Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte is met meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn lichaam auto gaan rijden en heeft niet goed opgelet of er voetgangers overstaken, hoewel hij wist dat er ter plekke een voetgangersoversteekplaats was. Hierdoor heeft hij twee voetgangers aangereden. Als hij na die aanrijding meteen was uitgestapt, wat hij had moeten doen, was de afloop voor een van de slachtoffers ongetwijfeld veel en veel gunstiger geweest. Zij probeerde immers toen nog overeind te komen. Echter, hoewel verdachte een klap hoorde en een grote barst in zijn voorruit zag, is hij vervolgens toch doorgereden. Hierbij duwde hij haar met zijn auto omver en reed met een voorwiel over haar heen. Verdachte is ook nadat hij voor de eerste keer over het slachtoffer was heengereden niet gestopt. Integendeel, hij is doorgereden terwijl zij onder de auto lag en heeft haar een aantal meters meegesleurd. Verdachte heeft nog flink gas gegeven maar kwam niet weg. Uiteindelijk is hij achteruit gereden en vervolgens nogmaals over het slachtoffer heen gereden, waarna hij de plaats van de aanrijding kon verlaten.

Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek; ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 jaar met aftrek.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/900003-12

Datum uitspraak: 25 april 2012

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1949 te [plaats],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "PI Haaglanden" te Zoetermeer.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 april 2012.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Peters en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M.M. Kuijp, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.

Een van de zonen van de slachtoffers heeft, met toestemming van de verdachte en officier van justitie, ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 30 december 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het

door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met

voorbedachte rade, een persoon [slachtoffer 1] van het leven te beroven,

met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,

- met zijn auto (vanuit nagenoeg stilstand) tegen haar aan is gereden (terwijl zij zich

op een afstand van (ongeveer) drie meter voor zijn auto bevond op handen en

knieën) en/of

- die [slachtoffer 1] (vervolgens) over een afstand van (ongeveer) drie meter over de

grond heeft voortgeduwd met zijn auto (waardoor zij op haar rug draait) en/of

- (vervolgens) met zijn linkervoorwiel volledig over haar heen is gereden en/of

- (vervolgens) (ongeveer) drie meter door is gereden en/of (vervolgens) flink

gas heeft gegeven en/of (vervolgens) (ongeveer) een meter achteruit is gereden

en/of vervolgens wederom vooruit is gereden (dat alles terwijl die [slachtoffer 1]

zich op dat moment onder zijn auto bevond) en/of

- (vervolgens) met zijn (beide) achterwiel(en) volledig over haar heen is

gereden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of

hij op of omstreeks 30 december 2011 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,

namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,

(Gouverneurlaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te

wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,

althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen,

verdachte heeft:

- dit voertuig bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het

alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,

tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 740 microgram,

alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of onvoldoende aandacht

gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of

- die [slachtoffer 1], die op dat moment een voetgangersoversteekplaats over stak,

niet voor laten gaan en/of (vervolgens) aan gereden met zijn auto, waarbij die

[slachtoffer 1] (hard) ten val kwam en/of

- (vervolgens) zijn auto nagenoeg tot stilstand gebracht en/of

- (vervolgens) zijn snelheid weer opgevoerd, waarbij hij nogmaals met zijn

auto tegen die [slachtoffer 1] is aan gereden (omdat zij zich op een afstand van

(ongeveer) drie meter voor de auto bevond op handen en knieën) en/of

- die [slachtoffer 1] (vervolgens) over een afstand van (ongeveer) drie meter over de

grond geduwd met zijn auto (waardoor zij op haar rug draait) en/of

- (vervolgens) met zijn linkervoorwiel volledig over haar heen gereden en/of

- (vervolgens) (ongeveer) drie meter door gereden en/of (vervolgens) flink gas

gegeven en/of (vervolgens) (ongeveer) een meter achteruit gereden en/of

vervolgens wederom vooruit gereden (dat alles terwijl die [slachtoffer 1] zich op dat

moment onder zijn auto bevond) en/of

- (vervolgens) met zijn (beide) achterwiel(en) volledig over haar heen gereden,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten

alle ribben gebroken, bekken gebroken, meerdere rugwervels gebroken,

scheenbenen gebroken, enkels gebroken, lever gescheurd, nierletsel, 1

klaplong met bloeding, 1 gekneusde long en/of zwaar hersenletsel, of zodanig

lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering

in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand

als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 ,

danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel

163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

2.

