Uitspraak
tussenvonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 800421 \ CV EXPL 12-1069 \ BE \ 340 \ be
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Friendly Finance BV, h.o.d.n. EasyCredit, EasyBudget, Euro24, Easycredit Holland, Betaaldag.nl, Betaaldag
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde Van der Meer & Philipsen
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna Betaaldag.nl en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 januari 2012 met producties
2. De beoordeling
2.1. Blijkens de dagvaarding is op of omstreeks 8 juni 2011 tussen partijen een geldleenovereenkomst gesloten.
2.2. Op 25 mei 2011 is in werking getreden de Wet van 19 mei 2011 (Stb. 2011, 246) tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/103/EEG van de Raad (PbEU L 133/66). Bij die wet is onder meer aan boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Titel 2A met opschrift consumentenkredietovereenkomsten toegevoegd en de Wet op het consumentenkrediet (Wck) gewijzigd. Titel 2A van boek 7 BW is ingevolge artikel 211a Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek van toepassing op kredietovereenkomsten die vanaf 25 mei 2011 zijn gesloten. De aldus gewijzigde Wck is ingevolge artikel VI van de wet van 19 mei 2011 van toepassing op kredietovereenkomsten die vanaf 25 mei 2011 zijn gesloten.
2.3. In artikel 1, aanhef en onder a, van de Wck is het begrip “krediettransactie”, voor zover van belang, gedefinieerd als “iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat (…) door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet”.In het (gewijzigde) artikel 2 van de Wck is vervolgens bepaald, dat voor “krediettransacties waarbij de betalingen van de kredietnemer plaatsvinden binnen drie maanden nadat de geldsom ter beschikking is gesteld” (uitsluitend) de bepalingen van de artikelen 34 tot en met 36 Wck gelden. Die bepalingen komen er, samengevat, op neer, dat het de kredietgever verboden is een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen of te bedingen dan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding zoals geregeld in het Besluit kredietvergoeding.
In dit geval lijkt sprake van een krediettransactie als bedoeld in artikel 2 Wck omdat de duur van de overeenkomst 20 dagen is /was.
2.4. In artikel 1, aanhef en onder e van het Besluit kredietvergoeding is het begrip “kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn” gedefinieerd als: “de kredietvergoeding die over een betalingstermijn in rekening wordt gebracht, uitgedrukt in een percentage van het uitstaand saldo aan het begin van die betalingstermijn”. Artikel 4 van het Besluit kredietvergoeding bepaalt: “Voor de berekening van de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding bij regelmatige afwikkeling geldt de wettelijke rente verhoogd met 12 procentpunten als het ten hoogste toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis”. Aangezien de wettelijke rente ten tijde van het sluiten van de overeenkomst 3% bedroeg, betekent dit dat het ten hoogste toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage tot 1 juli 2011, op jaarbasis, 15 % bedraagt en vanaf 1 juli 2011 16 %, omdat per die datum de wettelijke rente naar 4% is verhoogd.
2.5. Gezien de hiervoor aangeduide bepalingen moet worden aangenomen dat de overeenkomst waarop eiseres zich beroept een kredietovereenkomst is. De vraag rijst of de vergoeding van € 64,- als kredietvergoeding moet worden aangemerkt en of deze hoger is dan de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding. Daarnaast rijst de vraag of de in rekening gebrachte transactiekosten ook als kredietvergoeding in de zin van artikel 34 Wck beschouwd moeten worden.
2.6. Omdat de Wck ambtshalve moet worden toegepast, dient eiseres in de gelegenheid te worden gesteld zich over het voorgaande en over de eventuele consequenties indien de Wck van toepassing is te achten, uit te laten. Daartoe zal de zaak naar de rolzitting worden verwezen.
2.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1. verwijst de zaak naar de rolzitting van 2 april 2012 om 11.30 uur teneinde eiseres middels een akte in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de mogelijke toepasselijkheid van de Wet op het consumentenkrediet en de gevolgen van toepassing van die wet;
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op