Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Naheffingsaanslag loonheffingen, schending hoorplicht.

In het jaar 2009 heeft verweerder geconstateerd dat eiseres in de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 voor elk aangiftetijdvak binnen de aangiftetermijn elektronisch twee afzonderlijke loonaangiften heeft ingediend, één voor de loonbetaling aan de dga en één voor de loonbetalingen aan de werknemers. Verweerder heeft de op aangiften gedane betalingen getraceerd en aangemerkt als zijnde een gedane betaling op één loonheffingennummer. Eén betaling had, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, betrekking op een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de dga. De betaling is daarom aangemerkt als een betaling van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd door de dga en als zodanig door de ontvanger verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat bedrag terecht afgeboekt op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en kan niet worden gesteld dat dit een betaling is van de op de aangiften verschuldigde loonheffing. Hieruit volgt dat eiseres een bedrag aan loonheffing niet heeft afgedragen en dat verweerder de naheffingsaanslag terecht en op het goede bedrag heeft opgelegd.

De hoorplicht is niet geschonden ondanks het feit dat eiseres heeft verzocht te worden gehoord en geen hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft zich voldoende ingespannen om een hoorgesprek mogelijk te maken.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 10/843

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2012 in de zaak tussen

[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [a]) loonheffingen opgelegd van € 13.794 (hierna: de naheffingsaanslag). Gelijktijdig met het opleggen van de naheffingsaanslag heeft verweerder bij beschikking € 1.806 aan heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking heffingsrente).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2009 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.069 en de beschikking heffingsrente herroepen.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 1 februari 2010, per fax ontvangen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2012.

Namens eiseres is daar verschenen [A], directeur van eiseres. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].

Het beroep is ter zitting gezamenlijk behandeld met de beroepen met de zaaknummers AWB 10/845 en AWB 11/847. Al hetgeen in die zaken is verklaard en overgelegd, wordt geacht ook te zijn verklaard en overgelegd in deze zaak.

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2. Eiseres is opgericht op 30 december 1999 en oefent een advocaten- en belastingadviespraktijk uit. Directeur-grootaandeelhouder van eiseres is [A] (hierna: de dga).

3. Vanaf 1 januari 2006 is eiseres aangifteplichtig voor de loonheffingen. Op dat moment waren bij eiseres vier werknemers in dienst.

4. In januari 2009 heeft verweerder geconstateerd dat eiseres in de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 voor elk aangiftetijdvak binnen de aangiftetermijn elektronisch twee afzonderlijke loonaangiften heeft ingediend, één voor de loonbetaling aan de dga en één voor de loonbetalingen aan de werknemers. In het systeem van de aangifteverwerking van verweerder werd de als eerste ingediende aangifte steeds door de tweede vervangen. De gegevens van de eerste aangifte bleven wel raadpleegbaar in dat systeem. Naar aanleiding van deze constatering heeft een controlemedewerker van verweerder op 25 februari 2009 een bezoek gebracht aan eiseres. Hiervan is met dagtekening 27 februari 2009 een rapport opgesteld (hierna: het rapport). Een afschrift van het rapport behoort tot de gedingstukken.

5. In het rapport staat vermeld dat met de dga (telefonisch) is afgesproken dat door eiseres digitaal losse correctieberichten als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB) ingestuurd zullen worden voor de periode van

1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 en dat in die correctieberichten zowel de loongegevens van de dga als die van het personeel van eiseres opgenomen dienen te worden.

6. Eiseres is de onder 5 bedoelde afspraak niet nagekomen en verweerder heeft daarom bij brief van 15 april 2009 aan eiseres een zogenoemde correctieverplichting over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 opgelegd (hierna: de correctieverplichting). In de brief is vermeld dat eiseres de correcties moet indienen vóór

12 juni 2009.

7. In reactie op de onder 6 genoemde brief heeft eiseres bij brief van 12 juni 2009 om uitstel gevraagd voor de indiening van de correcties tot ná 20 juli 2009. Voorts staat in de brief, voor zover hier van belang, het volgende:

"(. . .) Naar aanleiding van uw brief heb ik nog een vraag. U verzoekt om opnieuw aangifte loonheffing te doen over de aangifte tijdvakken in de periode 1 januari 2006 t/m 31 december 2008. Over deze tijdvakken zijn aangiften gedaan. Ik begrijp derhalve niet, waarom er opnieuw aangiften gedaan moeten worden.

Ik heb de indruk, dat de administratie van de Belastingdienst in het ongerede is geraakt met betrekking tot de loonbelastingaangiften. Hiervan word ik het slachtoffer.

Ik verzoek u aan mij gemotiveerd mee te delen, hoe het komt dat de Belastingdienst het aangiftedossier loonheffing met nummer (. . .) in het ongerede heeft laten komen."

8. Bij brief van 20 juli 2009 heeft verweerder gereageerd op de brief van eiseres van 12 juni 2009. Onder verwijzing naar de onder 4 vermelde constatering verklaart verweerder dat de aangiften van eiseres niet zijn zoekgeraakt. Verder staat in de brief, voor zover hier van belang, het volgende:

"(. . .) Omdat de gegevens onvolledig en dus onjuist in de polisadministratie zijn opgenomen kan dit mettertijd gevolgen hebben voor mogelijke uitkeringen aan de betrokken werknemers.

Doordat de van de overschreven aangiften niet in mijn administratie werden opgenomen zijn in 2007 en 2008 de daarbij behorende afdrachten aan u terugbetaald.

Door het over 2006 niet volledig functionerende systeem zijn terugbetalingen en naheffingen over dit jaar uitgebleven. Overigens is mij gebleken dat over de aangiftetijdvakken van 2006 alleen de afdrachten van de aangiften van de [dga] zijn gedaan.

(. . .)"

Als bijlage bij zijn brief heeft verweerder een kopie van het rapport gevoegd.

9. Eiseres heeft geen gevolg gegeven aan de correctieverplichting. Daarom heeft verweerder bij brief van 26 augustus 2009, voor zover hier van belang, het volgende aan eiseres meegedeeld:

"(. . .)

Geconstateerde fouten

Voor een specificatie van de geconstateerde onjuistheden verwijs ik u naar het rapport van 27 februari 2009 inzake een actualiteitsbezoek en naar mijn brief van 20 juli 2009.

U moet gegevens aanleveren

U bent verplicht de fouten te verbeteren door mij alsnog juiste gegevens aan te leveren. Ik moet deze gegevens uiterlijk op 23 september 2009 binnen hebben. Als door het corrigeren nieuwe fouten ontstaan in deze of andere aangiften loonheffingen, moet u die aangifte(n) ook corrigeren.

Wat betekent dit voor u?

Als u niet aan deze verplichting voldoet, krijgt u een naheffingsaanslag met een eventuele boete en heffingsrente. Als deze naheffingsaanslag volgens u niet juist is, moet u in dat geval aantonen dat de gegevens waarop ik de naheffingsaanslag heb gebaseerd, niet kloppen (omkering van de bewijslast).

(. . .)"

10. Eiseres heeft (opnieuw) niet binnen de gestelde termijn aan de correctieverplichting voldaan. Verweerder heeft daarom met dagtekening 8 oktober 2009 de naheffingsaanslag opgelegd.

11. Verweerder heeft bij brief van 19 november 2009 aan eiseres bericht dat hij voornemens is het bezwaarschrift dat eiseres tegen de naheffingsaanslag heeft ingediend af te wijzen. In die brief staat ondermeer het volgende:

"(. . .)Mondelinge toelichting

Ik ben voornemens het bezwaarschrift af te wijzen. Voordat ik dat doe, wil ik u nog in de gelegenheid stellen uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. U kunt daarvoor een afspraak met mij maken. Mijn doorkiesnummer staat in het briefhoofd.

(. . .)"

12. In de uitspraak op bezwaar staat onder meer het volgende:

"(. . .)Mondelinge toelichting

In mijn brief van 19 november 2009 heb ik u mijn voornemen medegedeeld om gedeeltelijk aan uw bezwaar tegemoet te komen. Hierbij heb ik u in de gelegenheid gesteld om uw bezwaar mondeling toe te lichten of een nadere reactie te geven. Deze gelegenheid heb ik opnieuw geboden tijdens het telefonisch contact dat ik met uw kantoor heb gehad op 7 december j.l. en 9 december j.l. Een nadere reactie heb ik niet van u ontvangen evenmin als de brieven die u mij zou toezenden. Ook op mijn laatste telefonische verzoek van 16 december j.l. heeft u niet gereageerd en de geboden optie om eerdergenoemde brieven per fax toe te zenden is niet gebruikt. Daarom ga ik er, zoals medegedeeld, vanuit dat u niet nader reageert en geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om uw bezwaar mondeling toe te lichten.

(. . . )

Beoordeling van uw bezwaar

(. . .)

Bij uw bezwaarschrift heeft u informatie gevoegd omtrent de aangiften en betalingen over de onderhavige periode. Naar nu blijkt heeft u betalingen inzake de loonheffing voor uw medewerkers verricht met een onjuist betalingskenmerk. Hierdoor zijn de betalingen terechtgekomen op een onjuist loonheffingennummer. Ik heb de betalingen getraceerd en merk ze alsnog aan als zijnde een gedane betaling op het onderhavige loonheffingennummer. Dit heeft de volgende consequenties:

Het totaal verschuldigde bedrag volgens de aangiften is € 31.951

Het totaal betaalde bedrag op het juiste nummer is € 18.156

Het totaal betaalde bedrag op het onjuiste nummer is € 11.727

Nog verschuldigd € 2.069

Het bedrag ad € 2.069 dat nog verschuldigd is wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een betaling van € 2.037 die u heeft gedaan op 15 januari 2007. Omdat u hierbij de acceptgiro heeft gebruikt met het betalingskenmerk van de aanslag inkomstenbelasting met nummer (. . .) is het bedrag van deze aanslag afgeboekt. Het restant van het verschil wordt veroorzaakt door afronding.

In verband met het bovenstaande stel ik de naheffingsaanslag nader vast op het resterende verschil van € 2.069. Omdat nu blijkt dat er reeds eerder betalingen zijn verricht, zal ik de heffingsrente naar nihil terugbrengen.

(. . .)"

Geschil

13. In geschil is:

* of verweerder eiseres ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord;

* of de naheffingsaanslag ten onrechte dan wel (na vermindering in bezwaar) op een te hoog bedrag is vastgesteld;

* of eiseres recht heeft op vergoeding van de in verband met het bezwaar en het beroep door haar gemaakte kosten.

14. Eiseres beantwoordt deze vragen bevestigend en verweerder ontkennend.

15. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.

16. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

17. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Schending van de hoorplicht

18. Vast staat dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft verzocht om te worden gehoord. Eveneens staat vast dat verweerder eiseres in zijn brief van 19 november 2009 houdende de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar heeft gewezen op de mogelijkheid om te worden gehoord. Voorts heeft verweerder, zoals blijkt uit het onder 12 opgenomen citaat, telefonisch op 7, 9 en 16 december 2009 eiseres de gelegenheid geboden om het bezwaar mondeling toe te lichten of een nadere reactie te geven. Tot de gedingstukken behoren telefoonnotities ter zake van die contacten. De telefoonnotitie van 16 december 2009 luidt als volgt: "Misschien zijn ze nog niet helemaal de deur uit (mevr. (. . .)). Was het antwoord op mijn vraag waar de brieven bleven. Mevr. geeft e.e.a. door. Gevraagd of zij ook door wil geven dat als ik a.s. maandag 21/12 geen reactie heb gehad, ik er vanuit ga dat [de dga] niet reageert of gehoord wil worden en dat ik uitspraak doe. Faxnummer ook doorgegeven." Eiseres heeft, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, niet gereageerd vóór 21 december 2009. Verweerder heeft vervolgens uitspraak op het bezwaar gedaan zonder eiseres te hebben gehoord.

19. Gelet op de hiervoor geschetste herhaalde pogingen van verweerder om eiseres te horen en het uitblijven van een reactie van eiseres op deze pogingen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de hoorplicht niet geschonden. Ook van een handelen van verweerder in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur is geen sprake. Bij deze oordelen neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Verweerder heeft eiseres in zijn brief van 19 november 2009 een redelijke termijn gegeven om mee te delen of eiseres gehoord wilde worden. Voorts is eiseres bij de onder 18 vermelde telefonische contacten in de gelegenheid gesteld om het bezwaar mondeling toe te lichten of een nadere reactie te geven. Verweerder heeft na het uitblijven van een reactie van eiseres niet rauwelijks uitspraak op bezwaar gedaan, maar heeft tot driemaal toe geprobeerd om alsnog tot een hoorgesprek te komen. Eiseres heeft de weergave van de telefonische contacten in de telefoonnotitie van 16 december 2009 niet betwist. Dit alles brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat het niet horen van eiseres verweerder niet kan worden aangerekend, maar voor rekening van eiseres moet blijven.

Naheffingsaanslag

20. Artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"1. Indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting naheffen. Met geheel of gedeeltelijk niet betaald zijn wordt gelijkgesteld het geval waarin, naar aanleiding van een gedaan verzoek, ten onrechte of tot een te hoog bedrag, vrijstelling of vermindering van inhouding van belasting dan wel teruggaaf van belasting is verleend."

21. Zoals vermeld onder 12 is verweerder bij het opleggen van de naheffingsaanslag er vanuit gegaan dat het totaal verschuldigde bedrag volgens alle aangiften € 31.952 is. Dit bedrag is tussen partijen als zodanig niet in geschil. Evenmin is tussen partijen in geschil dat eiseres op haar eigen loonheffingennummer een bedrag van € 18.156 heeft betaald en op een verkeerd loonheffingennummer een bedrag van € 11.727 heeft betaald. Eiseres heeft in het overzicht van haar betalingen daarnaast een betaling op 15 januari 2007 van € 2.037 opgevoerd. Een kopie van het desbetreffende bankafschrift behoort tot de gedingstukken. Uit dat bankafschrift blijkt dat is betaald met een acceptgirokaart maar het bevat geen verdere informatie over die acceptgirokaart. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat het betalingskenmerk van die acceptgirokaart betrekking had op een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de dga. De betaling is daarom aangemerkt als een betaling van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd door de dga en als zodanig door de ontvanger verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat bedrag terecht afgeboekt op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en kan niet worden gesteld dat dit een betaling is van de op de aangiften verschuldigde loonheffing. Hieruit volgt dat eiseres een bedrag van € 2.069 (€ 31.952 minus de betalingen van € 18.156 en € 11.727) aan loonheffing niet heeft afgedragen en dat verweerder de naheffingsaanslag terecht en op het goede bedrag heeft opgelegd.

22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

23. De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. G.J. van Leijenhorst en mr. L. van Schaik, leden, in aanwezigheid van F.J. Crabbendam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2012.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature