Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 11 / 1491
Uitspraak van de meervoudige kamer van 20 maart 2012 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
(gemachtigde: mr. M.P.G. Keiren),
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, verweerder.
Procedureverloop¬¬
Van eiseres is op 4 oktober 2011 bij schriftelijke kennisgeving ter zake van de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart voor een bedrag van € 43,85 aan leges geheven. Eiseres heeft hiertegen op 5 oktober 2011 bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar, verzonden op 4 november 2011, is het bezwaar van eiseres wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak op bezwaar heeft eiseres bij faxbericht van 7 november 2011 beroep ingesteld. Eiseres heeft bestreden dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 november 2011, verzonden op 17 november 2011, aan eiseres kenbaar gemaakt dat hij, omdat is gebleken dat het bezwaar van eiseres wel tijdig is ingediend, terugkomt op zijn uitspraak op bezwaar, verzonden op 4 november 2011. Vervolgens heeft verweerder opnieuw uitspraak op vorenvermeld bezwaar gedaan. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij faxbericht van 27 december 2011 heeft eiseres te kennen gegeven dat zij zich niet kan vinden in de nieuwe beslissing van verweerder en heeft zij hiertegen gronden aangevoerd.
Eiseres heeft bij faxbericht van 17 februari 2012 haar beroep nader aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2012. Eiseres en haar gemachtigde zijn, zoals vooraf schriftelijk is aangekondigd, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen J.M.G. Vincken.
Overwegingen
1. De rechtbank overweegt dat verweerder met de uitspraak op bezwaar van 14 november 2011 een tweede keer heeft beslist op het bezwaarschrift van eiseres van 5 oktober 2011. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 27 februari 2009 (LJN: BH7482) en het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 (LJN: BT1516) overweegt de rechtbank dat, hoewel de tweede uitspraak op bezwaar een correctie was van de eerste uitspraak op bezwaar en dit ook voldoende kenbaar was, in het belastingprocesrecht in deze mogelijkheid niet is voorzien. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar van 14 november 2011 dan ook vernietigen.
2. Voor zover het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar, verzonden op 4 november 2011, stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet meer in geschil is dat eiseres tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de legesaanslag van 4 oktober 2011 en dat verweerder ten onrechte een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift achterwege heeft gelaten. De eerste uitspraak op bezwaar, verzonden op 4 november 2011, kan derhalve evenmin in stand blijven en voor het in stand laten van de rechtsgevolgen is dan ook geen ruimte. Evenmin acht de rechtbank redenen aanwezig om verweerder (met toepassing van de bestuurlijke lus) het gebrek in de besluitvorming te laten herstellen nu het bestreden besluit enkel een standpunt ten aanzien van de tijdigheid van het bezwaarschrift behelst en een inhoudelijke beoordeling door verweerder nog in het geheel niet heeft plaatsgevonden.
3. Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren. Het vorenstaande betekent dat verweerder alsnog op het bezwaar van 5 oktober 2011 zal dienen te beslissen en daarbij zal dienen te betrekken hetgeen namens eiseres inmiddels als inhoudelijke motivering ter zake van de opgelegde aanslag is aangevoerd.
4. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde
in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt één punt, met een waarde van € 437,=, toegekend voor het indienen van het beroepschrift. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor één.
5. De rechtbank zal verder bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht, te weten € 41,=, aan eiseres dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van 4 november 2011 en 14 november 2011 en draagt verweerder op binnen zes weken ná verzending van deze uitspraak een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 437,= (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eiseres;
- gelast dat verweerder het betaalde griffierecht ad € 41,= vergoedt aan eiseres.
Aldus gedaan door mr. F.H. Machiels (voorzitter), mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen en mr. A.M. Schutte in tegenwoordigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2012.
w.g. mr. D.D.R.H. Lechanteur,
griffier w.g. mr. F.H. Machiels, rechter
Voor eensluidend afschrift,
de (wnd.) griffier,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 20 maart 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s Hertogenbosch.
Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.