Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 397803 / KG ZA 12-215
Vonnis in kort geding van 8 mei 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E. Luijendijk,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M.F. van Immerseel.
Eiser in conventie/verweerder in reconventie wordt hierna aangeduid als [eiser] en gedaagden in conventie worden hierna gezamenlijk aangeduid als [gedaagden].
Eiseres in reconventie wordt hierna aangeduid als [gedaagde 1].
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 5 april 2012;
- de producties van [eiser];
- de producties van [gedaagden].;
- de pleitnotities van mr. E. Luijendijk;
- de pleitaantekeningen tevens inhoudende eis in reconventie van mr. M.F. Immerseel;
- de nagekomen fax d.d. 20 april 2012 van mr. M.F. Immerseel.
Partijen hebben hun standpunten ter zitting van 17 april 2012 nader toegelicht.
Ten slotte is vonnis bepaald op 8 mei 2012.
Ter zitting zijn [gedaagden]. door de voorzieningenrechter in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 20 april 2012 alsnog te reageren op de zijdens [eiser] ingebrachte producties 12 tot en met 23, die [gedaagden]. voor het eerst kort voor de zitting in hun bezit hadden gekregen. In de onder 1.1 genoemde nagekomen fax d.d. 20 april 2012 is deze reactie weergegeven.
De feiten
[eiser] is bestuurder geweest van de beslot[A]nootschap [A] (hierna: [A]). [A] heeft in het jaar 2007 het tijdschrift Sportswomen.nl uitgegeven. Op 8 april 2008 is [A] failliet verklaard. Wegens gebrek aan baten is het faillissement op 9 februari 2010 opgeheven.
[gedaagde 1], een voormalig professioneel marathonloopster, heeft in opdracht van [A] in 2007 vier artikelen voor Sportswomen.nl geschreven. De afgesproken vergoeding voor [gedaagde 1] voor het schrijven van deze artikelen is onbetaald gebleven.
De vordering is ter verificatie ingediend in het faillissement van [A]. De curator heeft de onderhavige vordering van [gedaagde 1] op [A] begroot op € 5.803,48 en geplaatst op de lijst van voorlopig erkende vorderingen.
Per mail d.d. 1 juli 2008 heeft [eiser] aan [gedaagde 1] - voor zover hier relevant - het volgende geschreven:
"...
Voorts bevestig ik, zoals tijdens ons gesprek heb weergegeven, indien de betaling niet op zeer korte termijn door [A] zal worden uitgevoerd, ik daarvoor persoonlijk borg sta.
..."
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn vennoten van de (per 1 januari 2011) opgerichte [W] (hierna: [W]). [W] houdt zich bezig met het produceren van films, het verzorgen van clinics en lezingen op het gebied van hardlopen en atletiek, en het adviseren op het gebied van social media en sport.
Op de website van [W], www.[W], is in 2008 het volgende artikel geplaats t (hierna: het Artikel), waarbij de toevoeging "Noemt zich inmiddels [eiser]" is geplaatst in december 2011.
Pas op voor [eiser]!! [Noemt zich inmiddels [eiser]]
mei 09, 2008
[eiser], een man met (naar nu blijkt) veel schulden, lanceerde vorig jaar Sportswomen.nl, een tijdschrift voor vrouwen die geloven in eigen kracht. Ik, en met mij een aantal andere sportvrouwen, trapten in zijn verhaal en ging voor Sportswomen.nl schrijven. Vier pagina's A3 formaat mocht ik met Running vullen. Een geweldige uitdaging, en een fantastische mogelijkheid om atletes en het hardlopen meer onder de aandacht te brengen.
Enthousiast door de formule, gaaf om met sportvrouwen uit andere takken van sport een blad te maken. Wij gingen er voor. Helaas [eiser] ook,.......hij draaide maar liefst 309.000 euro er doorheen, betaalde niemand, gebruikte netwerken en namen. [eiser] deed bijv voorkomen dat [X] erbij betrokken zou zijn, [Y] en zelf [Z].
[eiser] verkocht luchtkastelen, loog over de oplage (sprak over 90.000 en 135.000.....het was een tienvoud, misschien wel twintigvoud van de verschenen oplage). Hij kopieerde advertenties, plaatste ze en stuurde een bedrijf vervolgens een factuur.
Tja, nu ik dit allemaal weet, schaam ik me dood dat ik ook maar iets te maken heb gehad met Sportswomen.nl
Maar wat nog erger is: er is een reeks van gedupeerden achter gebleven. En [eiser] gaat straks gewoon weer verder. Een nieuwe constructie verzinnen met twee vriendjes.
Is ie al failliet? Ik weet het niet. Het zal best. Eerst verkocht hij leugen op leugen, smoesje op smoesje. En nu krijg je hem niet aan de telefoon. Want dat is het handigst. Straks weer geldschieters en investeerders zoeken. Misschien wel zijn formule Sportswomen.nl verkopen. Het kan allemaal.
Dus pas op voor deze leugenaar. Zowel investeerders als schrijvers, drukkers, adverteerders etc etc.
Ik raad jullie aan om niet met deze man in zee te gaan: hij gebruikt je netwerk, je geld , je kennis, en je inzet.......schaamteloos.
Indien er nieuw blad Sportswomen of Sportwomen.nl op de markt komt......ver bij vandaan blijven en zeker geen abonnement afsluiten.
[eiser] is nu werkzaam als advertentieverkoper bij het Voetbalblad ELF...dus wees allert!!!!!
......"
Onder de kop van het Artikel is een foto van [eiser] toegevoegd (hierna: de Foto).
[gedaagde 2] drijft een eenmanszaak, [Q], die verantwoordelijk was voor een website [Q]. Op deze site is het Artikel met de Foto geplaatst geweest.
Per mail d.d. 26 april 2011 heeft [B], werkzaam bij Virtual Affairs, aan [eiser] - voor zover hier relevant - het volgende geschreven:
"......
Als ik je google, verschijnt er al snel een artikeltje van een zekere [gedaagde 1] over je, aangaande sportswoman. Ik neem aan dat je dat artikeltje ook wel kent. Kan je mij eens wat meer over de achtergrond hiervan vertellen.
......"
Het geschil in conventie
[eiser] vordert dat het de voorzieningenrechter moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen tot het verwijderen en het verwijderd houden
van het Artikel van de website [W], althans de voor- en achternaam van [eiser] en alle uitingen met de strekking dat [eiser] heeft gelogen, misleid, zich schuldig heeft gemaakt aan geldverkwisting en de waarschuwing om geen zaken met [eiser] te doen of uitingen van gelijke strekking, althans die passages uit het Artikel te verwijderen en verwijderd te houden die de voorzieningenrechter als onrechtmatig beoordeelt, binnen 24 uur na betekening van het vonnis in dit kort geding, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat verwijdering van de website [W] uitblijft tot een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom per dag en maximum;
II. [gedaagde 2] te veroordelen tot het verwijderen en het verwijderd houden van het Artikel van de website [Q], althans de voor- en achternaam van [eiser] en alle uitingen met de strekking dat [eiser] heeft gelogen, misleid, zich schuldig heeft gemaakt aan geldverkwisting en de waarschuwing om geen zaken met [eiser] te doen of uitingen van gelijke strekking, althans die passages uit het Artikel te verwijderen en verwijderd te houden die de voorzienin- genrechter als onrechtmatig beoordeelt, binnen 24 uur na betekening van het vonnis in dit kort geding, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat verwijdering van de website [Q] tot een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningen- rechter te bepalen dwangsom per dag en maximum;
III. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen om de foto van [eiser] van de website [W] te verwijderen en verwijderd te houden, binnen 24 uur na betekening van het vonnis in dit kort geding, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat verwijdering van de website [W] uit-blijft tot een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
IV. [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om de foto van [eiser] van de website [Q] te verwijderen en verwijderd te houden, binnen 24 uur na betekening van het vonnis in dit kort geding, op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat verwijdering van de website [Q] uit-blijft tot een maximum van
€ 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
V. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen om verdere openbaarmaking van het Artikel en uitlatingen over [eiser] van gelijke strekking als de uitlatingen in het Artikel te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden]. in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom per dag en maximum;
VI. [gedaagden]. hoofdelijk te verbieden om enige tekst met daarin de namen "[eiser]" of de naam "[eiser]", dan wel enige lettercombinatie die naar deze namen verwijst, wederom op de websites [W], [Q] of een andere door hen beheerde website te plaatsen of op directe of indirecte wijze op het internet te doen plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden]. in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
VII. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen om verdere openbaarmaking van foto's van [eiser] te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden]. in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
VIII. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis in dit kort geding de exploitant van de zoekmachine Google per aangeteken-de brief en per faxbericht opdracht te geven tot verwijdering van het Artikel in de ze zoekmachine, conform de aan de dagvaarding als productie 10 gehechte tekst, met een direct afschrift van deze brief en dit faxbericht aan de raadsman van [eiser], zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden]. in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,--, althans een in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom per dag en maximum;
IX. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 2.500,-- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorschot, aan [eiser], als voorschot op een vergoeding wegens immateriële schade;
X. [gedaagden]. hoofdelijk te veroodelen tot betaling van € 1.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, als een voorschot op een vergoeding aan [eiser] wegens onrechtmatig gebruik van zijn foto en/of inbreuk op zijn portretrecht;
XI. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buiten-gerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.788,00, althans een door de voorzieningen-rechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
XII. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf twee weken nadat het veroordelende vonnis is gewezen tot de dag der algehele voldoening;
XIII. [gedaagden]. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten ad € 199,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, indien en voor zover [gedaagden]. niet binnen twee weken na de dag waarop zij bij vonnis in de proceskosten wordt veroordeeld integraal aan dit vonnis voldoet.
[eiser] grondt zijn vorderingen op onrechtmatige daad. Hij stelt dat [gedaagden]. hem ten onrechte in het Artikel beschuldigt van geldverkwisting, bedrog, fraude en oplichting; in het Artikel wordt hij weggezet als een onbetrouwbaar persoon die misbruik maakt van anderen, waarmee [gedaagden]. inbreuk plegen op zijn eer en goede naam. [eiser] stelt dat hij hierdoor schade lijdt, nu het hier uitlatingen van ernstige aard betreft, die eenvoudig voor een ieder via Google zijn op te roepen. Dit klemt des te meer nu hij momenteel serieuze pogingen onderneemt om weer tot de arbeidsmarkt toe te treden; het Artikel belemmert hem in dat streven. Daarnaast grondt [eiser] het onder III en IV gevorderde op artikel 21 Auteurswet (Aw).
[gedaagden]. voeren verweer. Dit verweer wordt - voor zover relevant - hierna onder 5 worden weergegeven en besproken.
Het geschil in reconventie
[gedaagde 1] vordert dat het de voorzieningenrechter moge behage bij vonnis,
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van een bedrag van
€ 5.803,48 als gespecificeerd in onderdeel 40 en 41 van de pleitnotitie, dan wel
een bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2012;
2. [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt - voor zover relevant - hierna onder 6 - ingegaan.
De beoordeling in conventie
het onder II en IV gevorderde
Ter zitting is gebleken dat [Q] niet langer actief is en dat de website [Q] vanaf begin 2012 is gestaakt, in die zin dat deze niet meer via internet geraadpleegd kan worden. Gelet hierop zal het onder II en IV gevorderde worden afgewezen vanwege het ontbreken van voldoende (spoedeisend) belang.
het onder III gevorderde
Tussen partijen is niet in geschil dat de bij het Artikel geplaatste Foto een zonder opdracht vervaardigd portret in de zin van artikel 21 Auteurswet (Aw) betreft en dat [eiser] geen toestemming heeft verleend aan [gedaagden]. om de Foto bij het Artikel of elders op de website van [W] te plaatsen. [eiser] komt mitsdien in beginsel het recht toe om deze publicatie van deze Foto - op grond van het hem toekomend portretrecht in de zin van artikel 21 Aw - te (doen) verbieden, reeds op grond van het enkele feit dat de Foto zonder zijn toestemming bij het Artikel is geplaatst.
Dit recht kan [eiser] alleen ontzegd worden indien geoordeeld moet worden dat hij geen redelijk belang heeft bij een verzet tegen openbaarmaking. Binnen dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat een redelijk belang van [eiser] zich tegen de publicatie van de Foto bij het Artikel verzet, nu [eiser] zeer herkenbaar op de foto staat in de context van een artikel waarin zijn persoonlijke levenssfeer wordt aangetast; er worden immers gedetailleerde en niet vleiende mededelingen omtrent zijn wijze van zakendoen gedaan. Uit het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vloeit voort dat indien de openbaarmaking van een portret inbreuk maakt op dit recht, in beginsel sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet dat zich tegen die openbaarmaking verzet (HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1000). Dat de belangen van [gedaagden]. bij plaatsing en handhaving in deze zwaarder wegen dan het belang van [eiser] bij verwijdering van de Foto bij het Artikel is niet aannemelijk geworden. Weliswaar is sprake van een zeker belang van [gedaagden]. (zie hierna onder 5.9) bij het verstrekken van informatie, maar niet aannemelijk is geworden dat daartoe de Foto noodzakelijk zou zijn; daarbij is in aanmerking genomen dat de aard van de waarschuwing niet meebrengt dat voor het algemene publiek, dat [eiser] van de Foto zonder meer zal herkennen, zodanige herkenning zinvol, laat staan nodig is. [gedaagden]. hebben op dat punt ook niets concreets gesteld.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de door [gedaagden]. bij het Artikel geplaatste Foto van [eiser] op de website van [W] dient te worden verwijderd. Het onder III gevorderde zal mitsdien worden toegewezen als volgt.
De gevorderde dwangsom zal hierbij worden beperkt en gematigd.
het onder VII gevorderde
Het onder VII gevorderde is te algemeen, te uitgebreid en te absoluut geformuleerd om voor toewijzing in aanmerking te kunnen komen. Bovendien kan het niet worden uitgesloten dat [gedaagden]. in de toekomst wel een voldoende zwaarwegend belang zouden kunnen hebben bij openbaarmaking van foto's van [eiser].
het onder X gevorderde
Het onder X gevorderde voorschot op schadevergoeding - vanwege het plaatsen van de Foto bij het Artikel op de website [W] - betreft een geldvordering.
Een geldvordering kan voor toewijzing in kort geding in aanmerking komen, indien die vordering voldoende aannemelijk is. Voorts geldt dat terughoudendheid geboden is, mede met het oog op het restitutierisico, en dat dienaangaande naar behoren feiten en omstandig-heden moeten worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Het spoedeisend belang is een noodzakelijk en apart te toetsen vereiste.
[eiser] heeft de door hem geleden schade als gevolg van het door [gedaagden]. plaatsen van de Foto bij het Artikel onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Daar komt nog bij dat [eiser] niet gesteld heeft dat hij (specifiek) spoedeisend belang heeft bij toewijzing van zijn geldvordering. Het onder X gevorderde voorschot op schadevergoeding is derhalve niet toewijsbaar en zal mitsdien worden afgewezen.
het onder I gevorderde
[eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij een onverwijlde voorziening als onder I gevorderd, nu derden gemakkelijk kennis kunnen nemen van de
in het Artikel gedane beschuldigingen aan zijn adres, hetgeen [eiser] kan belemmeren bij zakelijke/commerciële activiteiten, dan wel hem bij het aangaan van een nieuw dienstverband in de weg kan staan.
Daar komt bij dat [eiser] bij brieven van 19 januari 2012 en 25 januari 2012 [gedaagden]. heeft gesommeerd om het Artikel van de website van [W] te verwijderen en dat [gedaagden]. daaraan geen gehoor aan hebben gegeven.
[eiser] heeft hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt om een spoedeisend belang bij het onder I gevorderde, dat door [gedaagden]. wordt betwist, aan te kunnen nemen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat het Artikel al bijna vier jaar geleden op het internet is geplaatst. Voorts betwisten [gedaagden]. en is ook niet aannemelijk dat dit Artikel thans als één van de eerste zoekresultaten wordt weergegeven als men - via Google - zoekt op de naam [eiser], dan wel [eiser]. Ook op de website van [W] springt het Artikel niet snel in het oog. Dat het Artikel te vinden is bij enig nader zoeken is wel aannemelijk, maar dat is, tegen de achtergrond van de omstandigheid dat dit al jaren het geval is, van onvoldoende gewicht, zelfs als in aanmerking wordt genomen dat de verwijzing naar "[eiser]" van december 2011 dateert. De als productie 11 bij dagvaarding overgelegde mail d.d. 26 april 2011 van [B] levert geen bewijs op voor de stelling van [eiser] dat hij als gevolg van het Artikel op de website [W] inkomsten derft of dreigt te derven. Het betreft hier immers slechts een vraag van [B] aan [eiser]. [eiser] heeft derhalve in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er voor hem een nijpende situatie is ontstaan, waardoor hij wordt belemmerd bij zakelijke activiteiten en het vinden van werk en waaraan met spoed een einde dient te komen.
Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat sprake is van een spoedeisend belang van [eiser] bij de in dit kort geding onder I gevorderde voorziening tot verwijdering van het Artikel van de website van [W]. Dit leidt tot de conclusie, dat het onder I gevorderde reeds bij gebrek aan spoedeisend belang dient te worden afgewezen.
Het voorgaande laat onverlet dat er geen twijfel over kan bestaan dat de publicatie van het Artikel op de website van [W] een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] meebrengt, terwijl het Artikel stevige beschuldigingen en negatieve kwalificaties bevat. In beginsel staat het [gedaagden]. vrij om, als zij menen dat het noodzakelijk is om een misstand aan de kaak te stellen, dit te doen; evenzeer heeft [eiser] echter recht op bescherming van zijn eer en goede naam. De vraag of publicatie van het Artikel op de website van [W] onrechtmatig is, ligt dus in het spanningsveld tussen het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer anderzijds.
In casu staan tegenover elkaar het belang van [eiser] door het Artikel op internet niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en aan de andere kant het door [gedaagden]. gestelde belang om een door hen gesignaleerde misstand in de openbaarheid te brengen. Voor de te maken afweging is van belang, in hoeverre de uitlatingen op waarheid berusten en de bewoordingen nodeloos grievend zijn.
In dit kort geding is aannemelijk dat in elke geval een deel van de beschuldigingen op waarheid berust. De in het colofon van het blad sportswoman aangegeven aantallen van de oplagen waren niet juist en de vermelding dat [Y] deel uit maakte van de redactie adviescommissie was evenzeer onjuist.
In zoverre zijn de mededelingen in het Artikel dus waar.
Dat "niemand" is betaald zoals het Artikel meldt is echter niet juist, terwijl voorts in het Artikel de indruk wordt gewekt dat [eiser] persoonlijk verplichtingen is aangegaan die hij niet is nagekomen, hetgeen in strijd is met de waarheid, nu het de besloten vennootschap was die, als gevolg van een faillissement, de aangegane verplichtingen niet nagekomen is.
Bovendien acht de voorzieningenrechter van belang dat, blijkens de faillissementsverslagen, de curator wel onderzoek heeft gedaan naar mogelijk onbehoorlijk bestuur en/of paulianeus handelen, maar geen aanleiding heeft gezien om op dat punt actie te ondernemen. De toon-zetting van het artikel geeft echter de indruk dat sprake zou zijn van een vooropgezet plan tot benadeling en de gekozen bewoordingen zijn stevig.
Gelet echter op de omstandigheid dat slechts bij het onderwerp waar inderdaad onwaarheid aannemelijk is geworden (ten aanzien van de oplagen) het woord "liegen" wordt gebruikt en het [eiser] vrij staat anderen te adviseren, zou er geen aanleiding bestaan om (als wel sprake was van voldoende spoedeisend belang) in te grijpen. Wel zou het aanbeveling verdienen, als [gedaagden]. - die ter zitting hebben aangegeven dat de inkleding van het Artikel in sommige opzichten nodeloos vergaand is in aanmerking nemend de maatschappelijke misstand die [gedaagden]. met de plaatsing van het Artikel op de website [W] aan de kaak willen stellen - het Artikel voor wat betreft de toonzetting enigszins hierop zullen aanpassen.
overigens gevorderde
Uit het voorgaande volgt reeds dat het onder V en VIII gevorderde te worden afgewezen.
Een verbod als onder VI gevorderd is te algemeen geformuleerd en een te vergaande inperking van de vrijheid van meningsuiting van [gedaagden]. om voor toewijzing in aanmerking te kunnen komen. Het onder VI gevorderde zal mitsdien eveneens worden afgewezen.
Voor toewijzing van de onder IX gevorderde voorschot op vergoeding wegens immateriële schade wordt - gelet op het onder 5.5 overwogene aangaande de criteria voor toewijzing van een geldvordering in kort geding - geen aanleiding gezien, nu noch het spoedeisend belang noch de aannemelijkheid van de vordering door [eiser] binnen dit kort geding voldoende is onderbouwd en aannemelijk geworden.
De onder XI gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat hij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Bovendien wordt het grootste deel van de vordering afgewezen.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden]. worden begroot op:
- griffierecht 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.083,00
De beoordeling in reconventie
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
[gedaagde 1] baseert haar vordering op de mail d.d. 1 juli 2008 (zie 2.3), die moet worden opgeval als een persoonlijke borgstelling. [gedaagde 1] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de onderhavige voorlopige voorzieningen nu de facturen dateren van oktober en december 2007 en de rechtsvordering van [gedaagde 1] op [A] na vijf jaar verjaart. Artikel 7:853 BW bepaalt dat de voltooiing van de verjaring van de hoofdvordering ook de borgtocht teniet doet gaan.
Bovendien blijkt - in de visie van [gedaagde 1] - uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat het spoedeisend belang geen belemmering vormt bij het treffen van een voorlopige voorziening tot betaling van een geldsom indien aannemelijk is dat de (geld)vordering in een bodem-procedure zal worden toegewezen.
[gedaagde 1] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt om een spoedeisend belang, dat door [eiser] wordt betwist, aan te kunnen nemen. Uit vaste jurisprudentie (zie ondermeer HR 22 januari 1982, NJ 1982/505 en HR 15 juni 2007, LJN: BA 1522) volgt dat de aanwezigheid van een spoedeisend belang thans nog steeds een noodzakelijk apart te toetsen vereiste is voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Voor zover [gedaagde 1] het spoedeisend belang heeft onderbouwd met een beroep op artikel 7:853 BW faalt dit verweer. Onduidelijk is op welke termijn de betreffende facturen precies betaald hadden moeten zijn, maar nu dat niet eerder dan oktober 2007 kan zijn geweest resteert voldoende tijd om een bodemprocedure aanhangig te maken, waarin dan ook de vraag in hoeverre sprake is van een geldige borgtocht nader besproken en beslist kan worden.
Nu [gedaagde 1] aldus onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij het gevorderde, is niet voldaan aan één van de vereisten voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Dit betekent dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
[gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat € 816,00
De beslissing
De voorzieningenrechter
In conventie:
veroordeelt [gedaagden]. hoofdelijk om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, de het bij het Artikel (zie 2.5) geplaatste Foto van [eiser] van de website [W] te verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor elke dag dat daaraan niet is voldaan met een maximum van € 2.500,00 aan te verbeuren dwangsommen;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten in conventie, aan de zijde van [gedaagden]. tot op heden begroot op € 1.083,00;
In reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van
[eiser] tot op heden begroot op € 816,00;
In conventie en in reconventie:
verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het overigens gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten in tegenwoordigheid van
mr. H.C. Fraaij, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2012.
1862/106