Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBUTR:2011:BW5835 , LJN BW5835

Inhoudsindicatie:

Artikel 3a Pensioen en spaarfondswet. Artikel 29 Pensioenwet . Mededelingsplicht premieachterstand. Overgangsrecht. Geen anticiperende werking van artikel 29 Pensioenwet .

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector Civiel

Handelskamer

zaaknummer / rolnummer: 291256 / HA ZA 10-1745

Vonnis van 18 mei 2011

in de zaak van

1. [eiser 1],

wonende te [woonplaats],

2. [eiser 2],

wonende te [woonplaats],

3. [eiser 3],

wonende te [woonplaats],

4. [eiser 4],

wonende te [woonplaats],

5. [eiser 5],

wonende te [woonplaats],

6. [eiser 6],

wonende te [woonplaats],

7. [eiser 7],

wonende te [woonplaats],

8. [eiser 8],

wonende te [woonplaats],

9. [eiser 9],

wonende te [woonplaats],

10. [eiser 10],

wonende te [woonplaats],

11. [eiser 11],

wonende te [woonplaats],

12. [eiser 12],

wonende te [woonplaats],

13. [eiser 13],

wonende te [woonplaats],

14. [eiser 14],

wonende te [woonplaats],

15. [eiser 15],

wonende te [woonplaats],

16. [eiser 16],

wonende te [woonplaats],

17. [eiser 17],

wonende te [woonplaats],

18. [eiser 18],

wonende te [woonplaats],

19. [eiser 19],

wonende te [woonplaats]

eisers,

advocaat mr. G.J. Knotter,

tegen

de naamloze vennootschap

ASR LEVENSVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Utrecht,

gedaagde,

advocaat mr. drs. A.C.M. Kuypers.

Partijen zullen hierna eisers en ASR genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 27 oktober 2010.

De comparitie na antwoord is gehouden op 18 februari 2011. Daarvan is aantekening gehouden. Tot slot is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Eisers zijn in dienst geweest van de besloten vennootschap Limburg Zuid Engineering B.V. , tot 12 maart 2009 geheten QPS Engineering MST B.V. De vennootschap zal hierna worden aangeduid als QPS.

2.2. QPS heeft met eisers afspraken gemaakt over pensioen. Deze afspraken liggen vast in een pensioenovereenkomst tussen QPS en (de individuele) eisers. ASR voert deze pensioenovereenkomsten sinds 1 september 2002 uit op grond van een verzekeringsovereenkomst tussen QPS en ASR. De pensioenovereenkomsten zijn zogenoemde (beschikbare) premieovereenkomsten. De overeenkomsten en de uitvoeringsovereenkomst zijn met ingang van 1 januari 2007 gewijzigd.

2.3. Bij brief van 25 september 2007 heeft ASR het volgende aan QPS meegedeeld:

“Hierbij bevestigen wij u de afspraken over de premiebetalingen voor de pensioenregeling van QPS groep. Dit betreft premies over het boekjaar 2006 en premies over het boekjaar 2007.

Wij bevestigen hierbij de afspraak dat uw maandelijkse betalingen van € 50.000,00 eerst gebruikt zullen worden om de premieachterstand van 2006 in te lopen op de oude pensioenregeling en vervolgens aangewend zullen worden voor de premiebetaling 2007 op de nieuwe pensioenregeling.

(…)

Wij bevestigen dat er begin dit jaar door u betalingen zijn gedaan die betrekking hebben op het jaar 2007. Bij het premievrij maken van deze polissen per 1 januari 2007 zullen deze betalingen in onze administratie vrijvallen en worden overgeboekt naar uw rekening courant van de collectieve regeling.”

In deze brief is voorts vastgelegd dat tussen ASR en QPS een betalingsregeling is afgesproken, op grond waarvan de premies voor 2006 op 6 oktober 2007 geheel dienden te zijn voldaan. Verder is vastgelegd dat voor het boekjaar 2007 een maandelijkse betaling is afgesproken van € 50.000,00, totdat de premieachterstand voor 2007 is ingelopen.

2.4. Bij brieven van 7 oktober 2008 en 12 december 2008 heeft ASR QPS gewezen op een achterstand in de premiebetalingen van € 564.250,70 (op 7 oktober 2008), respectievelijk € 841.024,54 (op 12 december 2008).

2.5. ASR verstrekte aan eisers pensioenoverzichten waarin voor de betreffende datum bedragen werden genoemd voor “Beschikbare premie beleggingen” en voor de “totale waarde” en waarin de “gekozen beleggingsfondsen” werden vermeld en voorts:

“de waarde van een kapitaal in units is berekend op basis van het in dit pensioenoverzicht vermelde aantal units per beleggingsfonds en de koerswaarde(n) van de units van de desbetreffende beleggingsfondsen zoals die geld (t)(en) per de in het pensioenoverzicht vermelde datum”

2.6. Bij vonnis van 17 maart 2009 heeft de rechtbank Middelburg QPS in staat van faillissement verklaard. Op dat moment had QPS ongeveer 70 werknemers in dienst. De totale pensioenpremieachterstand was toen € 664.569,41. Een uitkering uit het faillissement aan ASR valt niet te verwachten.

2.7. Bij brief van 8 mei 2009 heeft ASR aan eisers meegedeeld:

“(…)

Uw werkgever heeft al geruime tijd een betalingsachterstand. Ondanks verschillende aanmaningen en een betalingsregeling heeft uw werkgever tot op heden de verschuldigde premies nog niet geheel voldaan.

Met deze brief informeren wij u dat de betalingsachterstand rechtstreeks van invloed is op de hoogte en de verzekering van uw pensioen.

De betalingsachterstand leidt er toe dat de pensioenopbouw voor de toekomst wordt beëindigd. De hoogte van uw in het verleden opgebouwde pensioen wordt herberekend

(…)”

2.8. Door de premieachterstand hebben eisers in de periode medio 2007 tot april/mei juni 2008 geen pensioenaanspraken verworven. Tot medio 2007 heeft QPS de premie betaald. Vanaf april/mei/juni 2008 heeft het UWV pensioenpremie aan ASR betaald.

3. Het geschil

3.1. Eisers vorderen, bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ASR te veroordelen tot vergoeding van de door eisers geleden dan wel te lijden pensioenschade als gevolg van het ontstaan van premietekorten op de individuele pensioenverzekeringen van eisers zulks middels:

1) primair: storting onder zichzelf op de individuele pensioenverzekeringen van eisers van een zodanige koopsom dat daarmee het als gevolg van premietekorten ontstane tekort in de pensioenopbouw tot einde deelnemerschap volledig wordt gecompenseerd;

2) subsidiair: storting onder zichzelf op de individuele pensioenverzekeringen van eisers van een zodanige koopsom dat daarmee het als gevolg van premietekorten vanaf 1 januari 2008 ontstane tekort in de pensioenopbouw tot einde deelnemerschap volledig wordt gecompenseerd.

één en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor het geval ASR binnen vier weken na dagtekening van het daartoe te wijzen vonnis in gebreke blijft om daaraan te voldoen;

alsmede in een bedrag van € 4.298,75 ten titel van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en

in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis.

3.2. ASR voert verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat ASR, wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar bijzondere zorgplicht als pensioenuitvoerder, onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers als deelnemers aan de door ASR uitgevoerde pensioenregeling c.q. pensioenovereenkomst tussen eisers en QPS. Volgens eisers is ASR daarom aansprakelijk voor de als gevolg van dit onrechtmatig handelen door hen geleden schade, bestaande uit het tekort in pensioenopbouw ten gevolge van de premieachterstand op hun polissen. Eisers stellen dat ASR gelet op het doel en strekking van artikel 29 Pensioenwet tekort is geschoten in de op haar rustende informatieplicht omdat zij eisers niet, althans niet tijdig, op de hoogte heeft gesteld van de betalingsachterstanden van QPS en omdat zij door middel van de maandelijkse pensioenopgaven bij eisers verwachtingen heeft gewekt ten aanzien van de pensioenopbouw. Voorts heeft ASR volgens eisers niet voldaan aan de in artikel 29 lid 2 Pensioenwet neergelegde verplichting dat zij zich aantoonbaar moet hebben ingespannen de achterstallige premies te innen, alvorens tot premievrijstelling kan worden overgegaan.

4.2. ASR betwist dat eisers jegens haar aanspraak kunnen maken op de niet-betaalde pensioenaanspraken. Zij stelt daartoe dat Pensioen- en spaarfondsenwet en Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing zijn en dat deze uitdrukkelijk bepalen dat ASR niet aansprakelijk is voor een premieachterstand en dat zij in geval van premieachterstand geen meldingsplicht heeft jegens eisers. De bepalingen over premieachterstand in de Pensioenwet waar eisers hun vorderingen op baseren waren volgens ASR in de periode van juni 2007 tot april/mei/juni 2008 nog niet in werking getreden. Voorts betwist ASR dat zij bij eisers de indruk heeft gewekt dat de pensioenpremie was betaald of dat eisers pensioenrechten hadden verworven. Ook de stelling van eisers dat ASR zich onvoldoende heeft ingespannen om de achterstallige premies te innen heeft ASR gemotiveerd betwist. Verder ontbreekt volgens ASR het causaal verband tussen het vermeende onrechtmatig handelen en de door eisers gestelde schade.

informatieplicht betreffende de premieachterstand

4.3. Tussen partijen staat vast dat de pensioenopbouw van eisers is verminderd als gevolg van het onbetaald blijven van pensioenpremies door QPS over de periode 1 juli 2007 tot april/mei/juni 2008. De einddatum verschilt per werknemer, afhankelijk van de datum waartegen de arbeidsovereenkomst is opgezegd door de curator. Deze periode zal hierna worden aangeduid als de periode 1 juli 2007 tot en met juni 2008.

4.4. Met ingang van 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking gereden. Deze wet vervangt de voordien van toepassing zijnde Pensioen- en spaarfondswet. Op grond van het overgangsrecht is een aantal artikelen van de Pensioenwet , waaronder artikel 29, op een later tijdstip in werking getreden. Het debat tussen partijen betreft - onder meer - de vraag of in dit geval getoetst dient te worden aan artikel 29 Pensioenwet (het standpunt van eisers ) of aan de artikelen 3a Pensioen- en spaarfondswet en artikel 4 van de op deze wet gebaseerde Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van 16 juli 1987 (hierna: de Regelen) (het standpunt van ASR). Ter zitting hebben eisers hun stelling dat artikel 29 Pensioenwet met ingang van 1 januari 2008 in werking is getreden niet langer gehandhaafd en het standpunt van ASR dat de ingangsdatum van dit artikel 1 augustus 2008 is onderschreven.

4.5. Artikel 29 lid 1 Pensioenwet bepaalt dat een verzekeraar de deelnemers en de werkgever informeert wanneer de premieachterstand het noodzakelijk maakt de opbouw van pensioenaanspraken te beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde te laten vervallen.

Ingevolge artikel 29 lid 2 kan een verzekeraar de in het eerste lid bedoelde mededeling pas doen indien hij zich aantoonbaar heeft ingespannen om de achterstallige premie te innen.

4.6. Ingevolge artikel 3a en lid 4 Pensioen- en spaarfondswet - samengevat en voor zover hier van belang - is de werkgever, indien hij zijn verplichting tot betaling van de premie binnen de in het tweede lid genoemde termijn niet is nagekomen, verplicht daarvan mededeling te doen aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.

4.7. Ingevolge artikel 2 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (hierna: de invoeringswet) wordt de Pensioen- en spaarfondsenwet ingetrokken. Artikel 20 a van de invoeringswet - voor zover hier van belang - bepaalt dat tot de datum van inwerkingtreding van artikel 29 Pensioenwet de artikelen 3a, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondswet en artikel 12 van de Regelen van toepassing blijven. Artikel 20a lid 2 invoeringswet bepaalt dat artikel 29 van de Pensioenwet niet van toepassing is op premies die zijn verschuldigd voor de datum van inwerkingtreding van artikel 29 Pensioenwet .

4.8. Op grond van het Besluit van 18 december 2006 (Stb. 707) is de inwerkingtreding van artikel 29 Pensioenwet aanvan kelijk uitgesteld tot 1 januari 2008. Vervolgens is bij het Besluit van 20 december 2007 (Stb. 583) tot wijziging van het Besluit van 18 december 2006 de inwerkingtreding van artikel 29 Pensioenwet nogmaals uitgesteld en wel tot de datum waarop het wetsvoorstel Kamerstukken II 2007/08 31 266 in werking zal treden. Dit wetsvoorstel heeft geresulteerd in de “Veegwet” (wet van 15 juli 2008 (Stb 2008, 314)), die op 1 augustus 2008 in werking is getreden, zodat ook artikel 29 Pensioenwet op die datum in werking is getreden.

4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in de periode van 1 juli 2007 tot en met juni 2008 artikel 29 Pensioenwet niet van toepassing was. Het betoog van eisers dat ASR op grond van artikel 29 van de Pensioenwet verplicht was hen te informeren over de achterstand in de premiebetaling treft dan ook geen doel.

4.10. Ingevolge het ten tijde in geding van toepassing zijnde artikel 3a lid 4 van de Pensioen- en spaarfondswet rustte op de werkgever de verplichting om, indien de pensioenpremies niet tijdig waren betaald, daarvan mededeling te doen aan degenen wier pensioen of aanspraak of pensioen daardoor wordt getroffen. Een dergelijke wettelijke informatieplicht rustte destijds niet op de verzekeraar.

4.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen wettelijke verplichting was op grond waarvan ASR eisers diende te informeren over de premieachterstand.

4.12. Het betoog van eisers dat sprake is van een buitenwettelijke bijzondere zorgplicht op grond waarvan ASR hen toch over de premieachterstand diende te informeren slaagt niet. Tussen ASR en eisers (als deelnemers en begunstigden) bestaat geen directe contractuele relatie waarop een bijzondere zorgplicht van ASR jegens eisers kan worden gebaseerd. Ook indien de relatie tussen verzekeraar -werkgever- werknemer zou kunnen worden gekwalificeerd als een door eisers aanvaard derdenbeding, zoals eisers stellen, kan dit er niet toe leiden dat ASR destijds verplicht was eisers te infomeren over een achterstand in de premiebetalingen. De destijds geldende wettelijke regels legden de informatieplicht immers op de werkgever.

4.13. Het betoog van eisers dat ASR had dienen te anticiperen op artikel 29 Pensioenwet treft evenmin doel.

4.14. Daartoe wordt het volgende overwogen. Slechts in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het beginsel van onmiddellijke werking van wetgeving. De stelling van eisers dat de in de Pensioenwet gehanteerde nieuwe uitgangspunten “transparantie” en “toezicht” reeds bij verzekeraars bekend waren vanaf de inwerkingtreding van de Pensioenwet per 1 januari 2007, is niet een bijzondere omstandigheid die er toe kan leiden dat artikel 29 Pensioenwet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 dient te worden toegepast. Integendeel artikel 20a van de invoeringwet Pensioenwet voorziet in overgangsrecht voor artikel 29 en bepaalt dat artikel 3a van de Pensioen- en spaarfondswet (betreffende de op de werkgever rustende meldingsplicht voor premieachterstand) van kracht blijft tot inwerkingtreding van artikel 29 van de Pensioenwet . Voorts is artikel 29 van de Pensioenwet niet van toepassing verklaard op premies verschuldigd v óór de datum van inwerkingtreding van dit artikel. Ook de wetsgeschiedenis biedt geen aanknopingspunt voor anticiperende werking van artikel 29 Pensioenwet. De memorie van toelichting bij de Pensioenwet (TKII 2005-2006, 30413, nr. 3) vermeldt:

4.7.2 Informatievoorziening in geval van betalingsachterstand.

“Wie informeert de begunstigden

“Dit wetsvoorstel bepaalt dat de plicht tot melding aan de betrokkenen van een (ernstige) betalingsachterstand op de pensioenuitvoerder rust, en niet, zoals in de PS op de werkgever. De pensioenuitvoerder is geschikter om de betrokkenen te informeren omdat de pensioenuitvoerder, in tegenstelling tot de werkgever, terzake onafhankelijk is. (…). Het in de praktijk gesignaleerde probleem, dat de werkgever nalaat de deelnemers te informeren als hij de premie niet of niet volledig betaalt, kan daarmee niet meer voorkomen. Zo staat in de jaarverslagen over 2002-2004 van de Ombudsman Verzekeringen bijvoorbeeld dat de melding door de werkgever in de praktijk achterwege blijft en dat er – in combinatie met het feit dat verzekeraars geen meldingsplicht richting de deelnemers hebben – toe kan leiden dat werknemers er pas na lange tijd achter komen dat de opbouw van hun pensioen is gestaakt.”

Uit dit gedeelte van de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 29 in de Pensioenwet is opgenomen juist omdat onder de Pensioen- en spaarfondswet geen verplichting bestond voor de verzekeraar om de deelnemers en pensioengerechtigden te informeren over een premieachterstand. De in dit artikel neergelegde inlichtingenplicht voor de verzekeraar is dan ook geen codificatie van een reeds bestaande praktijk. Evenmin was er voor inwerkingtreding van artikel 29 Pensioenwet sprake van een in rechterlijke uitspraken geformuleerde zorgplicht voor de verzekeraars op dit punt.

4.15. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geconcludeerd dat ASR noch op grond van een wettelijke verplichting, noch op grond van een bijzondere zorgplicht gehouden was eisers te informeren over de premieachterstand. Van een tekortkoming door ASR in de nakoming van haar verplichtingen als pensioenuitvoerder jegens eisers of van onrechtmatig handelen jegens hen is op dit punt dan ook geen sprake .

de verstrekte informatie in de pensioenoverzichten

4.16. Eisers stellen dat ASR door toezending van de maandelijkse pensioenopgaven de indruk heeft gewekt dat de pensioenpremies waren betaald en dat zij zich geen zorgen hoefden te maken over hun pensioenopbouw. Zij wijzen daartoe op de begeleidende brief bij het pensioenoverzicht waarin is vermeld dat het overzicht is gebaseerd op de gegevens zoals die op de betreffende datum bij ASR bekend waren.

4.17. ASR stelt dat zij niet op grond van de in de pensioenoverzichten vermelde informatie aansprakelijk is voor de als gevolg van de premieachterstand door eisers geleden schade. Zij verwijst daartoe naar hetgeen in artikel 13 van de Regelen is bepaald betreffende de in het pensioenoverzicht te verstrekken informatie.

4.18. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 13 lid 2 van de Regelen bepaalt - samengevat en voor zover hier van belang - dat de verzekeraar ten behoeve van elke verzekerde schriftelijk een opgave doet van - in ieder geval - de hoogte van de verzekerde bedragen alsmede schriftelijk opgave doet van het systeem van financiering daarvan. Er is geen wettelijk voorschrift dat de pensioenuitvoerder de verplichting oplegt een premieachterstand te vermelden in het verstrekte pensioenoverzicht. Een dergelijk voorschrift zou ook niet in overeenstemming zijn met artikel 3a van de Pensioen- en spaarfondswet dat deze verplichting oplegt aan de werkgever en niet aan de verzekeraar. Ook het huidige artikel 38 van de Pensioenwet verplicht de pensioenuitvoerder niet een eventuele premieachterstand in het pensioenoverzicht te vermelden. Eisers konden aan de door ASR in de pensioenoverzichten verstrekte informatie dan ook niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat QPS (volledig) aan haar premieverplichtingen had voldaan. De omstandigheid dat ASR in de pensioenoverzichten bedragen noemt voor “beschikbare premie beleggingen” en de “totale waarde”, maakt dit niet anders. Zoals ASR ter zitting heeft toegelicht worden de “beleggingsunits” op vaste momenten gekocht ongeacht of daarvoor benodigde premies daadwerkelijk door QPS zijn voldaan.

4.19. Voorts zijn de pensioenoverzichten, zoals ook ASR heeft aangevoerd, eenzijdige mededelingen. Het zijn dan ook geen overeenkomsten tussen ASR en eisers, waar eisers het recht aan kunnen ontlenen tot uitbetaling van het daarin vermelde bedrag aan opgebouwd pensioen, terwijl de daarvoor verschuldigde premie niet is voldaan.

het incasseren van de premie

4.20. Onder verwijzing naar het faillissementsverslag stellen eisers dat reeds op 1 oktober 2007 een forse premieachterstand was. Na de brief van 25 september 2007 waarin ASR QPS daarop heeft gewezen, wordt pas met de brief van 7 oktober 2008 een betalingsherinnering naar QPS gestuurd. Gelet hierop heeft ASR zich volgens eisers veel te weinig ingespannen om de achterstallige premies te innen.

4.21. ASR heeft aangevoerd dat zij reeds sinds 1 september 2002 de pensioenregeling voor QPS uitvoert. Vanwege de groei van QPS in de loop der jaren, zijn ASR en QPS per 1 januari 2007 een nieuwe collectieve pensioenuitvoeringsovereenkomst overeengekomen. Over dit contract is langdurig onderhandeld en de definitieve inhoud is pas in oktober 2007 rond gekomen. Voorts was er volgens ASR enige onduidelijkheid over de hoogte van de te betalen premie. Zij wijst op de brief van 25 september 2007 waarin een betalingsregeling tot stand is gekomen waardoor het eerdere pensioencontract zonder premieachterstand kon worden afgesloten. In deze brief zijn ook afspraken gemaakt voor de premiebetalingen voor het nieuwe contract. In de daarop volgende periode werd volgens ASR ook met een zekere regelmaat, soms na aanmaning, betaald. ASR stelt dat in juni 2008 een bespreking over de premiebetaling heeft plaatsgevonden, waarbij QPS meedeelde dat zij een grote order uit Noorwegen verwachtte en dat er geen betalingsproblemen meer zouden zijn als die eenmaal binnen was. Deze order is echter niet doorgegaan. ASR stelt dat zij op grond van de eerdere afspraken en de betalingen in de veronderstelling verkeerde dat QPS in de kern een gezond bedrijf was dat uiteindelijk aan al haar betalingsverplichtingen jegens ASR zou voldoen, maar dat zij kort voor het faillissement van QPS werd overvallen door de mededeling dat het met QPS financieel zo slecht ging dat zij de premies niet meer kon betalen.

4.22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ASR met de hiervoor geschetste gang van zaken aangetoond dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de premies te innen. De inhoud van de brief van 25 september 2007 zoals hiervoor in 2.3 weergegeven vormt een bevestiging van de stelling van ASR dat er in de overgangsfase van het oude pensioencontract naar het nieuwe collectieve contract onduidelijkheid was over de premiebetalingen, maar dat er met ingang van het nieuwe contract duidelijke betalingsafspraken zijn gemaakt. Voorts hebben eisers ter zitting naar voren gebracht dat ook zij op de hoogte waren van de verwachte grote order in juni 2008. Eisers hebben voor het overige geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die doen twijfelen aan de voorstelling van feiten door ASR

De bevoegdheid tot het premievrij maken van de polissen

4.23. Artikel 12 van de Regelen regelt - onder meer en voor zover hier van belang - de termijn waarop de verzekeraar, bij achterstand in de premiebetalingen door de werkgever, de verzekering premievrij mag maken. Deze termijn is gerelateerd aan de betalingstermijn voor de premie en de verplichting van de werkgever om binnen drie maanden na het verstrijken van die termijn van een betalingsachterstand mededeling te doen aan de werknemer. Een maand na het verstrijken van laatstgenoemde termijn van drie maanden is de verzekeraar bevoegd over te gaan tot premievrijmaking. Het voorgaande leidt er dus toe dat de verzekeraar vier maanden nadat de premies onbetaald zijn gebleven bevoegd is over te gaan tot premievrijmaking. In dit geval is aan die voorwaarde voldaan nu QPS de premies over de periode juli 2007 tot en met juni 2008 niet heeft betaald. Op de datum van het faillissement was de in artikel 12 gestelde termijn ruimschoots verstreken, zodat ASR bevoegd was tot premievrijmaking voor de toekomst, zoals zij heeft meegedeeld in haar brief van 8 mei 2009 aan eisers.

4.24. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden geconcludeerd dat ASR ten aanzien van eisers is tekort gekomen in de nakoming van haar verplichtingen als uitvoerder van de ten behoeve van hen met QPS overeengekomen pensioenregeling. Evenmin kan worden geconcludeerd dat ASR anderszins onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld. Zij is dan ook niet aansprakelijk voor de schade die eisers leiden als gevolg van het onbetaald blijven van de pensioenpremies door QPS. De vorderingen van eisers zullen daarom worden afgewezen. Hetgeen partijen hebben gesteld over het (ontbreken van) causaal verband tussen de gedragingen van ASR en de gestelde schade kan dus verder onbesproken blijven.

4.25. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:

- vast recht € 263,00

- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)

Totaal € 1.167,00

4.26. De nakosten, waarvan ASR betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. wijst de vorderingen af,

5.2. veroordeelt eisers hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ,ander zal zijn bevrijd in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 1.167,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3. veroordeelt eisers hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op

€ 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van volledige betaling,

5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature