Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Tussenuitspraak. Weigering toekenning Wet WIA-uitkering. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld zijn er in het onderhavige geval geen voldoende en ondubbelzinnige indicaties voor het bestaan van reële en volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering. Gelet op de verlening van de arbeidsovereenkomst van appellant ligt het in de rede te veronderstellen dat hij naar behoren heeft gefunctioneerd. Het Uwv heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de FML ook onverkort dient te gelden op de datum van aanvang van de verzekering. Het Uwv krijgt de opdracht om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.

Uitspraak



10/5208 WIA-T

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

T U S S E N U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 augustus 2010, 10/98 (aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Datum uitspraak: 4 mei 2012

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld. Tevens zijn daarbij stukken overgelegd.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van de bezwaarverzekeringsarts ingebracht.

Door partijen zijn nadere medische stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Molenaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Op 12 januari 2007 is appellant gestart in zijn werk als medewerker algemene dienst. Met ingang van 12 april 2007 is zijn arbeidsovereenkomst tot 12 juli 2007 verlengd. Op 22 mei 2007 is appellant voor zijn werk uitgevallen als gevolg van een psychose. In verband met deze uitval heeft appellant op 17 februari 2009 uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.

1.2. Bij besluit van 27 maart 2009 heeft het Uwv appellant te kennen gegeven dat met ingang van 19 mei 2009 geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan, omdat hij reeds bij aanvang van de verzekering volledig arbeidsongeschikt wordt geacht. Aan dit besluit ligt een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek ten grondslag.

1.3. Bij besluit van 1 december 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 27 maart 2009 gehandhaafd. Het bestreden besluit steunt op een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 25 november 2009.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Met verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad heeft de rechtbank hiertoe, gelet op de beschikbare medische informatie, overwogen dat er voldoende en ondubbelzinnige indicaties aanwezig zijn voor het bestaan van reële en volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering.

3. In hoger beroep heeft appellant het oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling van de aangevallen uitspraak.

4.1. De Raad overweegt in de eerste plaats dat tussen partijen niet in geschil is dat appellant, na enige jaren een bijstandsuitkering te hebben ontvangen, op 12 januari 2007 voor de Wet WIA verzekerd is geraakt door het verrichten van de werkzaamheden van medewerker algemene dienst.

4.2.1. Ten tijde in dit geding van belang bepaalde artikel 43, aanhef en onder c, van de Wet WIA dat volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 46, tweede lid, als uitsluitingsgrond geldt voor het ontstaan van recht op uitkering. Ingevolge artikel 46, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet WIA was artikel 43, onderdeel c, van toepassing indien sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid die bestond op het tijdstip van aanvang van de verzekering.

4.2.2. Zoals ook de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen, heeft de Raad in zijn rechtspraak, onder meer in de uitspraak van 28 januari 2009, LJN BH2844, blijk gegeven van de opvatting dat de door hem gevormde rechtspraak ten aanzien van artikel 30, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ook voor de toepassing van artikel 43, aanhef en onder c, en artikel 46 van de Wet WIA zijn gelding blijft behouden. Volgens die jurisprudentie is voor toepassing van de onderhavige uitsluitingsgrond vereist dat de omstandigheden van het geval voldoende en ondubbelzinnige indicaties bevatten voor het bestaan van reële en volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering. Het enkele feit het bestaan van klachten of beperkingen bij aanvang van de verzekering is niet toereikend voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid.

4.3. Naar aanleiding van de aanvraag voor een Wet WIA-uitkering heeft appellant op 16 maart 2009 het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft een anamnese afgenomen en psychisch onderzoek verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts kennis genomen van de dossierstukken. Op grond van het voorgaande is de verzekeringsarts in zijn rapport van 17 maart 2009 tot de conclusie gekomen dat er sprake is van chronische psychiatrische problematiek, waardoor er beperkingen gelden voor het verrichten van arbeid. Deze beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 maart 2009. Deze beperkingen golden voor de datum waarop de verzekering voor de Wet WIA is aangevangen. De bezwaarverzekeringsarts heeft de FML onderschreven. De Raad verwijst naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 25 november 2009.

4.4. In de beroepsfase heeft appellant een brief van huisarts E.M. le Coq van 6 november 2009 overgelegd. In hoger beroep heeft appellant voorts brieven ingebracht van psychiater H.N. Sno, verbonden aan het Zaans Medisch Centrum, van 29 juni 2005 respectievelijk 1 februari 2006. Hierin heeft de bezwaarverzekeringsarts evenwel geen aanleiding gezien om zijn standpunt te wijzigen. De Raad verwijst in dit verband naar de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van 9 maart 2010, 19 november 2010,

23 mei 2011 en 29 juli 2011.

4.5. De Raad is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat er in het onderhavige geval geen voldoende en ondubbelzinnige indicaties zijn voor het bestaan van reële en volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering. In de voorhanden zijnde medische gegevens heeft de Raad geen steun gevonden voor het bestaan van (zware) beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren op 12 januari 2007. In de onder 4.4 genoemde brief van huisarts Le Coq zijn weliswaar verschillende psychiatrische diagnoses genoemd die in 2005 en 2006 zijn gesteld, maar enige toelichting op die diagnoses ontbreekt. Daarbij blijkt uit de - eveneens onder 4.4 genoemde - brieven van psychiater Sno, die appellant in april 2005 en januari 2006 heeft gezien in het kader van meerdaagse crisisopnames, dat er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek doch dat er geen psychiatrische symptomen zijn waargenomen. Het is de Raad voorts evenmin gebleken dat de in juni 2007 gediagnosticeerde bipolaire stoornis reeds op 12 januari 2007 forse beperkingen rechtvaardigde ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren.

4.6. De Raad neemt hierbij verder in aanmerking dat appellants arbeidsovereenkomst per 12 april 2007 voor een periode van drie maanden is verlengd. Hoewel enige informatie ontbreekt over de wijze waarop appellant heeft gefunctioneerd als medewerker algemene dienst - desgevraagd heeft het Uwv ter zitting opgemerkt hiernaar geen onderzoek te hebben verricht – ligt het, gelet op de verlenging, in de rede te veronderstellen dat hij naar behoren heeft gefunctioneerd.

4.7. Gelet op het overwogene in 4.5 tot en met 4.6 is onvoldoende gemotiveerd waarom de FML van 17 maart 2009 ook onverkort dient te gelden op 12 januari 2007, de datum van aanvang van de verzekering.

4.8. Uit de overwegingen 4.4 tot en met 4.7 volgt dat het bestreden besluit niet op een zorgvuldige wijze is voorbereid, alsmede dat daaraan een draagkrachtige motivering ontbreekt. Dat besluit dient daarom te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht .

4.9. De Raad dient aansluitend te bezien welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. Daarbij stelt de Raad voorop dat de bestuursrechter bij een vernietiging van een besluit op kenbare wijze de mogelijkheden tot definitieve beslechting van het geschil behoort te onderzoeken. Dit houdt in dat de bestuursrechter eerst dient na te gaan of de rechtsgevolgen van een te vernietigen besluit in stand kunnen worden gelaten dan wel of hij zelf in de zaak kan voorzien. Ligt een van deze mogelijkheden redelijkerwijs niet binnen bereik, dan dient de bestuursrechter na te gaan of een - formele dan wel informele - bestuurlijke lus een reële mogelijkheid is.

4.10. Naar het oordeel van de Raad is het in het voorliggende geval niet mogelijk om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Voorts acht de Raad het niet aangewezen om zelf in de zaak te voorzien. De Raad ziet dan ook aanleiding om appellant met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door het nemen van een nieuw besluit.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Draagt het Uwv op om binnen dertien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.

Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en C.W.J. Schoor en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2012.

(get.) T. Hoogenboom

(get.) I.J. Penning.

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature