Uitspraak
201105451/1/T1/R1.
Datum uitspraak: 28 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oldenzaal,
en
de raad van de gemeente Oldenzaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Oldenzaal, Ootmarsumsestraat 44" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. G. Visser, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door F. Zuijdweg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.2. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" voor de percelen gelegen aan de Ootmarsumsestraat 44-46.
[appellant] betoogt dat de raad ten onrechte in de planregels heeft bepaald dat het door hem gedreven reisbureau maximaal een oppervlakte van 60 m² van de op de desbetreffende percelen aanwezige woningen mag innemen. [appellant] voert hiertoe aan dat het reisbureau thans 120 m² van de woningen inneemt en dat het college van burgemeester en wethouders hiervoor bij brief 26 september 2006 vrijstelling van het voorheen geldende plan heeft verleend. Volgens [appellant] is het gebruik van de woning als reisbureau in zijn huidige omvang legaal en diende dit als zodanig te worden bestemd.
2.2.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat bij brief van 26 september 2006 vrijstelling van het voorheen geldende plan is verleend om een oppervlakte van ongeveer 60 m² van de woningen op de percelen gelegen aan de Ootmarsumsestraat 44-46 te gebruiken als kantoor ten behoeve van een internetreisorganisatie. Deze vrijstelling is volgens de raad in het onderhavige plan overgenomen. Voor het gebruik van een groter oppervlakte van de desbetreffende woningen als reisbureau is volgens de raad geen vrijstelling verleend en voor het als zodanig bestemmen hiervan bestond derhalve geen aanleiding.
2.2.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het bestaande aantal woningen;
b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 20% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woningen en de bijgebouwen met een maximum van 30 m²;
c. het bestaande reisbureau, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van deze functie maximaal 60 m² bedraagt.
2.2.3. Onder het voorheen geldende plan "Oldenzaal 1964" hadden de desbetreffende percelen de bestemming "Bebouwing met eengezinshuizen". Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de voorschriften behorende bij dit plan waren deze gronden uitsluitend bestemd voor bebouwing met eengezinshuizen. Ingevolge het tweede lid, mochten gedeelten van deze huizen worden gebruikt voor andere doeleinden dan bewoning, bijvoorbeeld als kantoorruimte of een spreek- en wachtkamer, voor zover het college van burgemeester en wethouders dit in verband met de omgeving toelaatbaar acht.
Bij brief van 8 september 2006 heeft woonmaatschappij WBO het college medegedeeld dat [appellant] de twee woningen op de percelen gelegen aan de Ootmarsumsestraat 44-46 wil kopen en renoveren en dat [appellant] een gedeelte van de woningen als kantoor aan huis wil gebruiken. In deze brief heeft de woonmaatschappij het college gevraagd hiervoor toestemming te verlenen. [appellant] heeft in een toelichting op deze brief aangegeven dat het een kantoor betreft voor een reisbureau, dat dit zal worden gevestigd op de begane grond van de woning op het perceel Ootmarsumsestraat 44 en hooguit een achtste deel van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 zal innemen.
Bij brief van 26 september 2006 heeft het college geantwoord op de brief van 8 september 2006 en medegedeeld dat het bedrijf aan huis, zoals is omschreven door [appellant], toelaatbaar wordt geacht in de desbetreffende woning. Het college heeft hierbij voorts medegedeeld dat dient te worden voldaan aan een aantal criteria, waaronder dat de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoud, dat geen onevenredige hinder voor het woonmilieu ontstaat en de leefbaarheid en het karakter van de buurt niet wordt aangetast en dat de verkeer- en parkeerdruk op de openbare weg niet mag toenemen.
2.2.4. Niet in geschil is dat [appellant] de oppervlakte van het reisbureau heeft vergroot en dat dit thans 120 m² inneemt, hetgeen overeenkomt met ongeveer een kwart van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46. Anders dan [appellant] stelt, heeft hij uit de brief van 26 september 2006 niet het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat het college een dergelijke vergroting toelaatbaar zou achten. In deze brief heeft het college medegedeeld dat het reisbureau, zoals omschreven door [appellant], met een omvang van een achtste deel van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46, toelaatbaar wordt geacht zolang aan de in die brief genoemde criteria wordt voldaan. Anders dan [appellant] stelt, heeft het college hiermee niet aangegeven dat zolang aan de in die brief genoemde criteria wordt voldaan elke uitbreiding van de oppervlakte van het reisbureau toelaatbaar zou zijn. Dat de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 in overwegende mate hun woonfunctie hebben behouden betekent derhalve niet dat om die reden de vergroting van de oppervlakte van het reisbureau zonder meer toelaatbaar was.
De raad heeft het bij de brief van 26 september 2006 toelaatbaar geachte gebruik van een achtste deel van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau in het onderhavige plan als zodanig bestemd. Anders dan [appellant] stelt, was het gebruik van een oppervlakte van 120 m² van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau onder het plan "Oldenzaal 1964" niet expliciet toegestaan zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad om die reden dit gebruik onder het huidige plan eveneens als zodanig had moeten bestemmen.
2.2.5. Dat het gebruik van een oppervlakte van 120 m² van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau onder het voorheen geldende plan "Oldenzaal 1964" niet was toegestaan, betekent evenwel niet zonder meer dat dit gebruik onder het huidige plan niet alsnog als zodanig kan worden bestemd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de weigering om dit gebruik als zodanig te bestemmen is ingegeven door de omstandigheid dat overleg tussen de raad en [appellant] geen resultaat heeft opgeleverd. De raad heeft niet onderkend dat deze omstandigheid geen ruimtelijke relevantie heeft en derhalve in de belangenafweging geen rol kan spelen. De raad heeft in het plan noch ter zitting andere relevante omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het gebruik van een oppervlakte van 120 m² van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau in strijd met een goede ruimtelijke ordening zou zijn. Het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" voor de percelen gelegen aan de Ootmarsumsestraat 44-46, is derhalve in zoverre genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.3. [appellant] betoogt voorts dat de raad ten onrechte in artikel 4, lid 4.4, van de planregels heeft opgenomen dat de desbetreffende percelen niet langer mogen worden gebruikt ten behoeve van het reisbureau, indien het reisbureau gedurende ten minste drie maanden niet actief is. [appellant] voert hiertoe aan dat dit een onevenredig beperkende gebruiksbepaling is, omdat ingeval van ziekte, brandschade of andere onvoorziene omstandigheden de mogelijkheid bestaat dat het reisbureau gedurende een langere periode niet vanuit de woningen kan worden gedreven.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de desbetreffende planregel is opgenomen om het bedrijfsgebonden karakter van de percelen te waarborgen en dat de termijn van drie maanden niet onevenredig kort is.
2.3.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.4, van de planregels mogen de gronden, indien het bestaande reisbureau gedurende ten minste drie maanden niet wordt gebruikt ten behoeve van deze functie, niet langer worden gebruikt ten behoeve van die functie.
2.3.3. Ter zitting heeft de raad desgevraagd toegelicht dat tegen het gebruik van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau, los van de oppervlakte van de woningen die hiervoor wordt gebruikt, geen bezwaar bestaat en dat de raad dit gebruik niet wil beëindigen. De raad heeft desgevraagd niet kunnen toelichten waarom hij ervoor heeft gekozen artikel 4, lid 4. 4 in de planregels op te nemen. Voorts heeft de raad niet onderbouwd waarom hij de in dit artikel genoemde termijn van drie maanden redelijk acht. Het bestreden besluit, voor zover dat betreft artikel 4, lid 4.4, van de planregels, is derhalve eveneens genomen in strijd met artikel 3: 46 van de Awb .
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" voor de percelen gelegen aan de Ootmarsumsestraat 44-46 en voor zover dat betreft artikel 4, lid 4.4, van de planregels niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb .
2.5. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe alsnog toereikend te motiveren waarom hij het gebruik van een oppervlakte van 120 m² van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau in strijd met een goede ruimtelijke ordening acht, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Voorts dient de raad alsnog toereikend te motiveren waarom behoefte bestaat aan de bepaling opgenomen in artikel 4, lid 4.4 van de planregels en waarom de in dit artikel genoemde termijn van drie maanden redelijk is, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Bij de voorbereiding van een eventueel nieuw besluit behoeft afdeling 3.4 van de Awb niet te worden toegepast.
2.6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Oldenzaal op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren, in die zin dat deugdelijk wordt gemotiveerd waarom het gebruik van een oppervlakte van 120 m² van de woningen op de percelen Ootmarsumsestraat 44-46 als reisbureau in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;
- het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren, in die zin dat deugdelijk wordt gemotiveerd waarom behoefte bestaat aan de bepaling opgenomen in artikel 4, lid 4.4 van de planregels en waarom de in dit artikel genoemde termijn van drie maanden redelijk is, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;
- indien een nieuw besluit wordt genomen dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken, en;
- de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2012
523.