Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3862 WRB
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer op 9 januari 2012 in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde G.A. Speelman,
eiseres,
en
de Raad voor de Rechtsbijstand,
verweerder,
Zitting hebben:
mr. A.D. Reiling, rechter,
mr. S.J. van Schagen, griffier.
Inleiding
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2012.
Eiseres is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze
uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 874,- te
betalen aan eiseres.
Overwegingen
Ter zitting is daarbij de volgende motivering gegeven.
Bij besluit van 1 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres aangevraagde Lichte Advies Toevoeging (hierna LAT) geweigerd
Bij besluit van 2 augustus 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit)
Feiten
Eiseres werd verdacht van verduistering in dienstbetrekking en werd in dat kader door de politie opgeroepen om als verdachte te worden gehoord.
Eiseres heeft zich gewend tot het juridisch loket in Amersfoort. Het Juridisch Loket heeft eiseres doorverwezen naar een advocaat.
Eiseres heeft bovengenoemde gemachtigde als advocaat in de arm genomen en bovengenoemde gemachtigde heeft eiseres juridisch geadviseerd voorafgaande aan het politieverhoor.
Beoordeling
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het in deze zaak zou gaan om een belang waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten.
Op grond van artikel 12, tweede lid, onder g, van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb) wordt rechtstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van de wet.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het motiveringsbeginsel heeft geschonden. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdenking van een strafbaar feit en alles dat daarop kan volgen per definitie iets is dat in het algemeen (en in casu zeker) redelijkerwijs niet aan eiseres kan worden overgelaten. Eiseres had redelijkerwijs slechts te rade kunnen gaan bij een deskundig persoon die een wettelijke geheimhoudingsplicht heeft.
De rechtbank overweegt dat het hier gaat om een verdenking van een ernstig feit waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, en met zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk mogelijk zware gevolgen. Het juridisch loket heeft eiseres doorverwezen naar een advocaat. In die omstandigheden is niet zonder meer inzichtelijk in hoeverre het hier gaat om een belang waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager kan worden overgelaten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit in dit bijzondere geval niet zonder nadere motivering op artikel 12, tweede lid, onder g, van de Wet op de Rechtsbijstand had kunnen baseren. Het beroep van eiseres op het motiveringsbeginsel slaagt dan ook.
De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal verweerder opdragen binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder opdragen de door eiseres betaalde proceskosten en het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier rechter
Afschrift verzonden op:
D:B
SB