Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het hof veroordeelt een 26-jarige man wegens ontucht met 3 basisschoolscholieren. De ontuchtige handelingen vonden plaats tijdens zomerkampen waarbij hij in twee gevallen als leraar en in één geval als begeleider aanwezig was. De ontucht bestond uit het betasten van de kinderen.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 310 dagen voorwaardelijk. Het hof bepaalt nadrukkelijk dat bij de tenuitvoerlegging van het resterende deel van de gevangenisstraf (na aftrek van voorarrest) elektronische detentie uitgesloten is. Daarnaast wordt de verdachte door het hof veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur. Het hof verbiedt de verdachte verder voor de duur van 5 jaar als leraar onderwijs te geven aan minderjarigen.

Het hof rekent de verdachte aan dat hij het in hem als leraar gestelde vertrouwen op ernstige wijze heeft beschaamd. In het voordeel van de verdachte weegt het hof onder meer mee dat hij heeft bekend en zelf hulp heeft gezocht alsmede dat de kans op recidive laag wordt ingeschat.

Uitspraak



Rolnummer: 22-000625-11

Parketnummer: 11-860506-10

Datum uitspraak: 4 januari 2012

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 27 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 december 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Aan de verdachte zijn bijzondere voorwaarden opgelegd en de verdachte is ontzet van het recht het beroep van leraar/docent uit te oefenen voor zover het betreft het geven van onderwijs aan minderjarigen voor de duur van 5 jaren.

Voorts is beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2010 tot en met 30 juni 2010 te Overasselt, gemeente Heumen, althans in Nederland, met [slachtoffer I] (geboren [geboortedatum] 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit betasten van en/of wrijven over de rug en/of billen van die [slachtoffer I];

2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009 te Lunteren, gemeente Ede en/of te Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer II] (geboren [geboortedatum] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de rug en/of billen en/of de penis van die [slachtoffer II];

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 te Overasselt, gemeente Heumen, althans in Nederland, met [slachtoffer III] (geboren [geboortedatum] 1993), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van en/of wrijven over het lichaam en/of de penis van die [slachtoffer III].

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 30 juni 2010 te Overasselt, gemeente Heumen, met [slachtoffer I] (geboren [geboortedatum] 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit betasten van en wrijven over de rug en billen van die [slachtoffer I];

2.

hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009 te Lunteren, gemeente Ede, met [slachtoffer II] (geboren [geboortedatum] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de rug en billen van die [slachtoffer II];

3.

hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 te Overasselt, gemeente Heumen, met [slachtoffer III] (geboren [geboortedatum] 1993), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van en wrijven over het lichaam en de penis van die [slachtoffer III].

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:

Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren. De verdachte had in zijn hoedanigheid van leraar dan wel begeleider van jeugdkampen het vertrouwen van collega's, ouders en - zeker niet in de laatste plaats - de slachtoffers.

Dat vertrouwen heeft hij ernstig beschaamd door doelbewust en herhaaldelijk tijdens kampen op de bewezenverklaarde wijze ontuchtige handelingen te plegen. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij louter oog heeft gehad voor zijn eigen lustgevoelens en voorbij is gegaan aan de gevolgen voor de slachtoffers.

Het is immers algemeen bekend dat hierdoor vaak langdurige en ernstige beschadiging kan optreden van de geestelijke en lichamelijke gezondheid van slachtoffers. Dit is ook op indringende wijze bevestigd door de slachtofferverklaring van een van de slachtoffers.

Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële documentatie d.d. 8 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte afgezien van een tweetal transacties en één veroordeling voor verkeersdelicten niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.

In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte heeft bekend, zelf hulp heeft gezocht, reeds geruime tijd een therapeutische behandeling volgt en begeleid wordt door de reclassering, ander werk heeft gevonden en dat de kans op recidive laag wordt ingeschat.

In het bijzonder in aanmerking nemende dat de bewezenverklaring beperkter is in vergelijking tot die in het vonnis waarvan beroep, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg aan de verdachte opgelegde straf, mede rekening houdend met de aard, ernst en duur van de ontucht en de strafoplegging in vergelijkbare gevallen, te zwaar is. Dat neemt evenwel niet weg dat een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de door de verdachte reeds in voorarrest doorgebrachte tijd naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de ernst van zijn handelen en het aan de slachtoffers toegebrachte leed.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.

Het hof zal daarbij bepalen dat bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf elektronische detentie is uitgesloten.

Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer III]

In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer III], wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder [naam], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde.

De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 750,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer III].

Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer II]

In het onderhavige strafproces heeft mr. R. Besemer, advocaat te Rotterdam, daartoe gemachtigd door [naam], de wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer II], zich namens [slachtoffer II], als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 500,- immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.

Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer II].

Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer I]

In het onderhavige strafproces heeft mr. R. Besemer, advocaat te Rotterdam, daartoe gemachtigd door [naam], de wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer I], zich namens [slachtoffer I] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 500,- immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.

Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer I].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 22c, 22d, 28, 36f, 57, 247 en 251 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderdzestig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Bepaalt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf elektronische detentie is uitgesloten.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 310 (driehonderdtien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Het Dok of De Waag en/of deelnemen aan het 'Traject Seksuele Delictplegers' en voorts dat de verdachte tijdens de proeftijd geen activiteiten ontplooit die het werken met of begeleiden van minderjarigen behelzen.

Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van leraar/docent voor zover het betreft het geven van onderwijs aan minderjarigen voor de duur van 5 (vijf) jaren.

Veroordeelt de verdachte voorts tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer III]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer III], een bedrag te betalen van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer II]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer II], een bedrag te betalen van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer I]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer I], een bedrag te betalen van € 500,- (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Dit arrest is gewezen door mr. Chr. A. Baardman,

mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. S.J.A.M. van Gend, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 januari 2012.

Mr. S.J.A.M. van Gend is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature