Uitspraak
20 april 2012
Eerste Kamer
10/05512
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. DUSSELDORP BEHEER B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. DUSSELDORP B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
4. LANDUS B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidentele cassatiebroep,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,
t e g e n
DE GEMEENTE APELDOORN,
zetelende te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatiebroep,
advocaten: mr. M.W. Scheltema en mr. R.T. Wiegerink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dusseldorp Beheer B.V. c.s. en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 62457/HA RK 04-71 van de rechtbank Zutphen van 8 juni 2004;
b. de vonnissen in de zaak 65973/HA ZA 04-1194 van de rechtbank Zutphen van 12 januari 2005, 8 augustus 2007, 26 november 2008 en 13 oktober 2010.
De vonnissen van 26 november 2008 en 13 oktober 2010 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de vonnissen van 26 november 2008 en 13 oktober 2010 heeft Dusseldorp Beheer B.V. c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Gemeente heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Dusseldorp Beheer B.V. c.s. voor zover het beroep is gericht tegen de tussenvonnissen van 8 augustus 2007 en 26 november 2008 en het cassatieberoep te verwerpen voor zover dat is gericht tegen het eindvonnis en subsidiair het beroep geheel te verwerpen. Dusseldorp Beheer B.V. c.s. heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Dusseldorp Beheer B.V. c.s. mede door mr. J.F. de Groot, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman strekt tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank op het principale beroep van eiser en tot verwerping van het incidentele beroep.
De advocaten van de gemeente en van Dusseldorp Beheer c.s. hebben bij brief van 1 onderscheidenlijk 2 maart 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep voor zover gericht tegen het tussenvonnis
In de cassatiedagvaarding hebben Dusseldorp c.s. doen aanzeggen dat zij tegen het vonnis van 26 november 2008 (hierna: het tussenvonnis) en het eindvonnis beroep in cassatie instellen en hebben zij tegen beide vonnissen klachten aangevoerd. Het tussenvonnis is evenwel niet een vonnis waarbij de onteigening is uitgesproken, waarbij nadien een voorschot is bepaald of waarbij uitspraak is gedaan over de uit te keren schadeloosstelling. Reeds daarom staat, gelet op het bepaalde in de art. 54l lid 1 en 54t lid 1 in verbinding met art. 52 lid 2 Ow, van dat vonnis geen cassatieberoep open en kunnen Dusseldorp c.s. in zoverre in hun beroep niet worden ontvangen. Dit staat evenwel niet in de weg aan een beoordeling van het middel voor zover daarin wordt geklaagd over in het tussenvonnis vervatte oordelen van de rechtbank die in het eindvonnis zijn overgenomen en ten grondslag zijn gelegd aan de daarin gegeven uitspraak over de schadeloosstelling.
4. Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan, verkort weergegeven en voor zover van belang, van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij Koninklijk Besluit van 7 november 2003 zijn vier percelen, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie M, nrs. 4829, 4831, 4832 en 4862, onteigend ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan "Kanaaloevers Welgelegen-Haven" van de gemeente.
(ii) De percelen waren in eigendom en/of gebruik bij Dusseldorp Beheer B.V. c.s. en werden gebruikt ten behoeve van de autohandel.
(iii) De vier percelen zijn op 11 februari 2005 in eigendom overgegaan op de gemeente door inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers van het vonnis van de rechtbank van 12 januari 2005, waarin de vervroegde onteigening van de percelen is uitgesproken.
5. Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.1 Ter bepaling van de aan Dusseldorp Beheer c.s. toekomende schadeloosstelling heeft de rechtbank zich laten voorlichten door deskundigen. Voor de berekening van de jaarlijks terugkerende inkomensschade hebben de deskundigen de kapitalisatiefactor 10 geadviseerd.
In afwijking van dit advies heeft de rechtbank de kapitalisatiefactor 7 toegepast. Zij heeft daartoe overwogen - kort weergegeven - dat, de onteigening weggedacht, een eerdere verplaatsing van de bedrijven dan overeenstemt met de door de deskundigen geadviseerde kapitalisatiefactor een haalbare en rationele ondernemerskeuze zou zijn.
5.2 Onderdeel 1 bevat onder meer de klacht dat in de motivering die de rechtbank voor de gehanteerde factor heeft gegeven, niet de beweegredenen zijn verdisconteerd die aan de gebruikelijke factor 10 ten grondslag liggen, zodat ook de afwijking daarvan onbegrijpelijk is gemotiveerd. Deze klacht slaagt. De kapitalisatiefactor voor financieringsschade ziet op de wijze waarop de jaarlijkse rentelast wordt omgerekend tot een bedrag ineens waaruit Dusseldorp Beheer c.s. die rentelast gedurende een aantal jaren kunnen opbrengen (HR 9 juli 2010, LJN BL6267, NJ 2010/632). Dat aantal jaren houdt geen verband met een termijn waarbinnen rationeel handelende ondernemers hun bedrijf zouden verplaatsen. De door de rechtbank gebezigde motivering rechtvaardigt niet de hantering van een andere kapitalisatiefactor dan de in het onteigeningsrecht gebruikelijke factor 10 voor de bepaling van de aan de onteigende toekomende vergoeding van jaarlijkse schade.
5.3 Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
6. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
6.1 Het middel is gericht tegen de door de rechtbank toegekende vergoeding van kosten van de advocaten mr. Robbers (onderdeel 1) en mr. De Groot (onderdeel 2).
6.2 Onderdeel 1 klaagt dat het de rechtbank niet vrijstond de kosten van mr. Robbers te schatten, aangezien de rechtbank uit de door Dusseldorp Beheer c.s. overgelegde specificaties niet kon afleiden wat de aard van de werkzaamheden is geweest en of die werkzaamheden verband hielden met de onteigening of het daaraan voorafgaande minnelijke traject. Het onderdeel faalt.
Het stond de rechtbank onder deze omstandigheden vrij zich een eigen oordeel te vormen over een redelijke vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand door mr. Robbers. Mede in het licht van de in art. 50 lid 4 Ow tot uitdrukking gebrachte beperkte motiveringsplicht en het feit dat een schatting onvermijdelijk een intuïtief element bevat, is het oordeel van de rechtbank, dat van het gefactureerde bedrag van € 65.086,61 een bedrag van € 20.000,-- exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking kwam, ook niet ontoereikend gemotiveerd.
6.3 Onderdeel 2 klaagt vanuit verschillende invalshoeken over het door de rechtbank in aanmerking genomen uurtarief van mr. De Groot. Ook dit onderdeel faalt.
De rechter heeft bij de beoordeling of de kosten van rechtsbijstand binnen redelijke grenzen zijn gebleven een grote mate van vrijheid. De rechtbank heeft haar oordeel over de redelijkheid van de gemaakte kosten van rechtsbijstand door mr. De Groot gegrond op het totaal van die kosten, waarbij zij mede in aanmerking heeft genomen de bewerkelijkheid en ingewikkeldheid van de zaak alsmede het belang van de zaak voor Dusseldorp Beheer c.s. Voorts is acht geslagen op het bereikte resultaat. Met haar oordeel heeft de rechtbank de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overschreden, evenmin als zij is tekortgeschoten in haar - beperkte - motiveringsplicht.
7. Afdoening
De Hoge Raad zal zelf de zaak afdoen door de schadeloosstelling van Dusseldorp Beheer, Dusseldorp en Landus vast te stellen zoals de rechtbank die heeft vastgesteld met uitzondering van de financieringsschade, die bij het ontbreken van omstandigheden die nopen tot afwijking van de gebruikelijke factor 10, overeenkomstig het advies van de deskundigen moet worden gekapitaliseerd met factor 10 in plaats van factor 7. Deze schade komt (na correctie) uit op € 1.219.470,-- in plaats van € 843.549,--. Dit brengt mee dat het totaal van de schadeloosstelling (rov. 2.28 van het eindvonnis van de rechtbank) uitkomt op € 1.994.970,-- in plaats van € 1.619.049,--. Het betaalde voorschot van € 1.529.450,-- komt op het toe te wijzen bedrag in mindering. Het bedrag waarover rente moet worden vergoed (rov. 2.30 van het eindvonnis van de rechtbank) bedraagt € 465.520,--. Over dat bedrag is vanaf 1 september 2006 tot 13 oktober 2010 een (samengestelde) rente verschuldigd van 3%.
8. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verklaart Dusseldorp Beheer c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 26 november 2008;
vernietigt het vonnis van de rechtbank Zutphen van 13 oktober 2010, doch alleen wat betreft de beslissingen over de door de gemeente aan Dusseldorp Beheer, Dusseldorp en Landus verschuldigde schadeloosstelling en het door de gemeente aan hen te betalen bedrag (de punten 3.1 en 3.2 van het dictum);
bepaalt het bedrag van de door de gemeente aan Dusseldorp Beheer, Dusseldorp en Landus verschuldigde schadeloosstelling op € 1.994.970,--, vermeerderd met een samengestelde rentevergoeding van 3% over een bedrag van € 465.520,-- vanaf 1 september 2006 tot 13 oktober 2010;
veroordeelt de gemeente om aan Dusseldorp Beheer, Dusseldorp en Landus te betalen een bedrag van € 465.520,-- vermeerderd met de vorenbedoelde samengestelde rente over dat bedrag, welk totaalbedrag vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2010 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dusseldorp Beheer c.s. begroot op € 865,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
wijst het in Apeldoorn verschijnende nieuwsblad De Stentor aan als het nieuwsblad waarin de griffier een uittreksel van dit arrest zal doen plaatsen;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Dusseldorp Beheer c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 20 april 2012.