Uitspraak
11/776 WWB
12/2505 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 december 2010, 09/1319 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 8 mei 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2012. Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.M.J.I. de Veer.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft bij brief van 2 maart 2009 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag van 26 november 2008 om bijzondere bijstand voor de kosten van het volgen van cursussen aan de Universiteit te Groningen.
1.2. Bij brief van 13 augustus 2009 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het dagelijks bestuur niet binnen de beslistermijn een besluit heeft genomen en dat het beroep van appellant niet onredelijk laat is ingediend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, bepaald dat het dagelijks bestuur uiterlijk zes weken na de datum van verzending van die uitspraak een beslissing op het bezwaarschrift neemt en dat het door appellant betaalde griffierecht door het dagelijks bestuur wordt vergoed.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd en erop gewezen dat het dagelijks bestuur heeft verzuimd ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De aangevallen uitspraak
4.1. Van voldoende procesbelang is sprake indien het resultaat, dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van hoger beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis heeft (CRvB 13 december 2011, LJN BU8633).
4.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd houdt op geen enkele wijze verband met de in deze procedure centraal staande vraag of appellant in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor de onder 1.1 vermelde kosten. Dit betekent dat appellant geen (proces)belang heeft bij een beoordeling door de Raad van de juistheid van de aangevallen uitspraak. Daarom moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
De fictieve weigering ter uitvoering van de aangevallen uitspraak
5.1. De Raad zal de fictieve weigering van het dagelijks bestuur om ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen onder toepassing van de artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht mede in de beoordeling betrekken.
5.2. Van de zijde van het dagelijks bestuur is naar voren gebracht, samengevat, dat de uitspraak van de Raad van 2 maart 2010, LJN BL4270 (waarin kort gezegd is geoordeeld dat op aanvragen om bijstand en op bezwaren tegen het uitblijven van besluiten op aanvraag moet worden beslist) bekend is, maar dat het niettemin door organisatorische problemen nog niet tot afhandeling van alle bijstandsaanvragen van appellant is gekomen. Hetzelfde geldt voor het uitvoering geven aan de aangevallen uitspraak. De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet is gehouden uitvoering te geven aan de aangevallen uitspraak, te minder nu dit blijkbaar geen instemming heeft van appellant.
5.3. De Raad zal het beroep tegen de fictieve weigering dan ook gegrond verklaren en bepalen dat thans binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak niet alleen een besluit op bezwaar tegen het uitblijven van de beslissing op de aanvraag maar tevens een besluit op de aanvraag wordt genomen.
6. Nu niet is gebleken dat appellant proceskosten heeft gemaakt, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gericht tegen het nalaten uitvoering te geven aan de aangevallen uitspraak gegrond;
- bepaalt dat het dagelijks bestuur binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar en tevens een besluit op de aanvraag van 28 november 2008 neemt.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2012.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) J. van Dam.
HD