Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604181-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1937] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 augustus 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 19 mei 2006 tot en met 5 februari 2009 te Amersfoort kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de gehele periode die in de tenlastelegging staat. De raadsvrouw wijst erop dat verdachte in oktober 2009 heeft verklaard, dat hij toen ongeveer sinds drie jaar naar kinderpornografische plaatjes keek. De raadsvrouw stelt dat verdachte echter niet meer weet wanneer hij de afbeeldingen in zijn bezit heeft gekregen, omdat hij ook een lange periode naar de beelden op internet keek, zonder deze te downloaden. De raadsvrouw stelt dat verdachte daarom niet gedurende de gehele periode van 19 mei 2006 tot en met 5 februari 2009 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. Volgens de raadsvrouw blijkt niet uit het dossier wanneer de aangetroffen afbeeldingen in het bezit van verdachte zijn gekomen, maar slechts dat verdachte op 5 februari 2009 de afbeeldingen in zijn bezit had.
De raadsvrouw verzoekt verdachte partieel vrij te spreken voor zover het betreft het vervaardigen, invoeren, doorvoeren en uitvoeren van kinderpornografisch materiaal omdat verdachte deze handelingen niet heeft verricht.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsvrouw niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering , met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van na te noemen bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 augustus 2011 ;
- een proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
- een onderzoek aan de hand van de criteria voor kinderporno ;
Ten aanzien van het standpunt dat de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, stelt de rechtbank dat inderdaad niet vast is komen te staan dat verdachte alle afbeeldingen gedurende de volledige periode in zijn bezit heeft gehad, echter merkt zij op dat dit verdachte evenzeer niet ten laste is gelegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 19 mei 2006 tot en met 5 februari 2009 te Amersfoort een gegevensdrager, te weten een usb-stick, bevattende afbeeldingen, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen een seksuele gedraging zichtbaar is, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van de persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer 1 op pagina 22 en nummer 4 op pagina 23 en nummer 8 op pagina 24-25 en nummer 12 op pagina 26 en nummer 17 op pagina 28 en nummer 21 op pagina 29 en nummer 24 op pagina 30 van het proces-verbaal)
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie is voorts van mening dat er bijzondere voorwaarden gesteld moeten worden zoals deze geformuleerd staan in het reclasseringsadvies d.d. 23 mei 2011, te weten een meldingsplicht bij de reclassering en het voortzetten van de behandeling bij ‘de Waag’.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte verzoekt de rechtbank bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw deelt mede dat verdachte niet meer seksueel actief is en dat bij verdachte prostaat- en blaaskanker is gediagnosticeerd. De raadvrouw acht om die reden een gevangenisstraf en een werkstraf voor verdachte niet mogelijk . De raadsvrouw verzoekt tevens rekening te houden met de lange periode die verdachte heeft moeten wachten tot zijn zaak ter terechtzitting werd behandeld.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische afbeeldingen te downloaden en op te slaan op een usb-stick. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk niet stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno vergaren.
Als strafverminderende factoren neemt de rechtbank in aanmerking dat de bij verdachte aangetroffen afbeeldingen geen afbeeldingen betreffen waarop seksuele handelingen met of door minderjarigen worden afgebeeld. Daarnaast heeft verdachte niet betaald voor het downloaden van de afbeeldingen en heeft hij deze niet verspreid.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 11 juli 2011, niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting schuldbesef heeft getoond en daarmee verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Bovendien is het is de rechtbank gebleken dat verdachte gemotiveerd is om een behandeling bij ‘de Waag’ te blijven volgen en daarmee herhaling in de toekomst te voorkomen. Mede gelet hierop, zal de rechtbank de in het reclasseringsadvies geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten het meldingsgebod en de behandelverplichting, opleggen.
Gelet op de ernst van het feit, de proceshouding van verdachte en de omstandigheden van het geval, is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet betrokkene zich binnen vijf werkdagen volgend op de betekening van het vonnis tijdens kantooruren telefonisch melden bij de reclassering Utrecht op het volgende nummer 030-2305454. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht.
* dat verdachte, gezien de directe samenhang van de problematiek van verdachte met het criminele gedrag van verdachte, wordt verplicht om de behandeling hiervoor voort te zetten bij de ambulante forensisch psychiatrische kliniek ‘de Waag’, waar hij nu reeds in behandeling is.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter en mr. S. Wijna, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. van den Brink, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 september 2011.
Mr. M.H.L. Schoenmakers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.