Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Omgevingsvergunning t.b.v. de bouw van een fiets- en voetgangersbrug. Bestreden besluit is in strijd met art. 2.4, eerste lid, Wabo genomen. Geen aanleiding voor de conclusie dat de gemeenteraad onvolledig is voorgelicht over het ontwerp van de brug. Niet gezegd kan worden dat het bouwplan niet van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien. Verweerder heeft aannemelijk mogen achten dat het bouwplan aan de voorschriften van het Bouwbesluit voldoet. Volgt instandlating rechtsgevolgen.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummers: AWB 11/8136 en AWB 11/8552

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 mei 2012 in de zaak tussen

1. [A], te Rijswijk, eiser, en

2. [B], te Rijswijk, eiser,

en

het college van Burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. S.W. Boot).

Procesverloop

Op 31 maart 2011 heeft de gemeente Rijswijk een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het slopen van beschoeiing en het aanleggen van een nieuwe fiets- en voetgangersbrug over het Rijn-Schiekanaal tussen de Delftweg en de Huis te Hoornkade nabij de Steenplaetsbrug te Rijswijk.

Verweerder heeft besloten de procedure als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te volgen.

Het ontwerpbesluit alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf

27 mei 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.

Bij brief van 12 juni 2011, ingekomen bij verweerder op 16 juni 2011, heeft eiser sub 1 een zienswijze ingediend. Bij brief van 28 juni 2011, ingekomen bij verweerder op dezelfde datum, heeft eiser sub 2 een zienswijze ingediend.

Bij besluit van 6 oktober 2011 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend en besloten van het bestemmingsplan af te wijken.

Tegen dit besluit heeft eiser sub 1 bij brief van 14 oktober 2011, ingekomen bij de rechtbank op 17 oktober 2011, beroep ingesteld. Eiser sub 2 heeft tegen dit besluit bij brief van

7 november 2011, ingekomen bij de rechtbank op 9 november 2011, beroep ingesteld.

Eiser sub 2 heeft nadere stukken ingediend.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2012.

Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en R. Meijer, projectmanager.

Overwegingen

1.1. Het bouwplan voorziet in het aanleggen van een draaibare nieuwe fiets- en voetgangersbrug over het Rijn-Schiekanaal (De Vliet) tussen de Delftweg en de Huis te Hoornkade nabij de Steenplaetsbrug te Rijswijk, onder meer bestaande uit een 21 meter hoge pilaar en 12 kabels (tuien). De aanvraag is op 31 maart 2011 ingediend door de Afdeling Stadsbeheer van de gemeente Rijswijk. Bij besluit van 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) verleend ten behoeve van het project.

1.2. Verweerder heeft meegedeeld dat de Mandaatregeling ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet voorzag in besluitvorming op grond van de Wabo.

2.1. Het bestreden besluit geldt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet als een besluit van verweerder en is genomen in strijd met artikel 2.4, eerste lid, van de Wabo .

Gelet hierop zijn de beroepen gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu uit de stukken is gebleken dat verweerder bij besluit van 31 januari 2012 het bestreden besluit heeft bekrachtigd, zal de rechtbank de beroepsgronden beoordelen en onderzoeken of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.

2.2. Eisers wonen aan de [a-straat] en de [b-straat] in de directe nabijheid van het bouwplan en kunnen om die reden als direct belanghebbende worden aangemerkt.

2.3. De rechtbank stelt vast dat eisers niet opkomen tegen de vergunning voor zover die de activiteit slopen betreft.

3. Eiser sub 1 vreest voor een toename van de geluidhinder ten gevolge van de aanleg van de brug en een verkeersonveilige situatie voor zijn huis. Voorts bestrijdt hij de conclusie van verweerder dat meer mensen gebruik zullen gaan maken van de fiets en de auto laten staan, mede gelet op plannen om de Hoornbrug aan te passen, en acht hij de bouw van de brug een te grote investering.

Eiser sub 2 heeft gesteld dat het ontwerp van de brug onvoldoende is uitgewerkt en getest, zodat de gemeenteraad op basis van verkeerde informatie het besluit tot verlening van de verklaring van geen bedenkingen heeft genomen, hetgeen onwenselijk is. De ingediende zienswijzen zijn volgens hem onvoldoende serieus beantwoord.

4. De fietsbrug heeft volgens verweerder voornamelijk als doel medewerking te verlenen aan het realiseren van regionale fietsroutes en meer mogelijkheden te creëren om het Rijn-Schiekanaal te kruisen. Voorts wordt het voor omwonenden eenvoudiger om haltes van het openbaar vervoer te bereiken. Daarnaast wijst verweerder erop dat de brug, inclusief beheer, onderhoud, bediening en fietspaden, voor het overgrote deel wordt betaald door andere overheden en slechts voor circa 10% door de gemeente. Verwijzing naar mogelijke plannen van andere overheden met de Hoornbrug kunnen naar de mening van verweerder niet als een goed en vergelijkbaar alternatief worden gezien. Hetzelfde geldt voor het viaduct 'Het Fortuin', dat een voetgangersbrug is en een hoogteverschil van 7 meter kent. Voorts zijn gezien het ontwerp van de brug en de bochten in de toeleidende paden hoge snelheden van fietsers en scooters ter plaatse uitgesloten. Voorts valt niet in te zien dat ten gevolge van de fietsbrug sprake zal zijn van een onevenredige toename van geluid of van een vermindering van de verkeersveiligheid nabij zijn woning. Daarnaast wordt door verweerder betwist dat de gemeenteraad onvolledig is voorgelicht over het ontwerp van de brug. Het ontwerp is verzorgd door een deskundig bureau en constructief beoordeeld.

5.1. In artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat een aanvraag om een omgevings-vergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar gegeven weigeringsgronden.

Ingevolge het bepaalde onder c dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening .

5.2. Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

5.3. Het staat vast dat het project in strijd is met de ter plaatse geldende bestemmings-plannen "Broekpolder", "Plaspoelpolder II" en het uitbreidingsplan "Randplan".

Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, van de Wabo kan de omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

5.4. Ingevolge artikel 6.5, eerste lid, van het Bor wordt de omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2. 12, eerste lid, onder a, ten derde, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan niet verleend dan nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat hij geen bedenkingen heeft tegen het project.

6.1. Gelet op de zich onder de gedingstukken bevindende verklaring van geen bedenkingen met bijlagen, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat de gemeenteraad onvolledig is voorgelicht over het ontwerp van de brug. Tot de bijlagen behoorden de ruimtelijke onderbouwing, de bouwtekeningen van ingenieursbureau ipv Delft en de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling van de brug. Niet gebleken is dat daarin informatie ontbrak.

6.2. Volgens vaste rechtspraak moeten, naarmate de inbreuk op de bestaande planologische situatie groter is, zwaardere eisen worden gesteld aan de ruimtelijke onderbouwing van een project. Bij de vraag of het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing komt het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid toe. De rechtbank dient de vraag of het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing dan ook enigszins terughoudend te toetsen, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 maart 2008 (LJN: BC6394). In aanmerking nemende dat deze bestemmingsplannen een brug ter plaatse toestaan en alleen de hoogte van de pilaar en de 12 tuien van de brug niet met deze plannen in overeenstemming zijn, is de rechtbank van oordeel dat het project een tamelijk geringe inbreuk maakt op het bestaande planologische regime.

6.3. Het project is voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, neergelegd in de "Ruimtelijke Onderbouwing Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal", met bijlagen, van 31 maart 2011. In de ruimtelijke onderbouwing wordt naar het oordeel van de rechtbank afdoende uiteengezet waarom de brug past binnen de ruimtelijke beleidskaders van de provincie Zuid-Holland, te weten de Structuurvisie en de Verordening Ruimte, binnen het regionale beleid zoals vastgelegd in het Regionaal Structuurplan Haaglanden en de Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden, alsmede binnen het gemeentelijk beleid zoals verwoord in het Verkeers- en Vervoersplan Rijswijk 2000-2010, het Fietsbeleid Gemeente Rijswijk 2008-2015 en het Groenbeleidsplan BomeNatuuRecreatie.

6.4. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing is de fietsbrug primair bedoeld om het knelpunt dat het Rijn-Schiekanaal vormt in de regionale en lokale fietsrelaties op te lossen. Daarnaast is hierin vermeld dat een goede fietsverbinding een stimulans kan betekenen voor het fietsgebruik doordat woon- en werkgebieden, zoals Ypenburg, de Plaspoelpolder en de Rijswijkse haven op goed fietsbare afstanden van elkaar komen te liggen, hetgeen de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het voor omwonenden eenvoudiger wordt om haltes van het openbaar vervoer te bereiken, doordat vanaf de woningen in de omgeving van de [a-straat] via de brug de tramhalte 's-Gravenmade kan worden bereikt, waarmee het gebruik van het openbaar vervoer wordt bevorderd.

Voorts acht de rechtbank verweerders standpunt omtrent hetgeen eiser sub 1 heeft gesteld met betrekking tot de plannen met de Hoornbrug en viaduct 'Het Fortuin' juist. Laatstgenoemd viaduct heeft immers geen fietspad en de Hoornbrug is op een afstand van ruim 600 meter van het bouwplan gelegen. Deze beroepsgronden kunnen dan ook niet slagen.

6.5. Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat gezien het ontwerp van de brug en de bochten in de toeleidende paden hoge snelheden van fietsers en scooters ten gevolge van de brug ter plaatse van de woning van eiser sub 1 niet zijn te verwachten.

6.6. Voorts heeft eiser sub 1 naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat zijn vrees voor een onevenredige toename van geluid of van een vermindering van de verkeersveiligheid nabij zijn woning ten gevolge van de fietsbrug gegrond is. Hij heeft zijn stellingen immers niet door middel van bijvoorbeeld een rapport van een deskundige onderbouwd.

6.7. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het vorenstaande, niet gezegd worden dat het bouwplan niet van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien.

7.1. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de beroepsgrond over de met het bouwplan gepaard gaande investering in deze procedure aan de orde kan komen, voor zover het de financieel-economische uitvoerbaarheid betreft. Verweerder heeft dit aspect naar het oordeel van de rechtbank in de ruimtelijke onderbouwing afdoende toegelicht. Voor zover eisers de doelmatigheid van de investering betwisten dient de rechtbank zich afzijdig te houden omdat de keuze voor dit bouwplan het resultaat is van een politiek-bestuurlijke afweging waarbij aan verweerder beleidsvrijheid toekomt.

7.2. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank niet voldoende onderbouwd dat aan eiser sub 1 concrete mededelingen zijn gedaan door of namens verweerder dan wel de gemeenteraad omtrent het niet- wijzigen van het bestemmingsplan. De vermelding door eiser sub 1 van de inhoud van gesprekken die hij hierover heeft gevoerd met de gemeente, is hiertoe ontoereikend alleen al omdat voor een rechtens relevante toezegging onder andere is vereist dat deze schriftelijk is gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van gewekte gerechtvaardigde verwachtingen, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen.

7.3. De rechtbank volgt eiser sub 2 voorts niet in zijn stelling dat de zienswijzen onvoldoende serieus zijn beantwoord. Blijkens de bij het bestreden besluit behorende "Nota van Zienswijzen Fietsbrug Rijn-Schiekanaal" heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank afdoende op de ingediende zienswijzen gereageerd. Het feit dat de inhoudelijke reacties op de zienswijzen verweerder steeds tot dezelfde conclusies hebben geleid kan niet tot een andere conclusie leiden.

7.4. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

7.5. Nu gebleken is dat op goede gronden toestemming is verleend, is de strijd met het bestemmingsplan opgeheven.

7.6. Het ontwerp van de brug is verzorgd door een deskundig bureau, te weten ipv Delft, ingenieursbureau voor productvormgeving bv, en constructief beoordeeld door Technisch Adviesbureau Sliedrecht B.V., zodat niet in te zien valt dat het ontwerp onvoldoende zou zijn uitgewerkt dan wel technisch beoordeeld. Verweerder heeft dan ook aannemelijk mogen achten dat het bouwplan aan de voorschriften van het Bouwbesluit voldoet. Het standpunt van eiser sub 2, dat de beweegbare tuibrug geen beproefd ontwerp is en dat dit principe niet eerder zou zijn toegepast, geeft de rechtbank onvoldoende aanleiding aan de beoordeling van verweerder te twijfelen.

7.7. Aangezien geen van de andere in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoet, heeft verweerder, gelet op artikel 2.10 van de Wabo , op goede gronden de gevraagde omgevingsvergunning, voor zover bestreden, verleend.

8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bestaat aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

9. Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart de beroepen gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

bepaalt dat verweerder aan eiser sub 1 en 2 het door hen betaalde griffierecht, te weten tweemaal € 152,00 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. Kroft, mr . drs. H.M. Braam en

mr . dr. L.M. Koenraad, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden naar partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature