Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak

Artikel 46, eerste lid, Wetboek van Strafrecht luidt:

"Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft."

Uit de wetsgeschiedenis van voornoemd wetsartikel volgt onder meer dat onder "voorwerpen" zelfstandige zaken moeten worden verstaan die, al of niet in gezamenlijkheid beschouwd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm "kennelijk bestemd" zijn tot het begaan van het misdrijf in de zin van deze bepaling, en dat voorts niet kan worden geabstraheerd van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had.

De rechtbank overweegt dat de bij verdachte aangetroffen en in de tenlastelegging genoemde voorwerpen weliswaar voorwerpen zijn die, beoordeeld naar hun uiterlijke verschijningsvorm, gebruikt kunnen worden voor het plegen van strafbare feiten - daaronder begrepen strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van 8 jaren of meer staat - echter, concrete aanwijzingen dat verdachte daadwerkelijk plannen had in die richting zijn door de rechtbank in het procesdossier niet aangetroffen.

De verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bijzondere bewijsoverwegingen

Uit het bepaalde in artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering volgt dat voor doorzoeking ter inbeslagneming buiten heterdaad is vereist dat sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. In dat geval dient uit de feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een dergelijk strafbaar feit voort te vloeien. Het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit dient vervolgens te worden vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de doorzoeking.

Op het moment van de doorzoeking op 22 augustus 2011 van de auto van verdachte waren de politie de volgende relevante feiten en omstandigheden bekend .

Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] treffen verdachte in de nacht van 21 op 22 augustus 2011 omstreeks 02:45 uur aan bij een personenauto op een parkeerplaats te [plaatsnaam]. Verbalisant [verbalisant 2] kent verdachte ambtshalve en is uit hoofde van zijn ambt op de hoogte van verdachtes justitiële documentatie. Verbalisanten zien vervolgens in de auto onder meer een groeilamp en een metalen filter liggen, voorwerpen die bij hennepteelt gebruikt worden. Verder zien zij een dichtgeknoopte vuilniszak en een tas in de auto liggen. Voornoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een redelijk vermoeden van schuld op te baseren. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

Uitspraak



RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht

Parketnummer: 19.810362-11

vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 22 mei 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Suriname ([district]) op [geboortedatum] 1967,

wonende te [woonadres],

thans gedetineerd in [detentieadres].

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 november 2011, 21 februari 2012 en 15 mei 2012.

De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H. Anker, advocaat te Leeuwarden.

De tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat

1.

hij op of omstreeks 22 augustus 2011, in de gemeente [plaats delict], een of meer wapens van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur en/of een stroomstootwapen, en/of munitie van categorie III, te weten (een) grote hoeveelhe(i)d(en) (centraal- en randvuur kogel- en knal)patronen (diverse kalibers), voorhanden heeft gehad;

art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

2.

hij op of omstreeks 22 augustus 2011, in de gemeente [plaats delict], ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweldpleging en/of afpersing en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving, opzettelijk een of meer pruik(en) en/of petje(s) en/of handschoen(en) en/of tie ribs en/of (afgeknipte) en/of (in elkaar geknoopte) (nylon)panty('s) (met

(uit)geknipte ooggaten) en/of een pompstok (met borstel), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op of omstreeks 22 augustus 2011, in de gemeente [plaats delict], (althans) in Nederland,

van een voorwerp, te weten een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was en/of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had en/of dat voorwerp voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;

art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen onder 1 en onder 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen stelt de officier van justitie dat het geld verbeurd dient te worden verklaard, dat de auto dient te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar en dat het overige dient te worden onttrokken aan het verkeer.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde het volgende.

Artikel 46, eerste lid, Wetboek van Strafrecht luidt:

"Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft."

Uit de wetsgeschiedenis van voornoemd wetsartikel volgt onder meer dat onder "voorwerpen" zelfstandige zaken moeten worden verstaan die, al of niet in gezamenlijkheid beschouwd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm "kennelijk bestemd" zijn tot het begaan van het misdrijf in de zin van deze bepaling, en dat voorts niet kan worden geabstraheerd van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had.

De rechtbank overweegt dat de bij verdachte aangetroffen en in de tenlastelegging genoemde voorwerpen weliswaar voorwerpen zijn die, beoordeeld naar hun uiterlijke verschijningsvorm, gebruikt kunnen worden voor het plegen van strafbare feiten - daaronder begrepen strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van 8 jaren of meer staat - echter, concrete aanwijzingen dat verdachte daadwerkelijk plannen had in die richting zijn door de rechtbank in het procesdossier niet aangetroffen.

De verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bijzondere bewijsoverwegingen

De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde onder meer als zijn uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat op het moment van het doorzoeken van de auto van verdachte en het aantreffen van onder meer de wapens, de munitie en het geld geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld (aan een concreet strafbaar feit). Nu een redelijk vermoeden van schuld ontbrak hadden verbalisanten verdachte niet om toestemming voor de doorzoeking mogen vragen. Dit leidt de raadsman tot de conclusie dat het bewijsmateriaal (wapens en munitie en geld), dat als rechtstreeks gevolg van die doorzoeking is verkregen, als “onrechtmatig verkregen” moet worden beschouwd en dat dit niet tot het bewijs van het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde kan dienen. Dan rest, zo stelt de raadsman, enkel de verklaring van verdachte, hetgeen onvoldoende is voor een veroordeling. De raadsman vraagt gelet hierop vrijspraak van de onder 1 en onder 3 tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overweegt het volgende.

Uit het bepaalde in artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering volgt dat voor doorzoeking ter inbeslagneming buiten heterdaad is vereist dat sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. In dat geval dient uit de feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een dergelijk strafbaar feit voort te vloeien. Het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit dient vervolgens te worden vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de doorzoeking.

Op het moment van de doorzoeking op 22 augustus 2011 van de auto van verdachte waren de politie de volgende relevante feiten en omstandigheden bekend .

Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] treffen verdachte in de nacht van 21 op 22 augustus 2011 omstreeks 02:45 uur aan bij een personenauto op een parkeerplaats te [plaatsnaam]. Verbalisant [verbalisant 2] kent verdachte ambtshalve en is uit hoofde van zijn ambt op de hoogte van verdachtes justitiële documentatie. Verbalisanten zien vervolgens in de auto onder meer een groeilamp en een metalen filter liggen, voorwerpen die bij hennepteelt gebruikt worden. Verder zien zij een dichtgeknoopte vuilniszak en een tas in de auto liggen. Voornoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een redelijk vermoeden van schuld op te baseren. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewijsmotivering

Feit 1:

De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het relaas van verbalisanten van het aantreffen van verdachte bij zijn auto, het onderzoek in de auto en het aantreffen in de auto van (onder meer) een pistoolmitrailleur, een stroomstootwapen en diverse soorten en kalibers munitie;

- het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3], vuurwapencoördinator van de politie Drenthe , inhoudende het onderzoek aan het onder verdachte in beslag genomen vuurwapen, de munitie en het stroomstootwapen. Uit voornoemd onderzoek blijkt dat wapen 1 betreft een pistoolmitrailleur, merk Ingram, model M11, kaliber 9 mm auto, geschikt om automatisch mee te vuren. Dit voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 juncto artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie . Wapen 2 betreft een stroomstootwapen, merk OK, model JJ-6500, waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie . Alle aangetroffen munitie betreft patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 juncto artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie .

- de bekennende verklaring van verdachte dat hij het vuurwapen en de munitie heeft gekocht van een donkere man in Amsterdam voor 2500 euro en dat hij het stroomstootwapen heeft gekocht van een meisje dat onder hem woont.

Feit 3:

De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het aantreffen van een geldbedrag van 575 euro in een heuptasje dat verdachte bij zich droeg ten tijde van de doorzoeking van de auto op 22 augustus 2011;

- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het onderzoek naar de herkomst van het bij verdachte aangetroffen geldbedrag. Mevrouw [naam pleegmoeder verdachte], de pleegmoeder van verdachte, heeft tegenover verbalisanten verklaard dat verdachte sieraden van haar heeft ontvreemd en dat hij deze heeft beleend bij een pandjesbaas in Amsterdam. Om deze reden is verdachte niet meer welkom bij [pleegmoeder verdachte]. De zoon van [de pleegmoeder van verdachte], heeft verbalisanten dertien pandbrieven van [naam pandjeshuis], laten zien met een totaal aan geschatte waarden van 4465 euro en een totaal aan beleende bedragen van 3300 euro.

- de verklaring van verdachte dat hij sieraden van zijn pleegmoeder heeft gestolen en dat hij deze sieraden heeft beleend bij een pandjeshuis in Amsterdam. Verdachte heeft verklaard dat hij 3300 euro heeft gekregen voor de sieraden en dat hij 2500 euro heeft betaald voor de wapens. Het bij hem aangetroffen bedrag van 575 euro is (een deel van) het restant bedrag.

Het verweer van de raadsman dat voor bewezenverklaring van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht moet blijken dat het voorhanden hebben heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag, volgt de rechtbank niet. Artikel 420bis stelt het enkel voorhanden hebben reeds strafbaar.

De verdediging heeft vervolgens aangevoerd dat het aangetroffen geldbedrag ook een legale herkomst kan hebben nu verdachte elke maand een bedrag van 150 euro van zijn zus ontvangt en het voorts niet om een groot geldbedrag gaat. Dit verweer volgt de rechtbank evenmin nu dit wordt weersproken door de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte over de herkomst van het geld, terwijl de hoogte van het geldbedrag voor een bewezenverklaring van het delict witwassen niet relevant is.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 22 augustus 2011, in de gemeente [plaats delict], wapens van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur en een stroomstootwapen, en munitie van categorie III, te weten (centraal- en randvuur kogel- en knal)patronen (diverse kalibers), voorhanden heeft gehad;

3.

hij op 22 augustus 2011, in de gemeente [plaats delict], een voorwerp, te weten een geldbedrag, voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De verdachte zal van het onder 1 en onder 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:

onder 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,

strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie ; en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie ,

strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie ;

onder 3: witwassen,

strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de totstandkoming van een rapportage in het kader van een trajectconsult door het NIFP door psychiater A.P. van der Woerdt (briefrapport d.d. 6 september 2011). Vervolgens is verdachte, in opdracht van de rechter-commissaris te Assen, van 26 januari 2012 tot 15 maart 2012 ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum, alwaar hij werd onderzocht door een multidisciplinair team dat bestond uit een psychiater, een psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider.

De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport d.d. 19 april 2012, opgemaakt door J.P.F. Koning, psychiater en J.B. Seinen, psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, inzake het onderzoek naar de geestvermogens van verdachte.

Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Door de weigering hebben onderzoekers geen informatie uit eigen gesprekken met verdachte. Evenmin werd test- en neuropsychologisch en medisch onderzoek verricht. Onderzoekers hebben informatie gehaald uit de beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepsobservatie.

Gelet op de weigerachtige houding van verdachte is het voor onderzoekers niet mogelijk om gefundeerde uitspraken te doen over de door de rechter-commissaris gestelde vragen, in het bijzonder of ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte.

De rechtbank overweegt dat het hiervoor bewezen verklaarde, bij gebrek aan -anders luidende- informatie met betrekking tot de geestvermogens van verdachte, aan verdachte kan worden toegerekend.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland (reclasseringswerker P. van ’t Veer) d.d. 8 september 2011, het trajectconsult van het NIFP (A.P. van der Woerdt, psychiater) d.d. 6 september 2011, alsmede de door het NIFP (locatie Pieter Baan Centrum) opgemaakte rapportage d.d. 19 april 2012.

De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Nu verdachte (bij herhaling) heeft geweigerd om aan onderzoeken naar zijn persoonlijkheid mee te werken zijn er voor de rechtbank geen aanknopingspunten om andere -mogelijk ten voordele van verdachte strekkende- omstandigheden mee te laten wegen bij de strafoplegging dan sec de aard en de ernst van de feiten en de (forse) justitiële documentatie.

Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het betreft:

- de wapens (pistoolmitrailleur en stroomstootwapen), munitie, pompstok, mes;

- alle drugs;

- alle overige voorwerpen (pruiken, petten, maskers, handschoenen, panty’s, kabelbinders, kogelwerend vest).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 274 dagen.

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 22 mei 2012.

De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:

- de wapens (pistoolmitrailleur en stroomstootwapen), munitie, pompstok, mes;

- alle drugs;

- alle overige voorwerpen (pruiken, petten, maskers, handschoenen, panty’s, kabelbinders, kogelwerend vest).

De rechtbank gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaresse van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:

- een geldbedrag van 575 euro.

De rechtbank gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaar van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:

- een personenauto, merk Fiat Multipla, met kenteken 26-VT-SR.

De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:

- kleding en schoenen;

- een mobiele telefoon, merk Samsung;

- medicijnen.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.M. van Woensel, voorzitter en mrs. E.C.M. Wolfert en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 mei 2012, zijnde mr. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature