Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verkoop van goederen via marktplaats.nl. Niet uitsluitend privégoederen en geen incidentele verkoop. Schending inlichtingenverplichting.

Uitspraak



10/3893 WWB

10/3894 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 mei 2010, 09/2083 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] en [appellante] te [woonplaats] (appellanten)

het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo (college)

Datum uitspraak: 15 mei 2012

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. L.H.J.M. Cilissen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2012. Voor appellanten is verschenen mr. Cilissen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N.Y. Mugge.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellanten ontvangen sinds 1 april 1996 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden.

1.2. Nadat uit eerder onderzoek was gebleken dat appellanten in de periode van 2 maart 2007 tot en met 4 juni 2007 spullen verkochten via de website marktplaats.nl, heeft het college in 2008 opnieuw onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het college geconcludeerd dat appellanten in de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 september 2008 inkomsten hebben genoten uit de verkoop van diverse spullen via marktplaats.nl, waarvan zij in strijd met de op hen rustende inlichtingenverplichting geen mededeling hebben gedaan. Als gevolg hiervan hebben appellanten over die periode ten onrechte bijstand ontvangen tot een bedrag van € 1.167,03.

1.3. Bij besluit van 4 november 2008 heeft het college, voor zover hier van belang, de aan appellanten over de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 september 2008 verleende bijstand herzien en de als gevolg van deze herziening in deze periode ten onrechte ontvangen bijstand tot een bedrag van € 1.167,03 van appellanten teruggevorderd.

1.4. Bij besluit van 4 mei 2009 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen het besluit van 4 november 2008 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Vaststaat dat appellanten in de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 september 2008 goederen hebben verkocht via marktplaats.nl en dat zij van de opbrengst daarvan geen melding hebben gemaakt aan het college. Appellanten hebben aangevoerd dat zij desalniettemin de op hen rustende inlichtingenverplichting niet hebben geschonden. In dat verband hebben zij erop gewezen dat zij uitsluitend eigen spullen hebben verkocht, zodat geen sprake was van het genereren van inkomsten, en dat het college bekend was met deze verkoopactiviteiten.

4.2. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 15 maart 2011, LJN BP8124) is het voor ontvangers van bijstand niet verboden om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan het bijstandverlenend orgaan. De opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat daarvan in beginsel geen mededeling behoeft te worden gedaan.

4.3. Uit de gedingstukken blijkt dat het college weliswaar bekend was met de eerdere verkoop van eigen spullen door appellanten via marktplaats.nl, maar niet met het feit dat zij hun verkoopactiviteiten op marktplaats.nl in 2008 hebben opgevoerd, in die zin dat zowel de frequentie van die activiteiten als de hoeveelheid verkochte goederen aanzienlijk is toegenomen. Voorts blijkt uit de gedingstukken dat appellanten niet alleen gebruikte privégoederen hebben verkocht, maar ook nieuwe goederen en spullen van familieleden. Gebleken is dat er in een periode van bijna negen maanden op deze wijze ruim 140 goederen door appellanten zijn verkocht. Van een incidentele verkoop van privégoederen is aldus geen sprake geweest. De opbrengst van de verkopen moet daarom worden aangemerkt als inkomen waarvan appellanten het college mededeling hadden moeten doen.

4.4. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande terecht geoordeeld dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en W.F. Claessens en E.C.R. Schut als leden, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2012

(get.) R.H.M. Roelofs.

(get.) V.C. Hartkamp.

HD.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature