Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600710-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 september 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd goederen uit een woning weg te nemen door aldaar in te breken.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 juli 2011 heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] te [woonplaats] met als doel geld en/of waardevolle spullen weg te nemen. Hij probeerde via het dak de woning te betreden. Via de dakkapel ging hij de woning binnen. Volgens verdachte waren er nog drie personen bij de inbraak betrokken, genaamd ‘[naam 1]’, ‘[naam 2]’ en ‘[naam 3]’. ‘[naam 2]’, was ook in de woning aanwezig, aldus verdachte. Door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden ter plaatse, werd waargenomen dat er twee personen in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zaten. Verdachte werd vervolgens door verbalisant [verbalisant 1] aangehouden in de tuin van de aangrenzende woning, te weten de [adres] te Nieuwegein. Tijdens de inbraak is de dakkapel aan de achterzijde van de woning geforceerd. De deur van de slaapkamer was opengebroken en er waren beschadigingen aan de voordeur ontstaan. Volgens de aangifte van [aangever], gedaan namens de bewoner van de woning genaamd [benadeelde], zijn er geen goederen uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] weggenomen.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 juli 2011 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en of één of meer van zijn mededaders een dakkapel geforceerd en vervolgens door middel van inklimming de woning betreden en de tussendeur beschadigd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Voorts heeft de raadsvrouw aangegeven zich niet te verzetten tegen een deels voorwaardelijke straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een woning met als doel geld en/of waardevolle goederen uit deze woning weg te nemen. Het motief voor deze inbraak lag, aldus verdachte, in het gegeven dat hij per direct een schuld van € 200,00 moest inlossen bij één van zijn mededaders. Deze mededader zou verdachte ertoe aangespoord hebben waardevolle goederen uit de woning weg te nemen, om daarmee zijn schuld in te lossen. Verdachte heeft kennelijk zijn persoonlijke situatie zwaarder laten wegen, dan de overlast en schade die de inbraak voor de benadeelde partij met zich meebrengt.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Gelet daarop zou voor een woninginbraak ingeval van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend zijn. In de onderhavige zaak is echter een poging bewezen verklaard, hetgeen tot een matiging met een derde dient te leiden. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Uit het strafblad van verdachte, gedateerd 22 augustus 2011, volgt dat verdachte een aantal keer is veroordeeld wegens poging tot diefstal door middel van braak. Echter, dit betreffen allen relatief oude veroordelingen, waarvan een aantal door de kinderrechter uitgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat, alles overziende, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijk deel op te leggen.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde], bestaande uit € 4.855,20 betreffende materiële schade in zijn geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] af te wijzen, daar niet duidelijk is welke schade daadwerkelijk door het handelen van verdachte is veroorzaakt.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het bewezen verklaarde feit, te weten een totaalbedrag van € 4.855,20 aan materiële schade.
Het gevorderde bedrag voor materiële schade acht de rechtbank op dit moment niet toewijsbaar. Deze vordering zou een nadere behandeling en bewijsvoering vergen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen, te weten een tweetal schroevendraaiers, kleur rood, en een paar handschoenen, kleur zwart, te onttrekken aan het verkeer.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de vordering van de officier van justitie.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu is gebleken dat het feit is begaan met behulp van deze voorwerpen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 36b, 36c, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de, op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde, inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 1 en 3;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. M.S. Koppert en mr. N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 september 2011.