Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer: 191670
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 19 juni 2012
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te ([postcode]) [plaats], [adres],
verzoekster,
tegen
Arriva Personenvervoer Nederland B.V.,
gemachtigde Bouwhuis & Smit B.V.,
Postbus 140,
1620 AC Hoorn,
verweerster,
Arriva Personenvervoer Nederland B.V.,
gemachtigde Van der Meer & Philipsen,
Postbus 84,
1800 AB Alkmaar,
verweerster,
Wooncompagnie,
gemachtigde Snijder Gerechtsdeurwaarders,
Postbus 516,
1940 AM Beverwijk,
verweerster,
Wehkamp Finance B.V.,
gemachtigde R. Wijburg B.V.,
Postbus 47,
1440 AA Purmerend,
verweerster,
CVZ,
gemachtigde Gerechtsdeurwaarder C.W.M. Stam,
Postbus 527,
1440 AM Purmerend,
verweerster,
NRC Handelsblad,
gemachtigde Intrum Justitia Nederland B.V.,
Postbus 84096,
2508 AB ’s-Gravenhage,
verweerster,
Het Nederlandsche Muntenhuis,
gemachtigde Intrum Justitia Nederland B.V.,
Postbus 84096,
2508 AB ’s-Gravenhage,
verweerster,
Tele2 ,
gemachtigde Intrum Justitia Nederland B.V.,
Postbus 84096,
2508 AB ’s-Gravenhage,
verweerster,
KPN B.V.,
gemachtigde Snijder Gerechtsdeurwaarders,
Postbus 516,
1940 AM Beverwijk,
verweerster.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en (gezamenlijk) de schuldeisers respectievelijk Arriva, Wooncompagnie, Wehkamp, CVZ, NRC, Het Muntenhuis, Tele2 en KPN genoemd worden.
1. De procedure
1.1. [Verzoekster] heeft bij op 20 april 2012 ter griffie binnengekomen verzoekschrift de rechtbank verzocht de schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
1.2. Ter terechtzitting van 4 juni 2012 is [verzoekster] hierover gehoord. Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn de schuldeisers niet verschenen. Wooncompagnie heeft schriftelijk verweer gevoerd. Het proces-verbaal van de terechtzitting dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
2. De feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1. [Verzoekster] heeft blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder e Fw een totale schuld van € 34.310,82 aan 35 schuldeisers.
2.2. De vorderingen van Arriva op [verzoekster] bedragen respectievelijk € 1.406,89 en € 2.556,85.
2.3. De vordering van Wooncompagnie op [verzoekster] bedraagt € 1.747,26.
2.4. De vordering van Wehkamp op [verzoekster] bedraagt € 691,60.
2.5. De vordering van CVZ op [verzoekster] bedraagt € 500,00.
2.6. De vordering van NRC op [verzoekster] bedraagt € 142,50.
2.7. De vordering van Het Muntenhuis op [verzoekster] bedraagt € 87,14.
2.8. De vordering van Tele2 op [verzoekster] bedraagt € 2.092,00.
2.9. De vordering van KPN op [verzoekster] bedraagt € 1.023,04.
2.10. Uit de bij de aangeboden schuldregeling gevoegde toelichting blijkt dat [verzoekster] sinds 1999 een WAO-uitkering en een invaliditeitspensioen ontvangt. Zij is voor 100% abeidsongeschikt. Het aanbod dat zij doet is het uiterste waartoe zij financieel in staat is.
2.11. Activa, advies en begeleiding bij schulden van de gemeente Purmerend, heeft namens [verzoekster] bij brief van 6 april 2012 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan de schuldeisers een uitkering wordt gedaan van 4,51% tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.12. De aangeboden schuldregeling is door de andere schuldeisers aanvaard.
2.13. Wooncompagnie gaat niet akkoord met het aanbod, nu zij ondanks de forse huurachterstand van [verzoekster], al eerder een betalingsregeling had getroffen met [verzoekster] maar laatstgenoemde die niet is nagekomen. Arriva, Wehkamp, CVZ en KPN hebben geen reden voor het onthouden van instemming opgegeven. Tele2 heeft niet gereageerd op het aangeboden akkoord.
2.14. Het Muntenhuis en NRC hebben telefonisch akkoord gegeven, maar nog niet schriftelijk.
3. De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
3.1. Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als de schuldeisers in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeisers hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [verzoekster] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 287a Fw dient als toetsingskader voor een dwangakkoord onder meer de volgende omstandigheden in aanmerking te worden genomen:
– is het schikkingsvoorstel door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst (bijvoorbeeld een gemeentelijke kredietbank);
– is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
– is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht;
– biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldenaar;
– biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldeiser: hoe groot is de kans dat de weigerende schuldeiser dan evenveel of meer zal ontvangen;
– is aannemelijk dat gedwongen medewerking aan een schuldregeling voor de schuldeiser concurrentieverstorend werkt;
– bestaat er precedentwerking voor vergelijkbare gevallen;
– wat is de zwaarte van het financiële belang dat de schuldeiser heeft bij volledige nakoming;
– hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast;
– staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers;
– is er eerder een minnelijke of een gedwongen schuldregeling geweest die niet naar behoren is nagekomen.
3.2. Bij de beoordeling van de vraag of de schuldeisers in redelijkheid tot de weigering konden komen, moet worden gekeken naar de inhoud van het akkoord.
Aanvaarding van het akkoord zal tot gevolg hebben dat (op grond van de prognose van Activa, advies en begeleiding bij schulden van de gemeente Purmerend) de schuldeisers een betaling ter grootte 4,51% van hun vorderingen tegemoet kunnen zien. Dit zal (in beginsel) moeten worden vergeleken met de situatie dat op [verzoekster] de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard zoals subsidiair verzocht.
3.3. De rechtbank overweegt daartoe dat een verzoek ex artikel 287a Fw alleen gedaan kan worden in het kader van een verzoek ex artikel 284 Fw nu deze verzoeken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De rechtbank dient, alvorens te beslissen op het verzoek ex artikel 287a Fw , te beoordelen of het verzoek van [verzoekster] om toe te worden gelaten tot de schuldsaneringsregeling kans van slagen heeft en dus een reëel alternatief biedt.
3.4. Gelet op artikel 288 lid 2 onder d van de Faillissementswet (Fw) wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. Een uitzondering op deze regel is mogelijk indien de eerdere schuldsaneringsregeling is beëindigd omdat de vorderingen zijn voldaan, de schuldenaar in staat was zijn betalingen te hervatten of de schuldsaneringsregeling is beëindigd omdat bovenmatige nieuwe schulden waren ontstaan om redenen die de schuldenaar niet zijn toe te rekenen.
3.5. Ter zitting is onder meer gebleken dat [verzoekster] eerder insolvent is geweest en in de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft gezeten, die op 21 augustus 2008 is beëindigd met toekenning van een schone lei. Gelet op het bovenstaande heeft het verzoek van [verzoekster] op grond van artikel 288 lid 2 sub d Fw geen kans van slagen.
3.6. Nu vaststaat dat [verzoekster] niet tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten, dient de vergelijking te worden gemaakt tussen de situatie waarin het onderhavige verzoek wordt toegewezen, en die waarin het verzoek wordt afgewezen en er geen sprake is van toelating tot de schuldsaneringsregeling. Hierbij is van belang dat in het laatste geval de schuldeisers de aan hen toekomende wettelijke middelen tot inning van hun vordering, opnieuw kunnen inzetten, gedurende een langere periode dan de beperkte termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling, nu zij na ommekomst van die drie jaren niet zullen worden geconfronteerd met schuldenaar die dan een schone lei heeft gekregen. Daar komt nog bij dat [verzoekster] reeds eerder een met een van de schuldeisers – Wooncampagnie – getroffen minnelijke regeling niet is nagekomen. Onder genoemde omstandigheden kan niet worden gezegd dat in elk geval Wooncompagnie misbruik van haar recht maakt door het aanbod niet te aanvaarden. Bij die stand van zaken heeft eiseres geen belang meer bij haar verzoek de overige schuldeisers te dwingen akkoord te gaan met het aanbod.
3.7. Gelet op het voorgaande heeft de schuldeiser Wooncompagnie in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling kunnen komen. Het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling zal daarom worden afgewezen.
3.8. Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2012.