Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Weigering verdere ZW-uitkering. Het medisch onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts is voldoende zorgvuldig geweest. Van de zijde van appellant is in beroep noch in hoger beroep medische informatie ingebracht die aanleiding zou kunnen geven te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en de conclusie van de (bezwaar)verzekeringsarts, die appellant op de datum in geding in ieder geval geschikt heeft geacht voor de functie van productiemedewerker confectie.

Uitspraak



10/4743 ZW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2010, 09/4560 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 28 december 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2011. Namens appellant is verschenen mr. Van Dijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was werkzaam als borden schoonmaker toen hij op 10 augustus 2004 voor die werkzaamheden uitviel wegens rug- en knieklachten. Bij het einde van de wachttijd is hem met ingang van 8 augustus 2006 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%. Hierbij is overwogen dat appellant met inachtneming van de voor hem gestelde beperkingen, die zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst, geschikt werd geacht voor passende arbeid. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 26 mei 2008 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 januari 2010 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank van 26 mei 2008 bevestigd.

1.2. Appellant heeft zich vervolgens twee maal vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld, voor het laatst op 5 september 2008 wegens toegenomen lichamelijke klachten en psychische klachten. Bij besluit van 15 juni 2009 heeft het Uwv per 17 juni 2009 (verdere) uitkering van ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) geweigerd. Bij besluit van 24 augustus 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 juni 2009, onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts Y. van der Voort van 13 augustus 2009, ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig of onjuist te achten en is dan ook van oordeel dat appellant terecht geschikt is bevonden voor ten minste één van de drie geduide functies, namelijk de functie van productiemedewerker confectie.

3. In hoger beroep handhaaft appellant hetgeen hij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. Appellant stelt - kort samengevat - dat het medisch onderzoek in bezwaar, wat betreft de rugklachten, onzorgvuldig is geweest en de geduide functies niet geschikt zijn voor hem.

4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek recht op ziekengeld. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad wordt onder ”zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt in een geval als het onderhavige in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt gangbare arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van betrokkenes aanspraak op een uitkering op grond van de Wet WIA. Zoals de Raad reeds vaker heeft beslist gaat het daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voldoende is wanneer de hersteldverklaring wordt gedragen door geschiktheid voor ten minste één van de geselecteerde functies.

4.3. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Ook de Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts voldoende zorgvuldig is geweest. De bezwaarverzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, de hoorzitting bijgewoond en appellant aansluitend op het spreekuur van 13 augustus 2009 lichamelijk en psychisch onderzocht. Bij de beoordeling heeft de bezwaarverzekeringsarts de informatie van de huisarts van 8 januari 2009 meegewogen. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat bij appellant sprake is van chronische pijnklachten (lage rugklachten) en appellant is doorverwezen naar de GGZ. Volgens de huisarts is bij onderzoek door de GGZ gebleken dat sprake is van psychosociale problemen en geen psychiatrische problematiek. Op basis van die informatie en de eigen onderzoeksbevindingen is de bezwaarverzekeringsarts tot de conclusie gekomen dat appellant, behalve voor de functie van productiemedewerker confectie, ook geschikt is te achten voor de overige in het kader van de Wet WIA geduide functies. Naar het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts - anders dan de verzekeringsarts M.A.W. Iemenschot heeft geconcludeerd - is bij appellant geen sprake van een structurele toename van beperkingen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling.

4.4. De Raad kan zich niet verenigen met de opvatting van appellant, zoals ter zitting verwoord, dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts te beperkt is geweest en dat sprake is van verdergaande beperkingen ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling. Van de zijde van appellant is in beroep noch in hoger beroep medische informatie ingebracht die aanleiding zou kunnen geven te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts Van der Voort, dan wel de conclusie van de verzekeringsarts Iemenschot, die appellant op de datum in geding in ieder geval geschikt heeft geacht voor de functie van productiemedewerker confectie.

5. Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van

L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op

28 december 2011.

(get.) M. Greebe.

(get.) L. van Eijndthoven.

TM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature