Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verzoek om openbaarmaking gegevens op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. College verklaart zich onbevoegd. Doorzending aan de ABRvS.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 11/156 2 februari 2012

21700 Wet toezicht trustkantoren

Uitspraak inzake het hoger beroep van:

B en S Management Rhoon B.V., te Poortugaal, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2011, AWB 10/3221 WOB T2, in het geding tussen appellante

en

De Nederlandsche Bank (hierna: DNB), te Amsterdam.

Gemachtigde van appellante: A,

Gemachtigde van DNB: mr. S.M.C. Nuyten, advocaat te Amsterdam.

1. Het procesverloop

Bij brief van 16 maart 2010 heeft DNB het verzoek van appellante van 5 februari 2010 om inzage in bepaalde dossiers met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.

Bij besluit van 22 juli 2010 heeft DNB het hiertegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 13 januari 2011 (te raadplegen op www.rechtspraak.nl, LJN: BP1387), verzonden op 18 januari 2011, heeft de rechtbank het door appellante daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

Tegen voornoemde uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld bij brief van 23 februari 2011, bij het College binnengekomen op 24 februari 2011.

Bij brief van 9 mei 2011 heeft DNB een verweerschrift ingediend.

Op 8 november 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen hun standpunten hebben toegelicht.

2. De beoordeling van het geschil

2.1 Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht, inzake een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij deze wet behoort.

Het College ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het bevoegd is kennis te nemen van het door appellante ingestelde hoger beroep, dat is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank over het besluit op bezwaar van 22 juli 2010. Op grond van artikel 22, eerste lid, Wbbo beoordeelt het College allereerst op grond van welk voorschrift het bestreden besluit is genomen. Hierover overweegt het College het volgende.

Appellant heeft DNB enkel op grond van de Wob verzocht om verstrekking van informatie met betrekking tot een aantal in het verzoek nader genoemde dossiers betrekking hebbend op trustkantoren. Blijkens de motivering van zowel de brief van 16 maart 2010 – het besluit in primo – als het besluit van 22 juli 2010 heeft DNB het informatieverzoek afgewezen op grond van artikel 1a, aanhef en onder d, Wob en artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob . DNB stelt in deze bepalingen uitgezonderd te zijn van de toepassing van de Wob voor het verstrekken van de gevraagde informatie.

Naar het oordeel van het College volgt uit het voorgaande dat het bij de rechtbank bestreden besluit is genomen op grond van de Wob.

Aangezien de Wob niet is opgenomen in de bijlage als bedoeld in artikel 20, eerste lid, Wbbo kon tegen de uitspraak van de rechtbank geen hoger beroep worden ingesteld bij het College. Gelet op het voorgaande acht het College zich ten aanzien van het onderhavige hoger beroep onbevoegd.

2.3 Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zal het College het hoger beroep met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorzenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2.4 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. De beslissing

Het College

- verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;

- bepaalt dat de griffier van het College aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrag van € 454,- (zegge:

vierhonderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. M.M. Smorenburg en mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2012.

w.g. E.R. Eggeraat w.g. A. Graefe


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature