Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 126925 / KG ZA 12-41 (sjs)
Vonnis in kort geding van 21 maart 2012
in de zaak van
het openbaar lichaam
de Gemeente Enschede,
zetelend te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. D.K. ten Cate te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te Enschede,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de gemeente Enschede en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De gemeente Enschede heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 5 maart 2012. Ter zitting zijn verschenen: de heren [W] en [S] namens de gemeente Enschede, vergezeld door mr. Ten Cate, en [gedaagde], vergezeld door de heer [H] van Mediant.
De standpunten zijn toegelicht, door mr. Ten Cate aan de hand van een pleitnota. De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden tot 14 maart 2012.
1.3. Bij akte van 6 maart 2012 heeft de gemeente Enschede haar eis gewijzigd.
1.4. Op 14 maart 2012 is de voorzieningenrechter overgegaan tot eigen waarneming ter plaatse aan de [adres] te Enschede, vergezeld door onder meer de griffier, de onder 1.2. genoemde personen, de heren [T] (sr. en jr.) en de heer [F].
1.5. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2. De gemeente Enschede heeft in 2008 een perceel gekocht aan de Hengelosestraat 80 te Enschede, met kadastrale aanduiding sectie [XXXX], nummer [YYYY], en een perceel aan de [adres] te Enschede, met kadastrale aanduiding sector [XXXX], nummer [YYYY]. De gemeente Enschede ontwikkelt op deze locatie het plan “De Boddenkamp” en is in maart 2011 gestart met de sloop van de bestaande bebouwing.
2.3. Op een deel van de kavel met nummer [YYYY] bevindt zich een gebouw waarin [gedaagde] woont, een voormalig damestoilet (hierna: het gebouw). Het gebouw is verbonden met en alleen toegankelijk via het aangrenzende pand aan de [adres]. Laatstgenoemd pand betreft een loods, alwaar [gedaagde] een opslagruimte van de heer [T] (sr.) huurt.
3. De vordering en het verweer
3.1. De gemeente Enschede vordert – na wijziging van eis en kort samengevat – [gedaagde] te veroordelen om de onroerende zaak staande en gelegen te Enschede, kadastraal bekend Enschede, sectie [XXXX], nr. [YYYY], plaatselijk bekend als [adres], zoals gearceerd weergegeven op productie 3 bij dagvaarding, binnen twee dagen na de betekening van het te wijzen vonnis, te ontruimen. Tevens vordert zij de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. Volgens de gemeente Enschede is zij door natrekking eigenaar geworden van het gebouw en verblijft [gedaagde] daar zonder recht of titel. Zij is dan ook gerechtigd om haar eigendom op te eisen.
3.3. [Gedaagde] voert verweer. Volgens hem dient – kort samengevat – de vordering van de gemeente te worden afgewezen, nu hij al sinds 1991 het gebouw huurt.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang gelet op de aard van de vorderingen reeds gegeven.
4.2. Vaststaat dat het gebouw, waarin [gedaagde] woont, op een kavel in eigendom van de gemeente Enschede staat. Voorts is als onbetwist aannemelijk geworden dat de gemeente Enschede door natrekking eigenaar van het gebouw is geworden. Op grond van artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een eigenaar bevoegd haar eigendom van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. De vraag die in dit kort geding dient te worden beantwoord, is of het aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] het gebouw zonder recht of titel bewoond. Indien die vraag positief moet worden beantwoord, zal de vordering van de gemeente Enschede worden toegewezen.
4.3. [Gedaagde] heeft aangevoerd dat hij sinds 1991 het gebouw heeft gehuurd van Scholten en Van Heek B.V. en later ook een deel van de loods van de heer [T]. Voor het gebouw betaalt hij thans een gebruiksvergoeding aan [T], zo heeft [T] ter plaatse bevestigd. Bij gebrek aan wetenschap heeft de gemeente Enschede dit betwist. Aangezien de onderhavige procedure zich niet leent voor het leveren van (nader) bewijs, zoals het horen van getuigen, is thans onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] het gebouw zonder recht of titel bewoont. Het enkele feit dat de gemeente de grond heeft gekocht waarop het gebouw zich bevindt, betekent immers gelet op artikel 7:226 BW (‘koop breekt geen huur’) niet dat een mogelijke huurovereenkomst van [gedaagde] met betrekking tot het gebouw niet meer zou bestaan. De voorzieningenrechter zal de vordering van de gemeente Enschede dan ook afwijzen. Aan een beoordeling van de geschiktheid van de aan [gedaagde] aangeboden alternatieve woonruimte komt de voorzieningenrechter niet toe.
4.4. De gemeente Enschede zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 267,00 wegens griffierecht.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
I. wijst de vordering van de gemeente Enschede af;
II. veroordeelt de gemeente Enschede in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 267,00.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.