Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 10 juli 2009 heeft het college aan [appellanten] een vergoeding voor planschade ten bedrage van € 13.000,00 toegekend.

Uitspraak



201106164/1/A2.

Datum uitspraak: 30 mei 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 april 2011 in zaak nr. 10/916 in het geding tussen:

[appellanten]

en

het college van burgemeester en wethouders van Loppersum.

1. Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2009 heeft het college aan [appellanten] een vergoeding voor planschade ten bedrage van € 13.000,00 toegekend.

Bij besluit van 3 augustus 2010 heeft het college het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 10 juli 2009 herroepen en het verzoek van [appellanten] om vergoeding van planschade alsnog afgewezen.

Bij uitspraak van 21 april 2011, verzonden op 22 april 2011, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 juni 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2012, waar [appellanten] in persoon, bijgestaan door mr. A.J. Poelman, werkzaam bij de stichting Univé Rechtshulp, het college, vertegenwoordigd door W.D. van Laar, werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende] in persoon, bijgestaan door mr. J. Veltman, advocaat te Amersfoort, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent het college, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling krachtens artikel 17 of 19 van de WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

2.2. [appellanten] hebben sinds 29 juni 1982 het beklemrecht van het perceel met woning [locatie a] te [plaats]. Zij hebben bij brief van 29 juni 2008 verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van een bij besluit van het college van 31 maart 2008 verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO, met gebruik waarvan bouwvergunning is verleend voor de bouw van een woning op het tegenover gelegen perceel [locatie b].

[belanghebbende], de aanvrager van de vrijstelling en bouwvergunning, heeft met de gemeente een overeenkomst gesloten, waarbij zij zich heeft verbonden door het college toe te kennen vergoedingen van planschade ten gevolge van de vrijstelling voor haar rekening te nemen.

Het college heeft het besluit van 10 juli 2009 gebaseerd op een door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) opgesteld advies van april 2009, waarin de vrijstelling is vergeleken met het sinds 19 november 2007 voor perceel [locatie b] geldende bestemmingsplan "Kleine Kernen". Volgens het SAOZ-advies volgt uit deze planvergelijking dat [appellanten] ten gevolge van de vrijstelling planologisch nadeel lijden, bestaande uit waardevermindering van hun perceel. De SAOZ heeft het nadeel bepaald op een bedrag van € 13.000,00. In het advies is voorts, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2004 in zaak nr. 200402448/1, vermeld dat het planologisch nadeel niet voor rekening van [appellanten] dient te blijven, nu ingevolge het op 29 april 1985 vastgestelde bestemmingsplan "Huizinge" en ingevolge het op 7 mei 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Kleine Kernen" op perceel [locatie b] niet mocht worden gebouwd.

Het college heeft aan het besluit van 3 augustus 2010 een advies van de commissie voor de behandeling van de bezwaar- en beroepschriften van 15 juni 2010 ten grondslag gelegd. Daarin is vermeld, dat de bouw van een woning op perceel [locatie b] voor [appellanten] ten tijde van de verwerving van het beklemrecht in 1982 voorzienbaar was, omdat toentertijd ingevolge het geldende "Plan in Hoofdzaken" voor dat perceel aanzienlijke bebouwingsmogelijkheden bestonden.

2.3. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat het in 1982 geldende "Plan in Hoofdzaken" alleen betrekking had op het buitengebied van Huizinge en niet op de bebouwde kom daarvan en dat dit door [appellanten] niet is bestreden. De rechtbank heeft verder overwogen dat, anders dan [appellanten] hebben betoogd, in 1982 voor de kern Huizinge niet een bestemmingsplan "Huizinge Kom 1954" van kracht was. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat in de toelichting bij het op 29 april 1985 vastgestelde bestemmingsplan "Huizinge" als reden voor het opstellen van dat plan is vermeld "Het ontbreken van een bestemmingsplan voor de kom Huizinge" en dat het college van de voormalige gemeente Middelstum in een brief aan de gemeenteraad van 19 april 1985 heeft vermeld "Voor de kom Huizinge geldt momenteel alleen de bouwverordening". Op grond hiervan heeft de rechtbank overwogen dat, nu in 1982 voor de kern Huizinge geen bestemmingsplan van kracht was, de planologische situatie op perceel [locatie b] toentertijd werd bepaald door de gemeentelijke bouwverordening, op grond waarvan op dat perceel ruime bouwmogelijkheden waren toegestaan. De rechtbank heeft voorts overwogen dat [appellanten] op grond van de bouwverordening in 1982 rekening konden en moesten houden met de mogelijkheid dat het perceel [locatie b] zou worden bebouwd.

2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte de uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2004 niet heeft gevolgd en geen betekenis heeft gehecht aan de omstandigheid dat op het perceel [locatie b] ingevolge de bestemmingsplannen "Huizinge" en "Kleine Kernen" niet mocht worden gebouwd.

2.4.1. Het betoog faalt. Zoals de Afdeling recent heeft overwogen (uitspraak van 21 december 2011 in zaak nr. 201101503/1/H2) volgt zij thans in zaken als deze, waarin de vraag voorligt of de aanvrager van planschadevergoeding ten tijde van de koop van de onroerende zaak planologische mogelijkheden heeft aanvaard en het geldende planologische regime nadien is gewijzigd, niet de uitspraak van 6 oktober 2004, maar de redenering die onder meer is gevolgd in de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2009 in zaak nr. 200903710/1/H2, waarin is overwogen dat voor het antwoord op de vraag of een planologische verandering buiten het eigen perceel voor een aanvrager van planschadevergoeding voorzienbaar was, alleen de planologische situatie ten tijde van de koop van het eigen perceel van de aanvrager van planschadevergoeding van belang is.

2.5. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank, door te overwegen dat in 1982 voor de kern Huizinge geen bestemmingsplan van kracht was, ten onrechte voorbij is gegaan aan een door hen overgelegde bekendmaking van de toenmalige gemeente Middelstum van 29 april 1982, waarin is vermeld dat een bouwaanvraag van 19 maart 1982 voor de bouw van een woning op perceel kadastraal bekend gemeente Middelstum, sectie […] nr. […] te Huizinge in strijd is met het geldende bestemmingsplan kom Huizinge 1954.

2.5.1. Dit betoog faalt evenzeer. De rechtbank heeft met juistheid meer belang gehecht aan de hiervoor onder 2.3 aangehaalde vermeldingen in de toelichting bij het bestemmingsplan "Huizinge" en in de brief van het college, dan aan de overgelegde bekendmaking. Daarbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat volgens het verweerschrift van het college bij onderzoek in het archief van de gemeente geen bestemmingsplan "Huizinge kom 1954" is aangetroffen en dat [appellanten] dat bestemmingsplan ook niet hebben overgelegd, zodat in rechte niet van het bestaan van dat bestemmingsplan kan worden uitgegaan. De rechtbank heeft verder met juistheid in de door [appellanten] overgelegde notulen van de werkgroep ruimtelijke ordening in de gemeente Middelstum van 23 maart 1981 en 1 maart 1982 geen aanleiding gevonden voor een ander oordeel, reeds omdat in die notulen niet is vermeld dat in 1982 voor perceel [locatie b] een bestemmingsplan van kracht was. Het voorgaande betekent dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat in 1982 de planologische situatie op perceel [locatie b] werd bepaald door de gemeentelijke bouwverordening. Zij heeft ook met juistheid overwogen dat op grond van de bouwverordening op het perceel ruime bouwmogelijkheden waren toegestaan. Ter zitting is van de zijde van het college bevestigd, dat in 1982 voor het perceel geen bouwverbod gold ingevolge de bouwverordening, hetgeen daarin normaliter ook niet is opgenomen. De rechtbank heeft dan ook, gegeven deze planologische situatie, waarvan in rechte moet worden uitgegaan, met juistheid overwogen, dat de bouw van een nieuwe woning op perceel [locatie b] voor [appellanten] voorzienbaar was ten tijde van de verkrijging van het recht van beklemming voor hun perceel op 29 juni 1982 en dat daarom de planschade die zij ten gevolge van de vrijstelling lijden voor hun risico en rekening moet blijven.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.

w.g. Polak w.g. Oranje

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012

507.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature