Uitspraak
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-002733-11
Uitspraak : 16 mei 2012 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton locatie Eindhoven, van 21 juni 2011 in de strafzaak met parketnummer 96-240342-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde schuldig zal verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
De verdediging heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging en subsidiair betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de kantonrechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 21 april 2010 te Son, gemeente Son en Breugel, althans in Nederland, als degene aan wie voor een motorrijtuig (snorfiets) het kenteken [kenteken]was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging, omdat het openbaar ministerie gelet op de tevoren door de verdachte aan verschillende justitiële autoriteiten verstrekte aangifte van de diefstal van het onderhavige motorrijtuig, niet tot vervolging had behoren over te gaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer treft geen doel, omdat het krachtens het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel aan het openbaar ministerie is om te beslissen of – en zo ja – wie wordt vervolgd. Slechts indien zou blijken dat het openbaar ministerie bij zijn vervolgingsbeslissing zou handelen in strijd met de wet, een verdrag, of enig beginsel van een goede procesorde, zou dit de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kunnen raken.
Het bestaan van zulke feiten of omstandigheden is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden, nu naar het oordeel van het hof het enkele feit dat door het openbaar ministerie is overgegaan tot vervolging ondanks de door verdachte overgelegde aangifte van diefstal niet als zodanig kan worden aangemerkt.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 21 april 2010 te Son, gemeente Son en Breugel, althans in Nederland, als degene aan wie voor een motorrijtuig (snorfiets) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft subsidiair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, nu de door verdachte vóór de tenlastegelegde pleegdatum gedane aangifte van diefstal abusievelijk niet verder is verwerkt. Het hof is echter van oordeel dat dit niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, doch dient te leiden tot de conclusie dat verdachte niet strafbaar is, zoals hierna wordt overwogen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Uit de stukken is gebleken dat het kenteken [kenteken] op 21 april 2010 nog steeds was op naam was gesteld van verdachte. Mitsdien was zij op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wet aansprakelijkheids-verzekering motorrijtuigen, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde en voor zover hier van belang, verplicht om voor dat kenteken een verzekering af te sluiten en in stand te houden.
Het hof is echter van oordeel dat het de verdachte niet te verwijten valt dat het kenteken toen nog steeds op haar naam was gesteld en overweegt hieromtrent als volgt.
De tenaamstelling in het kentekenregister en daarmee ook de verzekeringsplicht vervalt zodra de Dienst Wegverkeer (RDW) het kentekenbewijs ongeldig heeft verklaard. In artikel 37, derde lid aanhef en onder a en zevende lid, van het Kentekenreglement, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde, is bepaald dat de RDW het kentekenbewijs ongeldig verklaart in het geval de eigenaar/houder van het voertuig onvrijwillig het bezit of houderschap van het voertuig heeft verloren en daarvan aangifte heeft gedaan bij een der in artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, zijnde met de opsporing belaste personen.
Op grond van het bepaalde in artikel 163, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof de door verdachte via internet gedane aangifte gelijk met een (ondertekende) aangifte die is gedaan bij een der in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen.
Uit de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 1 februari 2012 leidt het hof af dat normaliter de politie na binnenkomst van een aangifte - al dan niet via internet – van diefstal van een bromfiets daarvan een proces-verbaal opmaakt en in het systeem de incidentcode A73 aanmaakt. Daarna wordt de incidentcode J211 aangemaakt en wordt de gestolen bromfiets automatisch bij de RDW aangemeld, waarna de RDW de code A87 aan het kenteken van de bromfiets bevestigt, die inhoudt dat de bromfiets is gestolen.
Uit het feit dat het kenteken op 21 april 2010 nog altijd op naam van de verdachte stond, leidt het hof af dat de aangifte van verdachte kennelijk niet op de geëigende weg is verwerkt dan wel afgewikkeld. Het hof is van oordeel dat voor verdachte – naast het doen van aangifte – wettelijk gezien geen verdere inspanningsverplichting bestond om de tenaamstelling in het kentekenregister te doen vervallen.
Het hof is dan ook van oordeel dat het de verdachte in redelijkheid niet kan worden verweten dat het kenteken op 21 april 2010 op haar naam stond. Het hof acht de verdachte mitsdien niet strafbaar en zal haar ontslaan van alle rechtsvervolging.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen , zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. J.A. van Zon en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.G.W.M. van der Vleuten, griffier,
en op 16 mei 2012 (bij vervroeging) ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. van Zon en mr. G.P.M.F. Mols zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.