Uitspraak
10/5055 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2010, 09/28 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Beekelaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is bij brief van 3 september 2011 een nader stuk in het geding gebracht, waarop door het Uwv bij schrijven van 7 september 2011 plus bijlage is gereageerd.
Bij brief van 2 december 2011 heeft voormelde gemachtigde aanvullende gronden voor het hoger beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2011. Appellante was bijgestaan door voormelde gemachtigde aanwezig. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Aan appellante is door het Uwv in verband met de gevolgen van een operatieve ingreep per 7 augustus 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 18 juni 2008 heeft het Uwv deze uitkering met ingang van 19 augustus 2008 herzien naar een percentage van 55 tot 65. Daaraan ligt een onderzoek van een verzekeringsarts van het Uwv ten grondslag die heeft vastgesteld dat appellante nog steeds lichamelijke beperkingen ondervindt alsmede beperkingen op psychisch en energetisch gebied, maar dat zij wel belastbaar is met arbeid. De arbeidsdeskundige heeft een aantal aan deze beperkingen aangepaste functies voor appellante geselecteerd. Namens appellante is bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 juni 2008. Daarbij is onder meer aangevoerd dat de herziening van de uitkering in strijd is met eerder gedane toezeggingen. Tevens is gesteld dat zij op verschillende punten meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen - met betrekking tot haar psychische beperkingen heeft zij verwezen naar de verklaring van 23 oktober 2008 van N.A. van Bommel, psychiater. De geduide functie zijn niet geschikt omdat haar belastbaarheid op verschillende aspecten wordt overschreden.
1.2. In het kader van dit bezwaar is door W.M. Koek, bezwaarverzekeringsarts, op 5 november 2008 rapport uitgebracht en is tevens een Functionele Mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. Ook heeft P.W.A. Thoen, bezwaararbeidsdeskundige, op 10 november 2008 rapport uitgebracht. Bij besluit van 12 november 2008 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar in die zin gegrond verklaard dat de mate van arbeidsongeschiktheid op arbeidskundige gronden moet worden gesteld op 65 tot 80%, maar het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
2. Namens appellante is beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarbij met name het eerder gestelde is herhaald.
3. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv de juiste criteria bij de herbeoordeling heeft gehanteerd en heeft de rechtbank de stelling van appellante, dat zij erop mocht vertrouwen dat geen herbeoordeling zou plaatsvinden, verworpen: de brieven en rapporten waarop appellante zich beroept betreffen de toepassing van artikel 44 van de WAO (dus een geheel andere kwestie), betreffen ofwel slechts een advies of betreffen een uitstel van één jaar welk uitstel ook heeft plaatsgevonden. Voor het overige heeft de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
4. In hoger beroep heeft appellante wederom benadrukt dat haar belastbaarheid door de verzekeringsartsen onjuist is ingeschat. Bovendien zijn de geduide functies met name die van printplaatmonteur en de schoonmaakster algemeen niet geschikt voor haar, onder andere omdat er (in verband met littekenvorming) van een beperkte spierwerking links sprake is. Het werken met alleen de dominante rechterarm acht zij geen oplossing in verband met het vereiste werktempo. De functie van schoonmaakster zou vooral op het punt van trekken en duwen haar mogelijkheden te boven gaan.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. De Raad stelt vast dat het hoger beroep zich beperkt tot de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
5.3. De Raad acht het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig en heeft geen grond gevonden om de in de FML van 6 november 2008 opgenomen beperkingen onjuist te achten. De eerder genoemde verklaring van Van Bommel, psychiater, doet daar niet aan af, nu in die FML een niet gering aantal beperkingen op het vlak van het persoonlijk en sociaal functioneren is opgenomen. De stelling dat de beperkingen op het fysieke vlak onvoldoende zouden zijn, is niet met nadere medische gegevens onderbouwd. Daarbij zij nog opgemerkt dat de beperkingen van psychische aard in combinatie met een redelijk aantal fysieke beperkingen en de in acht genomen urenbeperking van 20 uur per week in voldoende mate waarborgen dat appellante in de geduide functies niet wordt belast met een te zware (energetische) belasting.
5.4. Voor wat betreft de bezwaren van appellante tegen de geduide functies verwijst de Raad in de eerste plaats naar de arbeidskundige rapporten van 16 september 2008, 10 november 2008 en 16 juni 2010 (de laatste mede ondertekend door Koek, bezwaarverzekeringsarts). De in deze rapporten gegeven toelichting is als voldoende deugdelijk aan te merken; waar eventueel reden was voor twijfel heeft steeds overleg met Koek voornoemd plaatsgevonden. Opgemerkt moet worden dat door het Uwv met recht is gesteld dat de normale reikafstand binnen de gemiddelde armlengte van plusminus 50 cm. ligt, zodat de geringe overschrijding daarboven niet als een te zware belasting kan worden aangemerkt. Appelante kan de linkerarm bovendien op zich wel gebruiken, is ten aanzien van haar rechter, dominante arm, niet beperkt en is niet beperkt op het punt van het hand- en vingergebruik. Medische informatie waaruit zwaardere beperkingen zouden kunnen blijken, is als gezegd niet overgelegd. Met betrekking tot de arbeid als schoonmaakster geldt dat de FML aangeeft dat appellante met links incidenteel tot 10 kg. kan tillen en niet beperkt is op het item duwen/trekken (maximaal 15 kg.). Overschrijdingen van de belastbaarheid is ofwel niet aanwezig ofwel gering en in overleg tussen de arbeidskundige en de bezwaarverzekeringsarts akkoord bevonden. De geduide functie stellen geen te zware eisen aan het werktempo.
5.5. Uit hetgeen onder 5.1 tot en met 5.4 is overwogen volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden, het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Voor een veroordeling van één der partijen in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2012.
(get.) J. Riphagen.
(get.) H.L. Schoor.
NW