Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen [Y] en [X]. Aanzienlijk hogere straf dan door de officier van justitie is geëist. Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en reclasseringstoezicht. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straffen die voorwaardelijk zijn opgelegd bij vonnissen van de kinderrechter van 19 maart 2010 en 18 november 2009. Zie ook LJN BU7477 en BU7510.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummers 09/925623-11, 09/760128-10 (TUL) en 09/930254-09 (TUL)

Datum uitspraak: 9 december 2011

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte A],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],

adres: [adres],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Zuid West - Huis van Bewaring De Torentijd" te Middelburg.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 november 2011.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. T. Gümüs, advocaat te

's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 13 augustus 2011 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Spui en/of de Spuistraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [X] en/of [Y], welk geweld bestond uit

- het (meermalen) met kracht schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [Y] en/of het (meermalen) slaan (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam van die [Y], en/of

- het aannemen van een gevechtshouding tegenover die [X] en/of het (meermalen) slaan (met gebalde vuist) tegen het lichaam en/of hoofd van die [X] en/of het (meermalen) met kracht schoppen tegen het lichaam en/of hoofd en/of in de richting van het hoofd van die [X];

Art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3. Bewijsoverwegingen

3.1 Inleiding

Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich op 13 augustus 2011 heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [X] en [Y] door die [Y] tegen het lichaam en/of het hoofd te schoppen en/of tegen het hoofd, het gezicht of het lichaam te slaan alsmede door het aannemen van een gevechtshouding tegenover [X] en het tegen het lichaam en/of het hoofd slaan en/of het schoppen tegen het lichaam, het hoofd of in de richting van het hoofd van die [X].

3.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan.

3.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd omdat verdachte "in zijn eigen wereld verkeerde" zonder werkelijk contact met de medeverdachten en er daardoor geen sprake was van het 'in vereniging' plegen van geweld. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken met betrekking tot de handelingen tegen [X] omdat verdachte daarbij niet was betrokken en alleen de geweldshandelingen tegen aangever [Y] kunnen worden bewezenverklaard.

3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1

Aanleiding

Op 13 augustus 2011, omstreeks 01.44 uur, zagen verbalisanten op de Spuistraat te 's-Gravenhage een man op de grond liggen. Drie andere mannen stonden er omheen. Eén van de drie mannen haalde zijn been naar achteren en schopte met kracht tegen het lichaam van de man die op de grond lag. Enige minuten later zag een andere surveillance-eenheid een man met bebloede wenkbrauw opstaan van de grond. Deze man gaf aan dat hij met zijn vriend tegen de drie mannen had gevochten. Hierop werden [X], [Y], [B], [verdachte] en [C] aangehouden.2

De verklaring van [X]

[X] heeft over het gebeurde het volgende verklaard.

Hij was in de nacht van 12 op 13 augustus 2010 in het centrum van Den Haag met zijn vriend [Y]. Zij liepen van de Grote Markt naar het Plein door de lange winkelstraat. In die straat liepen drie andere mannen. Zij kregen daar woorden mee en opeens kreeg [Y] een harde klap van één van de drie mannen. Hij zag dat [Y] letterlijk in elkaar gerost werd. Hij zag dat een man bovenop [Y] zat en hem vuistslagen gaf. [X] struikelde en kreeg, denkt hij, een schop of een trap tegen zijn hoofd. [X] werd vervolgens aangevallen door de drie mannen, kreeg klappen en werd wakker in de ziekenauto. [X] heeft blauwe plekken op zijn been en op zijn hoofd opgelopen en heeft veel pijn in zijn kaak.3

Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er een schaafwond op de kaak en een zwelling van het voorhoofd is waargenomen. De geschatte genezingsduur bedraagt 2 weken.4

De verklaring van [Y]

[Y] heeft het volgende verklaard.

Hij weet nog dat hij met [X] van de Grote Markt naar het Plein is gelopen, maar hij is een heel stuk van zijn herinnering kwijt. Hij werd wakker toen een politieagent hem bij bewustzijn probeerde te krijgen. Hij heeft veel pijn in zijn achterhoofd, zijn ribbenkast, zijn schenen en hij heeft een snee boven zijn linkeroog.5

Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat er een klein scheurwondje boven de rechterwenkbrauw van ongeveer 1 centimeter en zwelling is waargenomen.6

Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben over het aantreffen van [Y] gerelateerd dat zij zagen dat [Y] op zijn rug en met zijn armen en benen gestrekt naast zijn lichaam op de grond lag en niet bewoog. Zij hebben enkele minuten geen contact met hem kunnen leggen omdat zij de drie verdachten onder controle trachtten te brengen. Gedurende die minuten hebben verbalisanten [Y] niet zien bewegen. Vervolgens constateerden zij dat [Y] niet reageerde op aanroepen, dat hij wel adem haalde, maar dat hij niet bij bewustzijn was.7

De camerabeelden

Van hetgeen in de Spuistraat te Den Haag heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2011 zijn camerabeelden veiliggesteld en deze camerabeelden zijn ter terechtzitting van 25 november 2011 vertoond.

Met betrekking tot de beelden van het eerste contact tussen hem, de andere verdachten en de aangevers heeft verdachte [verdachte] ter terechtzitting verklaard dat hij de meest rechter persoon, in het zwart gekleed, is van de drie personen die helemaal rechts in de straat lopen. De andere personen op de foto zijn [B] (de rechtbank begrijpt: verdachte [B], hierna te noemen [B]) en [C] (de rechtbank begrijpt: verdachte [C], hierna te noemen [C]).8 Verdachten [B] en [C] hebben gelijkluidend verklaard over wie wie is op de foto van de camerabeelden.9 10

De rechtbank heeft op de beelden van camera C051, chronologisch de eerste reeks beelden, -als eigen waarneming van de rechtbank- waargenomen dat:

- er twee mannen links in beeld ([Y] en [X]) lopen en drie jongens rechts ([B], [C] en [verdachte]), iets achter de twee mannen;

- [X] en [Y] op een bepaald moment omkijken en zich omdraaien in de richting van [B], [verdachte] en [C], waarna [B], [verdachte] en [C] op [X] en [Y] afrennen (01:48:47);

- [verdachte] met gebalde vuist in het gezicht van [Y] stompt, terwijl verdachten [B] en [C] ernaast staan (01:48:48);

- [verdachte] en [Y] samen naar de grond gaan en daar verder worstelen (01:48:50);

- [B] zijn been naar achteren slingert en [Y] met geschoeide voet een harde trap geeft tegen het bovenlichaam;

- [X] richting [Y] en [verdachte] loopt die samen op de grond in worsteling zijn. [C] staat voor [X] met tot vuist gebalde handen en blokkeert [X] de weg naar [Y] (01:48:52);

- [B] [Y], die op de grond ligt met [verdachte] bovenop zich, met kracht tegen zijn benen schopt (01:48:53);

- [B] met geschoeide rechter voet en met kracht tegen het hoofd [Y] schopt, die op de grond ligt met [verdachte] bovenop zich (01:48:54);

- [C] en [X] tegenover elkaar staan met hun handen tot vuisten gebald. [C] trapt vervolgens in de richting van het bovenlichaam van [X] (01:48:55);

- [B] zijn been naar achteren slingert en met geschoeide voet en kracht tegen het achterhoofd van [Y] schopt die op de grond ligt met [verdachte] bovenop zich (01:48:57);

- [B] nogmaals met geschoeide voet en met kracht tegen het achterhoofd van [Y] trapt (01:48:58);

- [B] naar [X] loopt en hem een trap geeft (01:49:00);

- [B] en [C] met gebalde vuisten tegenover [X] staan en [verdachte] boven [Y] hangt, die op de grond ligt en [Y] met zijn vuist een klap geeft (01:49:01);

- [C] tegen de rechterzijde van het lichaam van [X] trapt (01:49:02);

- [verdachte] [Y] met zijn vuist en met kracht meerdere klappen tegen het hoofd geeft (01:49:02, 01:49:03 en 01:49:05);

- [X] wegrent van [C] en [B] in de richting van [Y] en [verdachte], [C] en [B] rennen achter hem aan (01:49:17);

- [B] in de richting van [Y] en [verdachte] aan komt rennen, bij die aanloop zijn rechterbeen kromt en vervolgens een struikelende beweging maakt als hij met zijn been in de nabijheid van het hoofd van [Y] is geweest (01:49:20);

- [verdachte] [Y] met gebalde vuist drie klappen in zijn gelaat geeft (01:49:23);

- [B] [verdachte] beetpakt, [verdachte] opstaat en zij beiden naar [X] en [C] rennen (01:49:24).11

Op de beelden van camera C050, chronologisch de tweede reeks beelden, heeft de rechtbank -als eigen waarneming van de rechtbank- waargenomen dat:

- [X] wordt achterna gezeten door [B] en [C] (01:49:04);

- [X] [C] een klap geeft naar het hoofd, waarna [X] op de grond valt (01:49:05);

- [B] [X], die op de grond ligt, een krachtige trap geeft (01:49:07);

- [X] opstaat en door [C] met kracht tegen zijn been geschopt wordt (01:49:09);

- [B] [X] tegen het bovenlichaam schopt (01:49:12);

- [X] in de richting van [Y] en [verdachte] rent en [C] en [B] achter hem aan gaan (01:49:15);

- [C] met zijn handen 'kom maar'-bewegingen maakt naar [X] die tegenover hem staat (01:49:24);

- [B], [verdachte] en [C] samen op [X] aflopen en [C] tegen het onderbeen van [X] trapt (01:49:32);

- [X] op de grond valt en [B], [verdachte] en [C] naar hem toe rennen. [B] trapt [X] die op de grond ligt met kracht (01:49:33);

- [C] [X] drie keer hard trapt. Niet te zien is waar [X] geraakt wordt omdat het lichaam van [X] na diens val deels buiten beeld is (01:49:34). Wel is te zien dat het been van [X], dat naar de grond ging toen [X] op de grond viel, daar, ook tijdens de trappende beweging van [C], bewegingloos blijft liggen totdat de verbalisanten uit de auto komen.12

De verklaring van verdachte [verdachte]13

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij schrok doordat [Y] en [X] ineens voor hem stonden en dat hij uit schrik de eerste klap heeft gegeven waarna de vechtpartij is ontstaan. Zijn rol daarbij was dat hij op de grond was gekomen met [Y] en dat hij probeerde weg te komen maar dat [Y] zijn handen vast had waardoor hij niet weg kon. Verdachte heeft verklaard dat hij [Y] niet heeft geslagen toen hij op de grond lag.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat om tot bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen te komen, voldoende is dat wordt bewezen dat betrokkene opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het bestanddeel 'in vereniging' ziet er daarbij tevens op dat de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk is voor niet door hemzelf, maar wel in de tenlastelegging vermelde, door zijn mededaders gepleegde geweldshandelingen.

Zoals reeds overwogen heeft de rechtbank op de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden waargenomen dat verdachte [Y] meermalen met de gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen of gestompt.

Uit bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. [Y] en [X] liepen samen in de Spuistraat en verdachten [verdachte], [B] en [C] liepen daar wat achter. Om onduidelijke redenen renden de drie verdachten op [Y] en [X] af en begon [verdachte] met [Y] te vechten. [verdachte] deelde daarbij de eerste klap uit. [verdachte] en [Y] kwamen vervolgens op de grond terecht en [verdachte] sloeg [Y] verschillende malen met gebalde vuist op het hoofd terwijl [B] [Y] zowel tegen het bovenlichaam als tegen het hoofd schopte. Verdachte [C] was op dat moment in gevecht met [X], versperde hem de doorgang naar [Y] en verdachte [B] is zich daar vervolgens ook mee gaan bemoeien. Zowel [C] als [B] heeft [X] meermalen tegen zijn benen en het bovenlichaam geschopt. Ook verdachte [verdachte] liep daarna op [X] af. [X] kwam ten val en toen het lichaam van [X] al op de grond lag, werd er door [C] nog drie keer in de richting van [X] geschopt terwijl [verdachte] en [B] naast hem stonden, waarna [X] bewusteloos is blijven liggen.

Gelet op het hoofdletsel dat [X] heeft opgelopen, het feit dat op de camerabeelden te zien is dat [X] bij laatstgenoemde schoppen van [C] bewegingloos blijft liggen en het feit dat hij vervolgens bewusteloos is aangetroffen, concludeert de rechtbank dat [X] op dat laatste moment meerdere schoppen tegen zijn hoofd heeft gehad.

Uit het bovenstaande blijkt dat verdachte een actieve rol, en dus een significante bijdrage heeft gehad bij het geweld tegen zowel [Y] als [X]. Verdachte was degene die de eerste klap gaf aan [Y] en daarmee de hele vechtpartij in gang zette. Vervolgens werd hij daarbij te hulp geschoten door [B] en [C] die vervolgens beiden ook geweldshandelingen hebben gepleegd tegen [Y] en [X], ook op het moment dat verdachte bovenop [Y] zat en hem meermalen sloeg. Vervolgens werd verdachte door [B] van [Y] af getrokken en is hij met [B] en [C] op [X] afgerend die vervolgens nog wat klappen en trappen te verduren kreeg. Uit het voorgaande volgt dat verdachten gezamenlijk en in een nauwe en bewuste samenwerking geweld hebben gebruikt tegen [Y] en [X].

Uit het hiervoor overwogende vloeit voort dat het verweer dat verdachte zozeer in zichzelf gekeerd zou zijn - "in zijn eigen wereld zou verkeren"- gedurende het uitoefenen van geweld tegen [Y] dat van enig contact met de medeverdachten geen sprake was, dat er daarmee geen bewuste en nauwe samenwerking geweest kan zijn en dat verdachte daarom zou moeten worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, geen doel treft. Dit verweer wordt daarom door de rechtbank verworpen.

De rechtbank acht het tenlastegelegde feit bewezen. Nu de rechtbank bewezen acht dat het geweld in vereniging is gepleegd is verdachte ook strafrechtelijk aansprakelijk voor de geweldshandelingen die door [B] en [C] zijn gepleegd.

3.5 De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type-, taal- en redactiefouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad, dat:

hij op 13 augustus 2011 te 's-Gravenhage met anderen, op de openbare weg, de Spuistraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [X] en [Y], welk geweld bestond uit:

- het meermalen met kracht schoppen tegen het hoofd en lichaam van die [Y] en het meermalen slaan met gebalde vuist tegen het hoofd en gezicht en lichaam van die [Y], en

- het aannemen van een gevechtshouding tegenover die [X] en het meermalen slaan met gebalde vuist tegen het lichaam en hoofd van die [X] en het meermalen met kracht schoppen tegen het lichaam en hoofd en in de richting van het hoofd van die [X].

4. De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht wordt opgelegd, ook indien dit inhoudt een behandeling bij Palier.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit. Daarnaast kan nog een voorwaardelijke straf worden opgelegd, aldus de raadsvrouw.

6.3. De slachtofferverklaring van [Y]

Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [Y] blijkt dat hij erg is geschrokken van het feit dat er - na een woordenwisseling - ineens werd geslagen en hij nog steeds werd geschopt terwijl hij al op de grond lag. Aan de wond in zijn wenkbrauw heeft het slachtoffer een dik en rood litteken overgehouden waardoor hij bang is dat mensen een negatief beeld van hem krijgen. Sinds de gebeurtenissen is het slachtoffer op straat meer op zijn hoede en gaat hij minder vaak naar de stad omdat hij zich daar niet meer echt veilig voelt.

6.4. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de gevolgen die dit voor de slachtoffers heeft gehad en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen [Y] en [X].

