Uitspraak
Rolnummer: 22-006046-11
Parketnummer: 09-733972-09
Datum uitspraak: 13 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 22 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden- het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 550,- subsidiair 11 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van dit gerechtshof van 19 mei 2010 - in andere samenstelling - is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 6 december 2011 genoemd arrest van het gerechtshof vernietigd en terug gewezen naar dit gerechtshof opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De dagvaarding van de verdachte om op 22 juli 2009 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 9 juni 2009. In beginsel had de verdachte binnen een termijn van 14 dagen na de uitspraak hoger beroep moeten instellen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2010 verklaard dat hij wegens vakantie niet ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen en dat hij de dag na die zitting heeft gebeld met het CVOM. Hem is in dat telefoongesprek medegedeeld dat hij - nadat hij de uitspraak thuis had ontvangen - in hoger beroep kon gaan.
Het hof houdt het ervoor dat het door de verdachte gestelde contact met het CVOM heeft plaatsgevonden en dat er door het CVOM zodanige mededelingen zijn gedaan dat de verdachte ervan kon uitgaan dat hij - ook na sluiting van de beroepstermijn - nog hoger beroep kon instellen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2009 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 395 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2009 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 395 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 .
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 800,- subsidiair 16 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft onder invloed van alcohol een personenauto bestuurd. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte, alsmede een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. M.J.J. van den Honert en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van
het hof van 13 april 2012.
Mr. M.J.J. van den Honert en dr. G.J. Fleers zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.