Uitspraak
10/6640 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2010, 10/1996 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 2 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft de Raad nog enkele brieven doen toekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2012. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) in verband met het overlijden van haar echtgenoot op 12 oktober 2009. Bij besluit van
25 januari 2010 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2. Bij het bestreden besluit van 5 maart 2010 heeft de Svb zijn besluit van 25 januari 2010 gehandhaafd. Uit dit besluit blijkt het volgende. Appellantes echtgenoot heeft van 7 augustus 1966 tot april 1996 in Nederland gewoond en/of gewerkt. Daarna is hij teruggekeerd naar Marokko. De echtgenoot ontving op dat moment een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Per 1 juli 1999 is deze uitkering beëindigd. Vanaf die datum ontving de echtgenoot een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op grond van deze uitkeringen bleef de echtgenoot tot 1 januari 2000 verzekerd voor de ANW. Vanaf deze datum verviel de verplichte verzekering als gevolg van wijziging van de regelgeving. De echtgenoot heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren.
1.3. In het bestreden besluit is overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en evenmin op grond van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko als verzekerde kon worden aangemerkt. Appellante is derhalve geen nabestaande in de zin van de ANW en heeft geen recht op een nabestaandenuitkering.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW.
3. De Raad komt niet tot een ander oordeel dan de Svb en de rechtbank. Hij volstaat met te verwijzen naar de overwegingen in het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak. De Raad onderschrijft deze overwegingen. In hoger beroep zijn geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht.
4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2012.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) I.J. Penning.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.
GdJ