Nadat een korte discussie is ontstaan tussen verdachte en slachtoffer [Y], deelde verdachte een klap uit aan [Y] en ontstond er een vechtpartij in de Spuistraat in Den Haag tussen slachtoffers [Y] en [X] enerzijds en verdachten [verdachte], [B] en [C] anderzijds. Verdachte heeft daarbij [Y] meerdere malen met gebalde vuist tegen het hoofd en in het gezicht geslagen. [B] heeft [Y], terwijl verdachte bovenop [Y] zat die op de grond lag, meermalen hard tegen het hoofd geschopt. Ook heeft [B] het slachtoffer [X] meerdere malen tegen het bovenlichaam en de benen geschopt en ook verdachte [C] heeft [X] meermalen geschopt. De camerabeelden die van deze vechtpartij beschikbaar waren heeft de rechtbank als zeer schokkend ervaren. Uiteindelijk zijn zowel [Y] als [X] bewusteloos geraakt ten gevolge van het op hen uitgeoefende geweld. Dit alles komt in een nog kwader daglicht te staan nu hier tevens sprake is van een vorm van ernstig geweld op de openbare weg, verdachte, [B] en [C] flink wat alcohol hadden gedronken en er geen aanwijsbare aanleiding bestond voor het thans bewezenverklaarde geweld. Het handelen van verdachte kan daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden betiteld dan als zinloos geweld. De gevoelens van onveiligheid, met name in het uitgaansleven, worden hiermee vergroot en alleen al uit het oogpunt van normhandhaving dient er een forse strafrechtelijke sanctie te volgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier sprake is van dermate ernstige feiten dat die alleen met ten minste een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden bestraft.

De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 15 augustus 2011 waaruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten en zelfs nog in twee proeftijden van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen liep. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte zich kennelijk weinig gelegen laat liggen aan eerder opgelegde straffen en er kennelijk ook geen afschrikwekkende werking uitgaat van hem voorwaardelijk opgelegde vrijheidsbenemende straffen.

Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 21 november 2011. De reclassering rapporteert dat verdachte in het kader van eerdere veroordelingen onder het jeugdstrafrecht ook de maatregel hulp en steun opgelegd heeft gekregen. Indien verdachte schuldig zou worden bevonden aan de onderhavige feiten, ziet de reclassering met het bewezenverklaarde een begin van een patroon met geweldsdelicten. Verdachte lijkt het hem ten laste gelegde te bagatelliseren. Er is sprake van problemen op meerdere leefgebieden; verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding, heeft moeite met gezag en vertoont regelmatig agressief gedrag. Het alcoholgebruik van verdachte noemt de reclassering problematisch, omdat het direct delictgerelateerd is. Hoewel verdachte inmiddels volwassen is, zou hij sterk gebaat zijn bij een gezond pedagogisch opvoedingsklimaat. De eerder geboden hulp en steun (het Palmhuis) is ontoereikend gebleken in het geven van structuur. Verdachte heeft daar weliswaar een goede start gemaakt maar heeft zich aan het eind van de behandeling niet meer begeleidbaar opgesteld. Ter vermindering van de kans op recidive acht de reclassering geïndiceerd dat verdachte wordt aangemeld bij de JOVO (Jong Volwassenen) polikliniek van GGZ Palier alwaar een gedegen behandelplan voor verdachte kan worden opgesteld en -onder andere- gewerkt kan worden aan inzicht in middelengebruik en agressieregulatie.

De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de ernst van de feiten, de weging van voormelde omstandigheden dient te leiden tot oplegging van een aanzienlijk hogere straf dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij weegt de rechtbank voorts zwaar mee dat verdachte degene is die de vechtpartij is begonnen, nota bene terwijl hij al eerder is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven en nog in twee proeftijden liep. Ook weegt mee dat beide slachtoffers uiteindelijk bewusteloos waren. De rechtbank acht voorts strafverhogend dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting op generlei wijze ook maar enige vorm van oprechte spijt of oprecht berouw heeft getoond. Sterker nog, uit het lachen van verdachte ter terechtzitting, onder ander op het moment dat werd voorgehouden dat een van de slachtoffers 'in elkaar was gerost', leek hij één en ander eerder grappig te vinden. Ook wekte verdachte ter zitting, nadat de slachtofferverklaring van [Y] was voorgelezen, de indruk zich drukker te maken om het feit dat zijn jas kapot zou zijn getrokken bij de vechtpartij dan om het letsel dat de slachtoffers hebben opgelopen. De met de mond beleden spijt lijkt derhalve eerder een dun laagje vernis dan oprecht inzicht in de gevolgen van zijn gewelddadigheid voor anderen. Verdachte dient er dan ook zeer ernstig van doordrongen te worden dat zijn handelen met betrekking tot het bewezenverklaarde, maar ook daarna, niet wordt getolereerd.

Hoewel de rechtbank, zoals reeds overwogen, slechts geringe hoop heeft dat het opleggen van een deels voorwaardelijke straf op zichzelf enig afschrikwekkend effect op verdachte zal hebben om in de toekomst geen strafbare feiten meer te plegen, acht zij het wel van groot belang dat verdachte, mede gelet op zijn nog jeugdige leeftijd, opnieuw onder toezicht van de reclassering wordt gesteld opdat verdachte aan zijn probleemgebieden kan werken, waarmee de kans op recidive mogelijk zal worden verkleind en verdachte op weg geholpen wordt een zinvol en delictvrij bestaan op te bouwen.

Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur, waarvan een gedeelte voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt een behandeling bij de JOVO-kliniek van GGZ Palier, passend en geboden.

7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[Y], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 587,26, vermeerderd met de wettelijke rente, bestaande uit een bedrag van € 87,26 in verband met loonderving onregelmatigheidstoeslag en een bedrag van € 500,00 in verband met immateriële schade.

7.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel en hoofdelijk zal worden toegewezen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.

7.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat niet duidelijk is in hoeverre het letsel van de benadeelde partij door het handelen van verdachte is toegebracht. Omdat het waarschijnlijker is dat het letsel is toegebracht door schoppen dient de vordering primair te worden afgewezen. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd; enerzijds omdat door de benadeelde partij wordt verwezen naar een uitspraak waarbij iemand weken niet kon werken, terwijl de benadeelde partij slechts een paar dagen niet heeft kunnen werken en anderzijds omdat verdachte geen baan heeft en daarmee geen draagkracht om de vordering te voldoen.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Dat verdachte mogelijk geen of verminderde draagkracht heeft is bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding niet van belang. Schadevergoeding aan het slachtoffer beoogt herstel van de onrechtmatige toestand en daarom behoort volgens vaste jurisprudentie draagkracht geen rol te spelen bij het bepalen van de hoogte van het schadebedrag.

De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 587,26.

De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 13 augustus 2011 is ontstaan.

Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 587,26, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 augustus 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y].

8. De vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter (parketnummer 09/760128-10) van 19 maart 2010 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, te weten een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie.

De officier van justitie vordert voorts de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter (parketnummer 09/930254-09) van 18 november 2009 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten jeugddetentie voor de duur van 1 maand.

8.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf bij parketnummer 09/930254-09 met 1 jaar te verlengen. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf met parketnummer 09/760128-10 heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

09/760128-10:

De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank op 19 maart 2010, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

09/930254-09:

De rechtbank acht voorts termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 november 2009, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd en die bij bedoeld vonnis van 19 maart 2010 reeds met een jaar was verlengd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

9. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 (DRIE) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en begeleiding door en/of (ambulante) behandeling bij de JOVO-kliniek van GGZ Palier of een soortgelijke instelling;

geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Y], een bedrag van € 587,26, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 augustus 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;

met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders [B] en/of [C] aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 587,26 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y];

bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;

bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 19 maart 2010, gewezen onder parketnummer 09/760128-10, te weten een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie;

gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 november 2009, gewezen onder parketnummer 09/930254-09, te weten jeugddetentie voor de duur van 1 maand.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M.H. Rochat, voorzitter,

mrs G.H.M. Smelt en M.T. Renckens, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2011.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1512 2011169927, van de regiopolitie Haaglanden, gedateerd 14 augustus 2011, met bijlagen (p. 1 t/m 138).

2 Proces-verbaal relaas, p. 6-13

3 Proces-verbaal verhoor verdachte ([X]), p. 66-68

4 Geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van [chirurg], chirurg MCH, p. 134

5 Proces-verbaal verhoor verdachte ([Y]), p. 80

6 Geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van T. Thé, forensisch geneeskundige RMD, p. 136

7 Proces-verbaal van bevindingen, p. 137

8 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2011

9 Proces-verbaal verhoor verdachte ([B]), p. 76, met als bijlage een geschrift, te weten een foto van de camerabeelden, p. 78

10 Proces-verbaal verhoor verdachte ([C]), p. 92, met als bijlage een geschrift, te weten een foto van de camerabeelden, p. 95

11 Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 25 november 2011

12 Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 25 november 2011

13 Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 25 november 2011


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature