwijzende) beslissing gegeven en bepaald dat [B] geen klachtgeld is verschuldigd Verder heeft de voorzitter van de Commissie [eiser] in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen te reageren op standpunten van [B].
2.9. Als productie 11 heeft [eiser] een printscreen van de website www.ivir.nl overgelegd, waarop het Curriculum Vitae van mr. [C] staat. Dit Curriculum Vitae, waarin mr. [C] wordt aangeduid als [C], luidt - voor zover voor deze procedure van belang - als volgt:
[C] is emeritus hoogleraar informatierecht, in het bijzonder commerciële informatie. In 1987 kwam hij, als een van de grondleggers, bij het Instituut voor Informatierecht werken. Tot 2002 was hij tevens bijzonder hoogleraar Media- en Communicatierecht aan de Universiteit Utrecht. (…) Hij is bestuurslid van de Vereniging voor Reclamerecht, hoofdredacteur van een te verschijnen online database getiteld Praktijkgebied Reclamerecht, voorzitter van enkele arbitragecommissies op het gebied van privacy en mediarecht en is hij of counsel bij advocatenkantoor DLA Piper in Amsterdam. (…)
2.10. Als productie 8 heeft [eiser] een printscreen van de website van de SRC overgelegd, waarop - voor zover voor deze procedure van belang - staat vermeld:
Leden Reclame Code Commissie
Klachten over reclame worden behandeld door de Reclame Code Commissie bestaande uit:
(…)
e. een onafhankelijke voorzitter, een rechter of jurist met rechtsprekende ervaring aangedragen door de Stichting Reclame Code.
2.11. Als productie 10 heeft [eiser] een ander printscreen van de website van de SRC overgelegd waarop - voor zover voor deze procedure van belang - staat:
“Waarom de Stichting Reclame Code?
- De leden van de Commissie (…) beoordelen klachten (…) geheel onafhankelijk (…)
- De voorzitters van de RCC (de Commissie, vzr) (…) zijn werkzaam in de rechterlijke macht.
(…)
2.12. In artikel 2 lid 2 van het Reglement staat:
De voorzitter van de Commissie is een jurist met rechtsprekende ervaring (…)
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis samengevat -:
Primair:
a. te bepalen dat [eiser] niet gebonden is en niet gebonden kan worden aan de regels van de SRC
b. de SRC te verbieden om klachten te behandelen met betrekking tot de reclame van [eiser]
c. de SRC te verbieden om zich op enig moment een oordeel te vormen dan wel een oordeel uit te spreken over de werkzaamheid van chiropractische behandelingen
Subsidiair:
d. de SRC te verbieden om klachten tegen [eiser] te behandelen dan wel daarover een oordeel uit te spreken dan wel een oordeel uit te spreken over de werkzaamheid van chiropractische behandelingen,
e. de SRC te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 150.000,- aan de SNRC (de Stichting Nationaal Register van Chiropractors, vzr) voor elke keer dat de SRC de te geven veroordelingen overtreedt,
Meer Subsidiair:
f. te bepalen dat de SRC zich houdt aan haar eigen regels en een nieuwe voorzitter benoemt die de beslissing van 28 maart 2012 vernietigt en een nieuwe beslissing neemt, alvorens een vergadering te houden waar de klacht van [B] behandeld wordt.
Ten slotte vordert [eiser] dat de SRC wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen kort samengevat het volgende gesteld.
[eiser] is niet aangesloten bij één van de bij de SRC aangesloten organisaties, terwijl tussen hem en de SRC evenmin een overeenkomst bestaat op grond waarvan hij gebonden is aan de procedures bij en de oordelen van de Commissie. De Commissie is volgens [eiser] dan ook niet bevoegd de tegen hem ingediende klacht te behandelen. Indien [B] een klacht tegen [eiser] wenst in te dienen, kan zij dit doen bij de civiele rechter, dan wel bij de SNRC, waarbij [eiser] zich wél heeft aangesloten.
[eiser] stelt voorts dat gelet op het grote aantal gegrondverklaringen van klachten die door de VtdK in de afgelopen jaren bij de Commissie zijn ingediend (162 door VtdK ingediende klachten waarvan er 159 door de Commissie gegrond zijn verklaard), een voor [eiser] nadelige uitspraak te verwachten valt. Deze uitspraak zal worden aangegrepen om hem, zijn praktijk en de gehele chiropractie in een kwaad daglicht te stellen, hetgeen voor [eiser] schade tot gevolg zal hebben in de vorm van teruglopende clientèle. [eiser] heeft derhalve een (spoedeisend) belang bij toewijzing van zijn vorderingen.
3.3. De SRC voert verweer. Op dit verweer wordt in het hiernavolgende - voor zover van belang - nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. In dit geschil heeft [eiser] de bevoegdheid van de Commissie om een oordeel te geven over de vraag of de door hem in het Parool geplaatste advertentie in overeenstemming is met de NRC, alsmede de gebondenheid van [eiser] aan dat oordeel, aan de orde gesteld. Aangezien aannemelijk is dat de Commissie de klacht (verder) zal behandelen en haar oordeel over die door [B] ingediende klacht zal geven voordat een bodemprocedure zal zijn doorlopen, is het spoedeisend belang bij de vordering gegeven.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot de primaire en subsidiaire vorderingen van [eiser] als volgt.
4.4. Een stichting kan in beginsel in vrijheid bepalen wat zij zich in haar statuten ten doel stelt. De SRC is een private stichting, waarbij zich een aanzienlijk aantal - overkoepelende - organisaties, die op enigerlei wijze betrokken zijn bij (het maken van) reclame, heeft aangesloten. De SRC heeft zich statutair ten doel gesteld te bevorderen dat het maken van reclame in Nederland op een verantwoorde wijze geschiedt. Ter verwezenlijking van haar doelstelling heeft de SRC onder meer gedragsregels voor adverteerders vastgesteld (de NRC), en de Commissie in het leven geroepen, steeds bestaande uit vijf leden met verschillende expertises om naleving van die gedragsregels aan te moedigen. De Commissie heeft ter uitvoering van haar taak - het beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de bepalingen van de NRC - in het Reglement een procedure vastgesteld waarlangs klachten over reclame-uitingen kunnen worden beoordeeld. Geoordeeld wordt dat hetgeen de SRC ter verwezenlijking van haar doelstellingen heeft gedaan, niet in strijd is met enige rechtsregel of rechtsbeginsel en [eiser] zich daartegen derhalve niet kan verzetten.
4.5. De SRC heeft ter zitting toegelicht dat de Commissie, nadat deze procedure is doorlopen en zij een oordeel over de klacht heeft gegeven, dit oordeel publiceert op de website van de SRC in een database. In uitzonderlijke gevallen - in het geval van een herhaalde overtreding van de NRC door een adverteerder, dan wel door een ernstige overtreding daarvan - doet de Commissie, naast publicatie van de uitspraak op de website, een zogenoemde ‘alert’ uitgaan om de branche op de uitspraak te attenderen. Daarnaast doet de Commissie, indien een klacht gegrond wordt bevonden, een aanbeveling aan de adverteerder om zijn reclame-uiting aan te passen, dan wel te verwijderen.
4.6. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat, zoals de SRC ter zitting ook heeft aangevoerd, het oordeel van de Commissie over een aan haar voorgelegde klacht geen rechtspraak betreft, of enig andere daarmee gelijk te stellen bindende vaststelling van burgerlijke rechten en plichten, zoals arbitrage of bindend advies. Het oordeel van de Commissie naar aanleiding van een ingediende klacht betreft een mening over de mate waarin een reclame-uiting volgens de Commissie in overeenstemming is met de binnen een grote kring van belanghebbenden ontwikkelde en aanvaarde normen, die zijn neergelegd in de NRC. De aanbevelingen die zij op basis van die mening doet, zijn rechtens dan ook niet afdwingbaar. Dit betekent dat [eiser] niet verplicht is zich aan de procedure bij de Commissie te onderwerpen, noch gehouden is haar aanbevelingen op te volgen. [eiser] kan zich er evenwel niet tegen verzetten dat de Commissie zich een mening vormt over reclame-uitingen naar aanleiding van aan haar voorgelegde klachten. Evenmin kan [eiser] zich - in beginsel - ertegen verzetten dat de Commissie haar mening aan het brede publiek kenbaar maakt. Dit vloeit voort uit het ook aan de Commissie toekomende recht op vrijheid van meningsuiting, zoals dit onder meer wordt gewaarborgd in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aan dit recht doet, anders dan [eiser] lijkt te betogen, niet af dat hij niet in een contractuele relatie tot de SRC staat. Evenmin doet aan dit recht af dat de uitspraken van de Commissie in de branche als gezaghebbend en leidinggevend worden beschouwd, en dat het niet naleven van haar aanbevelingen in de praktijk nadelige consequenties met zich kan brengen. De omstandigheid dat de uitspraken van de Commissie als gezaghebbend worden ervaren en dat haar aanbevelingen op grote schaal worden nageleefd, hetgeen de SRC onbetwist heeft aangevoerd, geeft er slechts blijk van dat de SRC een in de reclamewereld bestaande behoefte aan een systeem van toezicht op de wijze waarop reclame wordt gemaakt bevredigt en is een teken dat de SRC in de verwezenlijking van haar statutaire doelstellingen succesvol is gebleken.
4.7. Het aan de Commissie toekomende recht op vrije meningsuiting, is niet onbegrensd. Dit recht kan echter slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de openbaarmaking van de uitspraak onrechtmatig zou zijn jegens, in dit geval, [eiser] in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.8. In het concrete geval wordt echter aan een beoordeling van een al dan niet onrechtmatig handelen van de Commissie jegens [eiser] niet toegekomen, nu de Commissie op de klacht tegen [eiser] nog geen beslissing heeft gegeven. Hoe die beslissing zal luiden, valt op grond van de voorhanden stukken nog niet te zeggen. De klachtprocedure bij de Commissie is omkleed met een stelsel van aan de gewone rechtspraak ontleende procedureregels. Het standpunt van [eiser] dat het oordeel van de Commissie over de klacht van [B] op voorhand reeds vast staat, wordt door de voorzieningenrechter dan ook niet gevolgd.
Tegen deze achtergrond bezien, kan niet worden geoordeeld dat aannemelijk is dat [eiser] door behandeling van de klacht bij de Commissie en door het oordeel van de Commissie op onrechtmatige wijze in kwaad daglicht zal worden gesteld en dat inperking van het aan de Commissie toekomende recht op vrije meningsuiting om die reden noodzakelijk en gerechtvaardigd is.
4.9. Ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de uitspraak van de Commissie nadelig voor [eiser] zal uitpakken, bieden de voorhanden feiten en omstandigheden onvoldoende grond voor het oordeel dat de wijze waarop de SRC dat oordeel aan het publiek kenbaar zal maken, onrechtmatig jegens [eiser] zal zijn. Niet aannemelijk is gemaakt dat het publiceren van een oordeel op de klacht in een op de eigen website aanwezige database, ook als dit gepaard gaat met het doen uitgaan van een alert, een dusdanig inbreuk op de rechten van [eiser] vormt, dat dit een beperking van het recht op vrije meningsuiting rechtvaardigt. Onvoldoende aannemelijk is dat de Commissie in de wijze waarop zij haar oordeel over de klacht tegen [eiser] openbaar zal maken, zal afwijken van haar gebruikelijke handelwijze op dit punt. Dat (een) derde(n), zoals de VtdK, een voor [eiser] nadelige uitspraak zouden kunnen aangrijpen om [eiser], zijn praktijk en de chiropractie in zijn algemeenheid in een kwaad daglicht te stellen, kan de SRC ten slotte niet worden verweten. Dit is immers iets dat zich afspeelt in de verhouding tussen [eiser] en die partijen en regardeert SRC niet.
4.10. Op het voorgaande stuiten alle primaire en subsidiaire vorderingen af.
4.11. Met betrekking tot het door [eiser] meer subsidiair gevorderde stelt de voorzieningenrechter vast dat de website over de voor het voorzitterschap van de Commissie vereiste achtergrond twee verschillende mededelingen doet, welke weer verschillen met hetgeen daaromtrent in het Reglement is bepaald. Hoe dan ook, de voorzieningenrechter is van oordeel, gelijk de SRC heeft aangevoerd, dat bij twijfel waarvan in dit verband moet worden uitgegaan, het Reglement leidend dient te zijn. [eiser] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat het overgelegde Reglement, dat dateert van na de datum waarop de klacht door [B] is ingediend, op dit punt ongewijzigd is gebleven. In artikel 2 lid 2 van het Reglement, zoals dat door de SRC is overgelegd, is vermeld dat de voorzitter van de Commissie een jurist is met rechtsprekende ervaring. De rol van de voorzitter van de Commissie heeft met name betrekking op het toezien op een behoorlijke procedure en het waarborgen dat de procedure en de uitspraken van de Commissie in lijn blijven met de zich in de rechtspraak ontwikkelende jurisprudentie. Daarvoor is echter niet noodzakelijk dat de voorzitter deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt van de rechterlijke macht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet derhalve de term ‘met rechtsprekende ervaring’ in artikel 2 lid 2 van het Reglement niet beperkt worden ge ïnterpreteerd. Uit het door [eiser] overgelegde Curriculum Vitae van mr. [C] blijkt dat hij beschikt over ervaring met geschilbeslechting en in die zin rechtsprekende ervaring heeft. Voorshands voldoet hij daarmee aan de vereisten die het Reglement stelt aan het voorzitterschap. Daaruit vloeit voort dat de op 28 maart 2012 genomen beslissing bevoegdelijk is genomen, zodat geen aanleiding bestaat de SRC te veroordelen een nieuwe voorzitter te benoemen. Ook het meer subsidiair gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
4.12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de SRC worden begroot op:
- griffierecht EUR 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.391,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de SRC tot op heden begroot op EUR 1.391,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.?