Uitspraak
Rolnummer: 22-003718-10
Parketnummer: 10-641276-09 (inclusief ad informandum met
parketnummers 10-632124-09, 10-632339-09, 10-632479-09, 10-632560-09 en
10-643304-08)
Datum uitspraak: 7 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
thans gedetineerd in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 december 2010 en van 25 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tot en met 5 ten laste gelegde - rekeninghoudende met de ad informandum gevoegde strafbare feiten - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest. Aan de verdachte is tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Voorts is ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen beslist zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 september 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer 1] in de hals/nek heeft gestoken/gesneden/geprikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 09 september 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een mes in de nek/hals heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 09 september 2009 te Rotterdam aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een steekwond (van ongeveer 10 cm diep en/of breed) in de halsslagader), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals van die [slachtoffer 1] te steken/snijden/prikken;
2:
hij op of omstreeks 30 mei 2008 te Rotterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen / gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar, althans persoon letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 28 februari 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4:
hij op of omstreeks 28 februari 2009 te Rotterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga er niet uit. Als je zo doorgaat maak ik je af klootzak", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5:
hij op of omstreeks 08 augustus 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), met gebalde vuist op/tegen de neus/het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde niet is komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld, zodat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 09 september 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 30 mei 2008 te Rotterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen op/tegen het hoofd heeft geslagen / gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar, letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3:
hij op 28 februari 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4:
hij op 28 februari 2009 te Rotterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga er niet uit. Als je zo doorgaat maak ik je af klootzak", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5:
hij op 08 augustus 2009 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), met gebalde vuist op het gezicht heeft gestompt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2011 heeft de raadsman met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde betoogd -verkort en zakelijk weergegeven -dat de gehouden fotoconfrontatie met de aangever niet bruikbaar is voor het bewijs nu er geen officiële fotoconfrontatie (foslo) volgens de richtlijnen ter zake heeft plaatsgevonden, een en ander zoals vermeld in de door hem overgelegde pleitnotities.
Nu het hof genoemde fotoconfrontatie niet zal bezigen voor het bewijs, behoeft bovenstaand verweer geen nadere bespreking.
Door de raadsman is verder betoogd - verkort en zakelijk weergegeven - dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] niet voor het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde mogen worden gebruikt omdat deze onvoldoende betrouwbaar zouden zijn, waarbij wordt verwezen naar signalement, motief en de invloed van de moeder van [slachtoffer 1].
Naar het oordeel van het hof zijn door de raadsman onvoldoende redengevende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om een dergelijke conclusie te rechtvaardigen. Ook overigens zijn die bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden.
Beide verklaringen zijn dan ook naar het oordeel van het hof voor het bewijs van het de verdachte onder 1 tenlastegelegde te bezigen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 3 en 5 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, meermalen gepleegd
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem onder 1 subsidiair en 2 tot en 5 tenlastegelegde - rekeninghoudende met de ad informandum gevoegde strafbare feiten - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer met een scherp voorwerp in de hals is gestoken. Aldus heeft verdachte op een grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Feiten als de onderhavige worden door slachtoffers in het algemeen als bedreigend en beangstigend ervaren. Het slachtoffer heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2011 verklaard nog steeds dagelijks zowel psychisch als lichamelijk te lijden aan de gevolgen van zijn letsel. Daarnaast brengen dergelijke feiten bij aanwezige omstanders angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, zeker nu het feit in de publieke ruimte, in het openbaar plaatsvond.
Voorts heeft de verdachte op bewezenverklaarde wijze op het station een conducteur geslagen, tijdens een feest een bezoeker geslagen en voorts in de tram een medepassagier geslagen en bedreigd. Dergelijk gewelddadig gedrag heeft de slachtoffers niet alleen pijn en letsel bezorgd maar heeft ook overigens impact op degenen die deze feiten van nabij zien gebeuren. Dergelijk gedrag dient streng te worden bestraft.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het over de verdachte opgemaakte rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie d.d. 11 augustus 2011, opgesteld door P.A.E.M.T Cremers, psycholoog en J. Marx, psychiater.
De deskundigen concluderen in voornoemd rapport dat de verdachte voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt. Wat betreft de overige feiten adviseren de deskundigen niet tot een verminderde toerekenbaarheid. Gelet op de daaraan ten grondslag liggende beschouwingen, kan het hof zich in deze conclusies vinden en maakt die tot de zijne. Het hof zal daarmee bij de straftoemeting dan ook rekening houden.
Waar de deskundigen bij hun conclusie echter voorstellen om een behandeling voor de bij deze feiten onderliggende problematiek van de verdachte te koppelen aan een voorwaardelijk strafdeel en de verdediging dienaangaand heeft bepleit om aan de verdachte - mede gelet op de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis - geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van drie jaren te boven gaat, is naar het oordeel van het hof gelet op de aard en de ernst van de feiten de modaliteit van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Dat betekent tevens dat zowel het verzoek om de voorlopige hechtenis bij arrest op te heffen wordt afgewezen alsook het verzoek om de het onderzoek in de zaak aan te houden voor het doen opmaken van een behandelplan door de reclassering.
Het hof heeft bij de strafoplegging mede in aanmerking genomen de ad informandum gevoegde strafbare feiten met de parketnummers 10-632124-09, 10-632339-09, 10-632479-09, 10-632560-09 en 10-643304-08, waarvan mededeling is gedaan op de dagvaarding van de verdachte, welke feiten de verdachte heeft erkend en ten aanzien van welke feiten het openbaar ministerie heeft laten weten dat de verdachte die zaken als strafrechtelijk afgedaan kan beschouwen wanneer met die feiten rekening is gehouden bij de strafoplegging.
Het hof is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 150,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van EUR 150,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
EUR 150,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36 f, 45, 57, 63, 285, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van EUR 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. A.M.P. Gaakeer, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2011.