hij op of omstreeks 30 december 2011 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,

namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,

(de Gouverneurlaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te

wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,

althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen,

verdachte heeft:

- dit voertuig bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het

alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,

tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 740 microgram,

alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en/of onvoldoende aandacht

gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of

- die [slachtoffer 2], die op dat moment een voetgangersoversteekplaats overstak,

niet voor laten gaan en/of (vervolgens) aan gereden met zijn auto, waarbij die

[slachtoffer 2] ten val kwam,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een

gebroken kuitbeen en diverse schaafwonden op het hoofd, of zodanig lichamelijk

letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de

uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de

toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de

Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel

gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van

genoemde wet.

3. Bewijsoverwegingen

3.1 Inleiding 1*

De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

Op vrijdag 30 december 2011, omstreeks 17:42 uur kreeg een surveillance-eenheid van de regiopolitie Haaglanden een melding, inhoudende dat er op de Goeverneurlaan te Den Haag, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats bij de Van Oosterwijk Bruynstraat, een aanrijding met letsel zou hebben plaatsgevonden. 2*

Niet ver daar vandaan werd verdachte aangehouden. Op het moment van aanhouding bevond hij zich nog in zijn Volvo personenauto met kenteken [KENTEKEN]. 3*

Ter plaatse werden twee slachtoffers, naar later bleek de heer [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 1] 4*, (hierna te noemen respectievelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]) aangetroffen, die op de voetgangersoversteekplaats waren aangereden.5*

Van de gebeurtenissen is een video-opname beschikbaar, die in het dossier in twee processen-verbaal is beschreven en waaruit blijkt dat het incident zich heeft afgespeeld in een tijdsbestek van seconden. Om 17.41.23 uur vond de aanrijding plaats, om 17.41.39 uur reed verdachte uiteindelijk weg.

Gebleken is dat verdachte op de Goeverneurlaan heeft gereden, komende uit de richting van het Jonkbloetplein en gaande in de richting van de Hildebrandstraat.

Het echtpaar [slachtoffer 1 en 2] liep over de voetgangersoversteekplaats op de Goeverneurlaan en maakte de oversteek vanaf de verhoogde middengeleider over de rechterrijbaan (gezien vanuit de rijrichting van de auto van verdachte), toen beiden daar door verdachte werden aangereden.

Door de aanrijding kwam [slachtoffer 2] eerst deels op de motorkap van de auto terecht, waarna hij vervolgens aan de linker voorzijde naast de auto (en deels op de trambaan) viel. [slachtoffer 1] kwam vóór de auto op de rijbaan terecht. Door deze eerste botsing is er een barst in de voorruit van de auto ontstaan. 6*

Terwijl [slachtoffer 1] zich op een afstand van ongeveer drie meter voor zijn auto op handen en knieën bevond, is verdachte met zijn auto vanuit nagenoeg stilstand gaan rijden en nog een keer tegen [slachtoffer 1] aangereden. Vervolgens heeft verdachte haar over een afstand van ongeveer drie meter over de grond voortgeduwd met zijn auto, waardoor zij op haar rug draaide. Daarna is verdachte met zijn linkervoorwiel volledig over haar heen gereden en ongeveer drie meter doorgereden, waarbij hij duidelijk zichtbaar gas heeft gegeven. Vervolgens is verdachte ongeveer een meter achteruit gereden en wederom vooruit gereden. Al die tijd bevond [slachtoffer 1] zich onder zijn auto. Ten slotte is verdachte met zijn beide achterwielen volledig over [slachtoffer 1] heen gereden.

Hierop hebben omstanders getracht de aandacht van verdachte te trekken. Verdachte is echter doorgereden in de richting van de Hildebrandstraat. 7*

Ter hoogte van de kruising Hildebrandstraat met de Stastokstraat is de auto van verdachte tegen een verkeerspaal tot stilstand gekomen. Vrijwel direct daarna is verdachte door de politie aangehouden. 8*

De politie heeft op 30 december 2011 om 18.35 uur bij verdachte een ademonderzoek verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte 740 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht in zijn adem had.9* Naar aanleiding hiervan is het rijbewijs van verdachte ingevorderd. 10* Ook is de auto van verdachte in beslag genomen.11*

Door de aanrijding heeft het echtpaar [slachtoffer 1 en 2] letsel opgelopen. [slachtoffer 2] heeft schaafwonden in zijn gezicht opgelopen en zijn rechterkuitbeen gebroken. [slachtoffer 1] heeft meerdere ribben, haar bekken, een rugwervel en een enkel gebroken en de kniebanden van haar rechter been gescheurd. Ook heeft zij een bloeding in haar buik en een klaplong met bloeding gekregen. Tevens heeft zij zwaar hersenletsel opgelopen en is zij in een coma geraakt, waaruit zij nog niet is ontwaakt. De kans op neurologisch herstel wordt door de behandelaars minimaal geacht. Inmiddels is [slachtoffer 1] opgenomen in een woonzorgcentrum voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel.12*

Over de aanrijding heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 30 december 2011 in een koffiehuis in Den Haag 6 of 8 biertjes had gedronken, dat hij hoorde dat een vriend van hem was overleden en dat hij daarna in de auto is gestapt omdat hij naar huis wilde gaan. Hij wilde thuis douchen en daarna de familie van de overleden vriend gaan condoleren. Verdachte reed regelmatig over de Goeverneurlaan en wist dat er op de plek van de aanrijding een zebrapad was. Hij heeft de voetgangers niet zien oversteken. Het zou kunnen dat hij remde, maar verder heeft hij niets meegekregen van de aanrijding, behalve dan dat hij zich een klap kan herinneren en dat hij heeft gezien dat zijn voorruit kapot was. Er sloegen mensen op zijn auto, wat hem angst aanjoeg en hij is vervolgens naar een politiebusje gereden.13*

3.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het onder 1, 1e cumulatief/alternatief ten laste gelegde, te weten poging tot moord op [slachtoffer 1], als het onder 1, 2e cumulatief/alternatief ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 WVW ten aanzien van die [slachtoffer 1], wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voorts kan volgens de officier van justitie het onder 2 ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 WVW ten aanzien van [slachtoffer 2], eveneens wettig en overtuigend bewezen worden.

3.3 Het standpunt van de verdediging

3.3.1 geen poging moord, geen poging doodslag

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake van feit 1, 1e cumulatief/alternatief dient te worden vrijgesproken, nu het opzet van verdachte op de poging moord dan wel op de poging doodslag ontbreekt.

Volgens de verdediging verkeerde verdachte in een acuut optredende dissociatieve toestand als reactie op extreme en externe prikkels. Deze extreme en externe prikkels bestonden uit de eerste botsing van de auto van verdachte met de slachtoffers in combinatie met de mensen die op de auto kwamen afgestormd. Nu verdachte zich in deze dissociatieve toestand bevond, kan volgens de verdediging niet worden gezegd dat verdachte feitelijk heeft geweten wat hij heeft gedaan, omdat zijn handelen was losgekoppeld van zijn psyche. Aldus kan volgens de verdediging niet aangenomen worden dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen [slachtoffer 1] het leven zou laten. Het element van weten ontbreekt, aldus de verdediging.

Indien en voor zover de rechtbank niet overtuigd is van de aanwezigheid van enige dissociatieve stoornis bij de verdachte, heeft de verdediging de rechtbank verzocht een psychiater onderzoek te laten doen naar de aanwezigheid van een dergelijke stoornis bij verdachte.

Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten, te weten de overtreding van artikel 6 WVW ten aanzien van beide slachtoffers, heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake was van bewuste schuld van verdachte, nu verdachte niet heeft geweten wat er zich rondom zijn auto afspeelde. Volgens de verdediging was geen sprake van roekeloosheid, maar van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid bij verdachte. De verdediging heeft de rechtbank daarom verzocht verdachte op die onderdelen (te weten de elementen 6-9 van feit 1, 2e cumulatief/alternatief en de onderdelen roekeloosheid en zeer onvoorzichtig rijgedrag) vrij te spreken. Eveneens heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het niet willen meewerken aan de ademanalysetest.

3.4 De beoordeling van de tenlastelegging

3.4.1 In deze zaak dient de rechtbank de volgende hoofdvragen te beantwoorden.

* Heeft verdachte opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg, gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven?

* Heeft verdachte zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden?

* Heeft verdachte door zijn handelingen zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegebracht?

3.4.2 De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of er sprake was van een poging om [slachtoffer 1] van het leven te beroven en, zo ja, of verdachte handelde met voorbedachte raad.

3.4.2.1. Dissociatieve toestand

Dat verdachte ten tijde van het delict, althans na de eerste botsing van de auto met de slachtoffers, verkeerde in een dissociatieve toestand, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. De enkele stelling van de verdediging dat dit het geval is, ondersteund door de verklaring van verdachte dat hij zich (allerlei aspecten van) het gebeurde niet meer herinnert, is daartoe onvoldoende, omdat niet uitgesloten kan worden dat verdachte hierbij wordt beïnvloed door proceseconomische of andere motieven (zoals schaamte en spijt).

Uit de reclasseringsrapportage die over verdachte is opgemaakt, blijkt van onderzoek naar de geestesgesteldheid van verdachte - waarbij onder meer een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) is geconstateerd - maar van (aanknopingspunten voor) de bedoelde dissociatieve stoornis blijkt niet.

Voor het PTSS geldt, dat dat is opgetreden ná de aanrijding. Op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte door een opgetreden PTSS niet meer wist wat hij deed nadat de eerste botsing had plaatsgevonden.

Verdachte heeft bovendien op de dag na de aanrijding bij de politie over het gebeurde verklaard dat hij aan kwam rijden in de buurt van een zebrapad en dat het gebeurd was voordat hij het wist. Ook heeft hij toen verklaard dat hij de overstekende mensen helemaal niet had gezien en dat hij vermoedde dat zij tussen de geparkeerde auto's vandaan kwamen.14* Bij zijn tweede verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zich wel bewust was van het feit dat hij een aanrijding had veroorzaakt, maar dat hij alleen niet wist met wat. Hij wist ook dat hij was doorgereden.15* Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank laten blijken dat hij zowel besefte dat hij een aanrijding had veroorzaakt als dat hij vervolgens doorgereden is.

Gelet hierop kan niet gezegd worden dat zijn handelen direct na de eerste botsing losgekoppeld was van zijn psyche, zoals bepleit. De rechtbank volgt de verdediging dus niet in het verweer dat verdachte na de eerste botsing met de slachtoffers niet meer wist wat hij deed.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank evenmin aanknopingspunten aanwezig voor het voorwaardelijk verzochte onderzoek door een psychiater.

3.4.2.2. Opzet

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte na de aanrijding van het echtpaar [slachtoffer 1 en 2], [slachtoffer 1] opnieuw heeft aangereden en vervolgens meermalen over haar heen is gereden. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte daarop 'boos' opzet had in de zin dat hij op enig moment heeft besloten haar te doden en daarnaar heeft gehandeld.

Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in casu de dood van [slachtoffer 1], is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zou intreden.

Ten aanzien van het voorwaardelijk opzet van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte niet is gestopt na de eerste botsing met het echtpaar [slachtoffer 1 en 2], terwijl hij naar eigen zeggen wel een klap had gehoord en zag dat de voorruit van zijn auto gebarsten was. Hij heeft zich vervolgens echter op geen enkele wijze vergewist van de feitelijke positie van de twee voetgangers. Reeds door op dat moment (vooruit) door te rijden heeft verdachte - mede gelet op de verwerping van het verweer met betrekking tot de dissociatieve toestand - willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij nogmaals tegen [slachtoffer 1] zou aanrijden of [slachtoffer 1] op een andere wijze letsel zou toebrengen.

De rechtbank acht derhalve in elk geval de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

3.4.2.3. Voorbedachte raad

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaring van verdachte, alsmede gelet op de inhoud van het overige voor het bewijs beschikbare materiaal, de ten laste gelegde voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

Voor beraming van de aanrijding of voor het bewust nadenken daarover is geen bewijs aanwezig. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in zijn motieven en uit zijn handelingen valt slechts af te leiden, dat hij absoluut onmiddellijk de plaats van de aanrijding wilde verlaten. Van enige bezinning daarbij blijkt niet. De aanrijding duurde van het eerste contact tot de laatste maal dat [slachtoffer 1] werd overreden nog geen vijftien seconden. De gebeurtenissen en handelingen hebben elkaar blijkens de camerabeelden van het incident direct opgevolgd. Een en ander vormt een contra-indicatie voor de mogelijkheid tot bedoelde bezinning.

De rechtbank merkt nog op dat uit de processen-verbaal van de beelden valt af te leiden dat verdachte pas door [slachtoffer 2] en omstanders werd benaderd nadat hij [slachtoffer 1] al voor de tweede maal had overreden en dus het delict had voltooid. Naar het oordeel van de rechtbank is hij dus niet in weerwil van hun waarschuwingen over haar heen gereden en speelt dit aspect geen rol voor de (opzet of) voorbedachte raad.

3.4.3 Heeft verdachte zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden?

Vast staat dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich al op de voetgangersoversteekplaats bevonden toen zij daar door de auto van verdachte werden aangereden. Verdachte had beiden kunnen waarnemen, maar zegt hen niet gezien te hebben. Voorts is niet in geschil dat verdachte onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol verkeerde op het moment dat de aanrijding plaatsvond.

Gelet op deze omstandigheden en op hetgeen onder 3.1 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte zich in het verkeer heeft gedragen met aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid. Het is derhalve aan de schuld van verdachte te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Gelet hierop acht de rechtbank zowel feit 1, 2e cumulatief/alternatief als feit 2, wettig en overtuigend bewezen.

3.4.3 Heeft verdachte door zijn handelingen zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegebracht?

Ten aanzien van [slachtoffer 1] staat buiten kijf dat haar zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, nu zij door de aanrijding ernstige inwendige bloedingen heeft gehad, vele fracturen en kneuzingen alsmede zwaar hersenletsel heeft opgelopen en volgens de laatste berichten nog steeds in coma ligt.

Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2], te weten een gebroken been en enkele schaafwonden, is de rechtbank van oordeel dat dit niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zodanig lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] heeft toegebracht dat die daardoor tijdelijk ziek is geweest.

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de verdediging dat vrijspraak dient te volgen voor het element van het niet meewerken aan de ademanalyse geen bespreking hoeft, nu dit niet aan de verdachte ten laste is gelegd.

3.5 De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart aldus, met verbetering van eventuele type- en taalfouten, waardoor verdachte niet in zijn belangen is geschaad, ten aanzien van verdachte bewezen dat:

1.

hij op 30 december 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het

door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet,

- met zijn auto vanuit nagenoeg stilstand tegen haar aan is gereden terwijl zij zich

op een afstand van ongeveer drie meter voor zijn auto bevond op handen en

knieën en

- die [slachtoffer 1] vervolgens over een afstand van ongeveer drie meter over de

grond heeft voortgeduwd met zijn auto waardoor zij op haar rug draaide en

- met zijn linker voorwiel volledig over haar heen is gereden en

- vervolgens ongeveer drie meter door is gereden en flink

gas heeft gegeven en vervolgens ongeveer een meter achteruit is gereden

en wederom vooruit is gereden, dat alles terwijl die [slachtoffer 1]

zich op dat moment onder zijn auto bevond en

- vervolgens met zijn beide achterwielen volledig over haar heen is

gereden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en

hij op 30 december 2011 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,

namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,

(Goeverneurlaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te

wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen,

verdachte :

- heeft dit voertuig bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het

alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,

tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 740 microgram

alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en

- heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en

- heeft die [slachtoffer 1], die op dat moment een voetgangersoversteekplaats overstak,

niet voor laten gaan en vervolgens aangereden met zijn auto, waarbij die

[slachtoffer 1] ten val kwam en

- heeft vervolgens zijn auto nagenoeg tot stilstand gebracht en

- heeft zijn snelheid weer opgevoerd, waarbij hij nogmaals met zijn

auto tegen die [slachtoffer 1] is aan gereden omdat zij zich op een afstand van

ongeveer drie meter voor de auto bevond op handen en knieën en

- heeft die [slachtoffer 1] vervolgens over een afstand van ongeveer drie meter over de

grond geduwd met zijn auto waardoor zij op haar rug draaide en

- is met zijn linkervoorwiel volledig over haar heen gereden en

- is vervolgens ongeveer drie meter door gereden en heeft flink gas

gegeven en is vervolgens ongeveer een meter achteruit gereden en

wederom vooruit gereden, dat alles terwijl die [slachtoffer 1] zich op dat

moment onder zijn auto bevond en

- is vervolgens met zijn beide achterwielen volledig over haar heen gereden,

waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten

ribben gebroken, bekken gebroken, rugwervel gebroken, enkel gebroken, 1 klaplong met bloeding en zwaar hersenletsel werd toegebracht;

2.

hij op 30 december 2011 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,

namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,

(de Goeverneurlaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te

wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen,

verdachte heeft:

- dit voertuig bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het

alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,

tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 740 microgram

alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en

- onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en

- [slachtoffer 2], die op dat moment een voetgangersoversteekplaats overstak,

niet voor laten gaan en vervolgens aangereden met zijn auto, waarbij die

[slachtoffer 2] ten val kwam,

waardoor [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte is ontstaan.

4. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6. De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht verdachte voor de poging moord en de twee overtredingen van artikel 6 WVW te veroordelen tot een gevan genisstraf voor de duur van 6 jaar en hem een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van 8 jaar.

Zij stelt zich op het standpunt dat er ten aanzien van de beide feiten onder 1 sprake is van meerdaadse samenloop, aangezien er een verschil is in juridische strekking van voormelde strafbepalingen en deze strafbepalingen elk een ander beschermd rechtsbelang dienen, te weten bescherming van het menselijk leven (poging moord) en de verkeersveiligheid (artikel 6 WVW).

6.2 Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1, 2e cumulatief/alternatief en feit 2 heeft de verdediging betoogd dat sprake is van eendaadse samenloop, nu de in beide feiten onderscheiden elementen op onderdelen overeenkomen en het om één feitelijk handelen gaat. De verdediging heeft de rechtbank verzocht daarmee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.

Voorts heeft de verdediging de rechtbank verzocht geen rekening te houden met een eerder door verdachte begane overtreding van artikel 8 WVW , nu hij dit feit 9 jaar geleden heeft begaan. Ook heeft de verdediging de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat verdachte niet, zoals bij andere aanrijdingen vaak wel het geval is, met hoge snelheid heeft gereden.

Verder heeft de raadsman erop gewezen dat de reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte alle schuld op zich neemt en de consequenties aanvaardt en dat hij niet kan accepteren dat zijn gedrag heeft geleid tot slachtoffers. De verdediging de rechtbank verzocht in het voordeel van verdachte rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, dat hij blijk heeft gegeven van oprecht berouw, dat de inrichtingspsychiater bij verdachte PTSS heeft geconstateerd en dat verdachte slecht slaapt en iedere minuut van de dag met de gevolgen van het ongeval wordt geconfronteerd.

Ook heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte zijn huis en bedrijf kwijt is en dat er een aanvraag voor de WSNP is gedaan.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de twee onder 1 bewezen verklaarde feiten geen sprake is van een eendaadse samenloop.

De eerste botsing van de auto met [slachtoffer 1] dient onderscheiden te worden van de daarop volgende handelingen van verdachte, waaronder het vanuit nagenoeg stilstand doorrijden over [slachtoffer 1] heen. Het tweede cumulatief bewezen verklaarde feit bevat dan ook meer feitelijke handelingen dan het eerste. Daarbij komt dat aan het doorrijden een ander wilsbesluit ten grondslag ligt dan - kort gezegd - aan de handelingen die de eerste botsing veroorzaakten.

Reeds daarom is de bepaling over de meerdaadse samenloop van toepassing.

Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte is met meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn lichaam auto gaan rijden en heeft niet goed opgelet of er voetgangers overstaken, hoewel hij wist dat er ter plekke een voetgangersoversteekplaats was. Hierdoor heeft hij twee voetgangers aangereden. Als hij na die aanrijding meteen was uitgestapt, wat hij had moeten doen, was de afloop voor [slachtoffer 1] ongetwijfeld veel en veel gunstiger geweest. Zij probeerde immers toen nog overeind te komen. Echter, hoewel verdachte een klap hoorde en een grote barst in zijn voorruit zag, is hij vervolgens toch doorgereden. Hierbij duwde hij [slachtoffer 1] met zijn auto omver en reed met een voorwiel over haar heen.

Verdachte is ook nadat hij voor de eerste keer over [slachtoffer 1] was heengereden niet gestopt. Integendeel, hij is doorgereden terwijl zij onder de auto lag en heeft haar een aantal meters meegesleurd. Verdachte heeft nog flink gas gegeven maar kwam niet weg. Uiteindelijk is hij achteruit gereden en vervolgens nogmaals over [slachtoffer 1] heen gereden, waarna hij de plaats van de aanrijding kon verlaten.

De vraag waarom verdachte deze opeenvolgende verkeerde keuzes heeft gemaakt, is onbeantwoord gebleven. Verdachte zegt dat hij zich er niets van herinnert. De rechtbank kan daar dus slechts naar raden. Het meest waarschijnlijk lijkt nog, dat het alcoholgebruik van verdachte in combinatie met het feit dat hij zonder rijbewijs zijn werk niet kon uitoefenen hierbij een rol heeft gespeeld. Ook ervan uitgaande dat verdachte na de aanrijding niet heeft gezien dat [slachtoffer 1] zich voor zijn auto bevond, blijft het echter onbegrijpelijk dat hij in de wetenschap dat hij zojuist een aanrijding had veroorzaakt niet is gestopt toen hij merkte dat hij ergens overheen reed.

De gevolgen voor de slachtoffers, die echtgenoten zijn, zijn immens. [slachtoffer 1] is in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht, waar zij meerdere operaties heeft moeten ondergaan. Zij heeft zoals reeds vermeld zeer ernstig en gecompliceerd letsel opgelopen met langdurige gevolgen. Ook zijn er complicaties opgetreden als gevolg van het letsel. [slachtoffer 1] bevindt zich bovendien sinds 30 december 2011 in een coma, waarbij de mogelijkheid dat zij daar nog uit ontwaakt erg klein is. Ten aanzien van [slachtoffer 2] geldt dat hij niet alleen zelf lichamelijk verwondingen heeft opgelopen, maar dat hij ook heeft moeten meemaken dat zijn vrouw tot twee keer toe door verdachte is overreden. Dit is ongetwijfeld een vreselijke ervaring geweest. Ook wordt hij dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het gebeuren voor zijn vrouw.

Verdachte heeft zijn slachtoffers niet alleen verwond, maar heeft zich ook, door zich van de plaats van de aanrijding te verwijderen, niet om hun lot bekommerd. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.

Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte in het verleden vaker voor rijden onder invloed is veroordeeld. Weliswaar gaat het om veroordelingen die langer dan vijf jaar geleden door verdachte zijn begaan en dus niet meewegen voor de strafmaat, maar toch was verdachte een gewaarschuwd mens.

In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee, dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan de slachtoffers en hun familie aangedane leed inziet en dat hij daarover zijn oprechte spijt heeft betuigd. De rechtbank heeft ook oog voor de moeilijke situatie waarin verdachte ten tijde van het gebeurde verkeerde. Hij had net gehoord dat een vriend van hem was overleden die hem had bijgestaan tijdens de ziekte van zijn vrouw. Haar dood heeft verdachte niet verwerkt. De rechtbank kan deze omstandigheden echter slechts in geringe mate verdisconteren in de strafmaat, gezien de ernst van de feiten.

Uit het reclasseringsrapport d.d. 28 februari 2012 dat betreffende de verdachte is opgemaakt blijkt dat de reclassering het risico op recidive laag acht, zodat de rechtbank het niet nodig acht aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.

Nu de rechtbank verdachte van de poging moord vrijspreekt zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.

Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden.

Hoewel verdachte zelf verklaard heeft nooit meer te willen rijden, zal de rechtbank ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar opleggen. Ook hier blijft de rechtbank onder de eis omdat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie.

7. De in beslag genomen goederen

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de in beslag genomen auto van verdachte verbeurd te verklaren.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar grond bestaat voor verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto, maar heeft de rechtbank verzocht de auto terug te geven aan verdachte, zodat het voertuig verkocht kan worden en de opbrengst daarvan in een civiel traject aan de slachtoffers kan worden voldaan.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen auto verbeurd dient te worden verklaard, nu de auto aan verdachte toebehoort en met behulp van deze auto de feiten zijn begaan. Er zijn onvoldoende garanties dat de opbrengst van de auto aan de slachtoffers ten goede zal komen, zodat daarin geen grond gevonden wordt van verbeurdverklaring af te zien.

8. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:

- 24, 33, 33a, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;

- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e en 2e cumulatief, en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1, 1e cumulatief:

poging doodslag;

ten aanzien van feit 1, 2e cumulatief en feit 2:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 ,terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de ze wet, meermalen gepleegd

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) JAREN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

veroordeelt verdachte ter zake van feit 1, 2e cumulatief en feit 2 voorts tot:

ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 (VIER) JAREN;

bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurd het op de beslaglijst vermelde voorwerp te weten:

1.00 STK Personenauto [KENTEKEN] VOLVO Kl: groen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J. Eisses, voorzitter,

mrs. W.N.L. Donker en G.H.M. Smelt, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2012.

Mr. W.N.L. Donker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL15A4 2011274844, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 95).

2* Proces-verbaal van relaas, blz. 3

3* Proces-verbaal van aanhouding, blz. 31

4* Proces-verbaal van bevindingen, blz. 55

5* Proces-verbaal van relaas, blz. 3

6* Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 4, onder b.2

7* Proces-verbaal bevindingen, blz. 23-24 en verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse (blz. 1-7 met 50 fotobladen), blz. 4 en 5

8* Proces-verbaal van aanhouding, blz. 31-32

9* Proces-verbaal bedienaar ademanalyse-apparaat, blz. 37-39.

10* Proces-verbaal invordering rijbewijs, blz. 34-35.

11* Kennisgeving van inbeslagneming, blz. 92.

12* Andere geschriften, te weten twee geneeskundige verklaringen, blz. 88, 91 en 108 en proces-verbaal relaas, blz. 98.

13* Verklaring verdachte ter terechtzitting.

14* Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 31 december 2011, blz. 44.

15* Proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 1 januari 2012, blz. 48 en 49.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature