Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Herziening WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% na een wachttijd van 104 weken. De termijn van vijf jaar om tot herziening van de toegekende uitkering te kunnen overgaan was op 19 september 2006 verstreken. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant voor 19 september 2006 reeds meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen is aangenomen.

Uitspraak



11/2229 WAO

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 1 maart 2011, 10/826 (aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Datum uitspraak: 4 mei 2012

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.F.M. van den Ekart, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Kneefel.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is met ingang van 19 september 2001 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Bij besluit van 3 mei 2002 heeft het Uwv geweigerd de uitkering van appellant te verhogen. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.

1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellant op 18 juni 2007 lichamelijk onderzocht door de verzekeringsarts. Het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek van de longen heeft niet geresulteerd in een bijstelling van de functionele mogelijkhedenlijst. De verzekeringsarts heeft informatie opgevraagd bij de huisarts en is tot de conclusie gekomen dat de belastbaarheid in 2007 ongewijzigd is ten opzichte van 2002.

Bij besluit van 20 juli 2007 heeft het Uwv geweigerd de uitkering van appellant te verhogen. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is niet ontvankelijk verklaard in verband met overschrijding van de termijn.

1.3. Naar aanleiding van een verzoek om herbeoordeling van 27 oktober 2008, is appellant op 27 november 2008 onderzocht door de verzekeringsarts. Op basis van de medische informatie van longarts R. van Uffelen van 11 december 2008, waarin melding wordt gemaakt van een ernstig longemfyseem, heeft de verzekeringsarts op 23 januari 2009 gerapporteerd dat sprake is van een toename van de medische beperkingen per

23 januari 2009.

1.4. Bij besluit van 22 december 2009 heeft het Uwv geweigerd de WAO-uitkering van appellant, vier weken na de toegenomen arbeidsongeschiktheid, te herzien omdat appellant niet voldoet aan het bepaalde in artikel 39a, eerste lid, van de WAO , dat het moment waarop de toeneming van de arbeidsongeschiktheid begint gelegen moet zijn binnen vijf jaar na de datum van toekenning of herziening van de WAO-uitkering. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 mei 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

1.5. Bij besluit van 6 januari 2011 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant, na een wachttijd van 104 weken, per 8 februari 2010 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant per 19 september 2001 is toegekend en daarna, ondanks verzoeken van appellant daartoe, niet is herzien. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor het standpunt van appellant dat hij al in 2005 dan wel 2006 toegenomen arbeidsongeschikt is geworden.

3.1. In hoger beroep is namens appellant gesteld dat appellant geen inhoudelijke beoordeling van de herbeoordelingsbesluiten heeft plaatsgevonden. Appellant heeft, onder verwijzing naar de in hoger beroep overgelegde medische informatie van longarts R. van Uffelen van 23 juni 2011, gesteld dat zijn beperkingen al voor 2008 en naar alle waarschijnlijkheid al voor 19 september 2006 zijn toegenomen.

3.2. Het Uwv heeft in verweer opgemerkt dat appellant in 2007 een forse toename van zijn beperkingen heeft geclaimd, maar dat is vastgesteld dat geen sprake was van toegenomen beperkingen. Uit het door de verzekeringsarts in 2007 verrichte onderzoek en de informatie van de huisarts bleek evenwel geen nieuwe of andere medische problematiek dan bij het onderzoek in 2002. Ter zitting heeft het Uwv een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 14 maart 2012 overgelegd, waarin hij reageert op de door appellant op 12 maart 2012 ingebrachte brief van longarts Van Uffelen van 23 juni 2011.

4.1. De Raad stelt vast dat het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend bij het onder 1.1. genoemde besluit van 19 september 2001 en eerst bij het onder 1.5. genoemde besluit van 6 januari 2011 vanaf 8 februari 2010 is herzien. De termijn van vijf jaar om tot herziening van de op 19 september 2001 toegekende uitkering te kunnen overgaan als bedoeld in artikel 39a, eerste lid, van de WAO was op 19 september 2006 verstreken.

4.2. De Raad ziet in de in hoger beroep overgelegde medische informatie van longarts Van Uffelen geen aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant voor 19 september 2006 reeds meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. De longarts heeft aangegeven dat de longfunctie in 2002 in getal normaal was en dat de longfunctie tussen 2002 en begin 2008 duidelijk achteruit is gegaan. De Raad constateert dat de eerste longfunctie onderzoeken dateren van 5 februari 2002 en daarna van 25 maart 2008. Objectieve meetgegevens over de periode tussen 2002 en 2008 ontbreken.

De Raad onderschrijft het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts in de nadere rapportage van 14 maart 2012, dat met genoemde informatie van de longarts niet is aangetoond dat de beperkingen van appellant voor 19 september 2006 zijn toegenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft er terecht op gewezen dat uit het onderzoek van de verzekeringsarts in 2007 niet is gebleken dat de afname van de belastbaarheid al zodanig ernstig was dat dit aanleiding gaf tot bijstelling van de belastbaarheid. In de rapportage van de verzekeringsarts van 10 juli 2007 wordt het onderzoek van de longen beschreven, waarbij op dat moment geen afwijkingen worden geconstateerd. De bezwaarverzekeringsarts acht het onderzoek van de verzekeringsarts volledig en adequaat.

4.3. Ook overigens heeft de Raad in de beschikbare gegevens geen aanleiding gevonden om het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit onjuist te achten. Daarom komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.

5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2012.

(get.) J.W. Schuttel.

(get.) G.J. van Gendt.

GdJ


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature