Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 17 juli 2012
Zaaknummer: HV 200.106.442/01
Zaaknummer eerste aanleg: 242621 FA RK 11-5491
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats] (Noord-Brabant),
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats] (Noord-Brabant),
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B.A. de Bruijn.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 20 februari 2012.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 mei 2012, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verzocht opnieuw rechtdoende alsnog af te wijzen het verzoek van de moeder strekkende tot het beëindigen van het gezamenlijk gezag over de hierna nader te noemen minderjarige en het belasten van de moeder met het eenhoofdig gezag over de minderjarige, kosten rechtens.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 mei 2012, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking, al dan niet onder verbetering van gronden, te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Schoenmakers;
- de moeder, bijgestaan door mr. De Bruijn;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), vertegenwoordigd door de heer mr. H. Werger.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 24 mei 2012.
3. De beoordeling
3.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit de relatie van partijen is geboren:
- [zoon], roepnaam [Z.] (hierna: [zoon]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats].
De vader heeft [zoon] erkend. [zoon] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2. De moeder heeft op 4 april 2006 verzocht om alleen met het gezag over [zoon] te worden belast. Bij beschikking van 20 juni 2006 heeft de rechtbank Breda dit verzoek afgewezen, welke beschikking door het hof ’s-Hertogenbosch is bekrachtigd bij beschikking van 29 november 2006. Het hof heeft daarbij overwogen dat indien in de loop der tijd mocht blijken dat de vader categorisch blijft weigeren enige invulling te geven aan de uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag over [zoon], ondanks het feit dat hij daartoe herhaaldelijk is aangesproken, de situatie anders kan komen te liggen en de moeder niets in de weg staat andermaal een verzoek bij de rechtbank in te dienen om haar alleen te belasten met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [zoon].
3.3. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, nadat de moeder andermaal heeft verzocht om haar alleen met het gezag over [zoon] te belasten, bepaald dat het gezag over [zoon] voortaan aan de moeder alleen toekomt.
3.4. De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij voert aan dat er noch een onaanvaardbaar risico bestaat dat [zoon] klem of verloren raakt tussen de ouders, noch dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [zoon] is.
Volgens de vader overweegt de rechtbank ten onrechte dat hij als ouder al vijf jaar geen verantwoordelijkheid voor [zoon] heeft genomen en dat het van belang is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De vader voert aan dat de moeder hem niet op de hoogte houdt van belangrijke aangelegenheden. Omtrent zijn weigering medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een paspoort voor [zoon] merkt de vader op dat hij na afloop van de mondelinge behandeling in eerste aanleg de daartoe noodzakelijke formulieren heeft ondertekend. De vader stelt dat wordt miskend dat hij grote stappen heeft gezet om zijn leven op orde te krijgen. Hij wijst erop dat hij inmiddels eigen woonruimte heeft, een uitkering ontvangt en op oproepbasis werk heeft. De vader heeft daarnaast een vaste relatie. Er moet niet steeds in het verleden worden gegraven, maar naar de toekomst worden gekeken.
De rechtbank doet het voorkomen alsof hij nergens aan wil meewerken. Hij is evenwel bereid zijn medewerking te verlenen aan al hetgeen nodig wordt geacht, aldus de vader ter zitting. Er kan naar het oordeel van de vader niet worden teruggegrepen op het rapport van de raad van 28 februari 2011.
Volgens de vader wordt ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen zijn verzoek om een contactregeling met [zoon] en het verzoek van de moeder om alleen met het gezag over [zoon] te worden belast. De vader begrijpt dat hernieuwd contact met [zoon] rustig moet worden opgebouwd, maar begrijpt niet waarom het thans tot een gezagswijziging zou moeten komen. Hij acht dit niet in het belang van [zoon].
3.5. De moeder voert aan dat de rechtbank haar terecht alleen met het gezag heeft belast.
De kern van het probleem is volgens de moeder de drugsverslaving van de vader. Er is geen enkel bewijs dat de vader thans geen drugs meer gebruikt. De moeder wijst er in dit verband op, zoals in het rapport van de raad van 28 februari 2011 wordt vermeld, dat de vader al na één sessie is gestopt met de leefstijltraining bij Novadic-Kentron en dat urinecontroles op dat moment nog niet hadden plaatsgevonden. De vader is reeds vijftien jaar verslaafd aan cocaïne. De praktijk leert dat men niet van de ene op de andere dag zonder hulp met cocaïnegebruik kan stoppen. Gezien zijn drugsverslaving is de vader al sinds 2006 niet in staat op een serieuze wijze invulling te geven aan de uitoefening van het gezag. Hij heeft [zoon] al die tijd niet gezien en heeft zijn verantwoordelijkheid als ouder dan ook niet genomen. De vader was niet bereikbaar als zijn toestemming noodzakelijk was voor medische ingrepen bij [zoon] en wilde tot de mondelinge behandeling in eerste aanleg niet meewerken aan de aanvraag voor een paspoort voor [zoon]. De vader frustreert op die manier de uitoefening van het gezamenlijke gezag, aldus de moeder.
3.6. In het raadsrapport van 28 februari 2011 wordt vermeld dat de vader een lange historie van drugsverslaving heeft. De vader heeft naar eigen zeggen ongeveer vijftien jaar cocaïne gebruikt. De afgelopen twee jaar is hij steeds meer drugs gaan gebruiken. Hij gebruikte ongeveer zes tot zeven keer per week cocaïne. Vanaf juni tot oktober 2010 werd dat twee keer per week. Naar eigen zeggen zou de vader vanaf oktober 2010 geen cocaïne meer gebruiken. Vanaf juli 2010 zou hij contact hebben met Novadic-Kentron. De raad merkt hierover in het rapport op dat de vader weliswaar de indruk wekt reeds positieve vorderingen in zijn hulpverleningsproces te hebben gemaakt, maar dat Novadic-Kentron te kennen heeft gegeven dat de vader na een groepssessie met de leefstijltraining is gestopt en dat de vader bovendien nog steeds middelen gebruikt.
De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat het niet alleen in het kader van de wens van de vader tot contact met [zoon], maar ook in het kader van de onderhavige zaak van belang is te weten of de vader nog steeds drugs gebruikt. De raad heeft geen advies gegeven omtrent de gezagskwestie met het oog op een eventueel raadsonderzoek in dit verband na aanleiding van een opdracht van het hof daartoe.
3.7. Het hof overweegt het volgende.
3.8. Het hof stelt vast dat de moeder en de vader sinds 24 juni 2003 gezamenlijk het ouderlijk gezag over [zoon] uitoefenen.
3.9. Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10. Het hof acht wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag van de moeder anderszins in het belang van [zoon] noodzakelijk. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Niet in geschil is dat de vader reeds vanaf 2006 geen contact meer met [zoon] heeft. In eerste instantie was de vader tengevolge van cocaïnegebruik onbereikbaar en zocht hij geen contact met de moeder en [zoon]. Pas in 2010 heeft de vader om contact met [zoon] verzocht. Dit verzoek is – nadat de raad is verzocht hierover onderzoek te doen – bij beschikking van de rechtbank Breda van 7 september 2011 afgewezen. De rechtbank heeft de man verboden tot het hebben van contact met [zoon] voor de periode van één jaar. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat uit het rapport van de raad van 28 februari 2011 blijkt dat sprake is van vele belemmeringen voor contact en dat een omgangsregeling op dit moment niet in het belang van [zoon] is. Met de raad was de rechtbank van oordeel dat om in de toekomst tot een contactregeling te kunnen komen de vader eerst zal moeten aantonen dat hij een stabiele woonsituatie heeft en hij zijn leefstijl heeft veranderd.
3.11. Ter zitting van het hof is komen vast te staan dat de vader [zoon] in het geheel niet (meer) kent, omdat de vader - als gevolg van cocaïnegebruik - door eigen toedoen al vanaf 2006 geen contact meer met [zoon] heeft.
De vader was in 2010 nog verslaafd aan cocaïne en hij heeft op geen enkele manier aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij thans geen cocaïne of andere drugs meer gebruikt. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij de groepsessies die hij volgde in verband met de behandeling van zijn verslaving bij Novadic-Kentron, heeft afgebroken omdat hij het bespreken van zijn problemen in zo’n groep niet prettig vond. Van verdere behandeling van de vader bij Novadic-Kentron is evenmin gebleken. De enkele verklaring van de man dat hij geen drugs meer gebruikt, is voor het hof onvoldoende om aan te nemen dat dit ook zo is. Daarbij komt dat de vader heeft nagelaten resultaten van recente urinecontroles over te leggen.
Gelet op deze omstandigheden acht het hof de vader niet in staat om op verantwoorde wijze beslissingen van enig belang over [zoon] te nemen, zodat wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag van de moeder noodzakelijk moet worden geacht.
Hieraan doet niet af dat de vader bij brief van 24 mei 2012 een huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte voor onbepaalde tijd en een papier met daarop slechts de woorden “P&P Transport v.o.f. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een afroepsituatie met Dhr. [appellant]”, heeft overgelegd. Nog daargelaten dat laatstgenoemd papier niet is ondertekend, heeft de vader met genoemde producties niet, althans onvoldoende aangetoond dat hij in staat is tot verantwoorde gezagsuitoefening.
Ten slotte heeft de man evenmin aannemelijk gemaakt dat de in het verleden als gevolg van het gezamenlijke gezag ontstane problemen aangaande de medische zorg voor [zoon] en het aanvragen van een paspoort voor hem, van ondergeschikt belang zijn geweest. Immers, niet op eerste verzoek van de vrouw, maar pas na de zitting van de rechtbank waarop het betreffende verzoek van de vrouw is behandeld, heeft de man ingestemd met het aanvragen van een paspoort. In dit verband had de uitspraak van dit hof van 29 november 2006 voor de man een waarschuwing moeten zijn.
3.12. Gelet op het voorgaande acht het hof wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag van de moeder in het belang van [zoon] dan ook noodzakelijk en zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Breda van 20 februari 2012;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Breda;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.C.G. Brants, M.C. Bijleveld-van der Slikke en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2012.