Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 11/1469 en 11/1638
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening in de geschillen tussen:
[verzoekers]
te Putten,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten
verweerder.
[derde partijen] en Minkcon B.V.
te Putten,
derde-partijen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2011 (hierna: besluit 1) heeft verweerder aan [derde partijen] een reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een veehal op het perceel [adres] te Putten.
Bij besluit van 11 oktober 2011 (hierna: besluit 2) heeft verweerder aan Minkcon B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een betonsilo in afwijking van het bestemmingsplan.
Verzoekers hebben tegen besluit 1 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening (reg.nr.: 11/1469). Voorts hebben verzoekers tegen besluit 2 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening (reg.nr.: 11/1638).
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 22 november 2011, waar van verzoekers [verzoekers] (vertegenwoordigd door haar echtgenoot) zijn verschenen, bijgestaan door W. Foppen, juridisch adviseur te Urk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Vooren en P. Hennekeij. Van en namens de derde-partijen is [derde partijen] verschenen, bijgestaan door ing . B.H. Wopereis, juridisch adviseur te Lichtenvoorde.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
2.2 Besluit 1 voorziet in de bouw van nertsenstallen met een bruto vloeroppervlakte van in totaal 7.700 m². Besluit 2 voorziet in het plaatsen van een betonsilo met een uitwendige diameter van 25 m.
2.3 Niet in geschil is dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Westelijk Buitengebied” de vestiging van een groot agrarisch bedrijf voor intensieve veehouderij in de vorm van een nertsenhouderij mogelijk maakt op het in geding zijnde perceel. Evenmin is in geschil dat het perceel ingevolge het bestemmingsplan een bouwvlak heeft met een maximale oppervlakte van 1 ha, waarop maximaal 8.000 m² bedrijfsbebouwing mag worden gerealiseerd.
2.4 Verzoekers betogen, voor zover hier van belang, dat de in het bestemmingsplan voorgeschreven maximale lengte van het bouwvlak van 120 m met de aan westelijke zijde te realiseren stallen wordt overschreden. Voorts betogen zij dat de maximale omvang van het bouwvlak en het bebouwde oppervlak met het realiseren van de betonsilo wordt overschreden. Verder betogen zij dat het bestemmingsplan hoe dan ook in de weg staat aan mestopslag buiten het bouwvlak.
2.5 Verzoekers hebben met betrekking tot hun spoedeisend belang aangegeven dat realisering van de stallen en de betonsilo feitelijk onomkeerbare gevolgen heeft. Zij vrezen daarbij vooral voor meer geurhinder door het houden van (nog) meer nertsen in het volgens hen niet vergunbare gedeelte van de stallen. Voorts vrezen zij voor ontsiering van het landschapsbeeld ter plaatse door het realiseren van de vergunde bebouwing.
2.6 Door en namens de derde-partijen is ter zitting opgemerkt dat zowel met betrekking tot de stallen, als met betrekking tot de betonsilo, pas in een zeer laat stadium – na aanvang van de werkzaamheden – is verzocht om een voorlopige voorziening. De derde-partijen streven naar voltooiing van de werkzaamheden medio 2012, rekening houdend met het fokseizoen van de nertsen.
2.7 Naar voorlopig oordeel is - daargelaten of ook voor de activiteit bouwen een omgevingsvergunning is vereist – het realiseren van de stallen in strijd met het bestemmingsplan, voor zover daarbij de maximale lengte van het bouwvlak van 120 m aan westelijke zijde in noordelijke richting wordt overschreden. De voorzieningenrechter betwijfelt of de geconstateerde strijd met het bestemmingsplan, gelet op de voor het in geding zijnde perceel op de bestemmingsplankaart aangegeven bouwgrens met twee bebouwingsrichtingen, kan worden opgeheven met een binnenplanse ontheffingsmogelijkheid. In noordelijke richting is immers geen sprake van het overschrijden van een bouwgrens of een met bebouwingsrichting aangegeven lijn. Voorts kan naar voorlopig oordeel, nu bebouwing op het in geding zijnde perceel niet alleen in noordelijke richting, maar ook in oostelijke richting mogelijk is, niet worden gezegd dat de bestaande breedte van het betrokken bouwvlak zodanig klein is dat geen bouwperceel van 1 ha realiseerbaar is. Naar voorlopig oordeel heeft verweerder geen overwegende ruimtelijke bezwaren aanwezig hoeven te achten tegen de voorgenomen medewerking aan realisering van de stallen, zij het op basis van buitenplanse mogelijkheden voor legalisering van de overschrijding van de maximale lengte van het bouwvlak.
De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de overschrijding in noordelijke richting varieert van circa 5 tot 15 m en daarmee betrekkelijk gering is te achten. De op de plankaart aangegeven groenstrook aan de noordzijde van het perceel blijft voorts ongemoeid.
2.8 Naar voorlopig oordeel is het plaatsen van de betonsilo buiten het bouwvlak eveneens in strijd met het bestemmingsplan. De geconstateerde strijd met het bestemmingsplan wordt naar voorlopig oordeel niet opgeheven met de verleende binnenplanse ontheffing voor overschrijding van de bouwgrens of de met bebouwingsrichting aangegeven lijn. Aan de noordelijke zijde van het perceel is immers in oostelijke richting geen sprake van het overschrijden van een bouwgrens of met bebouwingsrichting aangegeven lijn. Voorts laat de verleende ontheffing onverlet dat in het doel ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’ mestopslag buiten het bouwvlak niet is begrepen. Naar voorlopig oordeel kan de strijd met het bestemmingsplan voor wat betreft het plaatsen van de betonsilo op de in geding zijnde locatie buiten het bouwvlak uitsluitend worden opgeheven met toepassing van buitenplanse mogelijkheden voor legalisering. Naar voorlopig oordeel kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat de maximaal op het perceel te realiseren bebouwing voor intensieve veehouderij tot 8.000 m² uitsluitend ziet op de te realiseren stalruimte. Realisering van een betonsilo op het zuidelijk deel van het bouwvlak, nabij woningen aan de Oude Nijkerkerweg, is daarmee naar voorlopig oordeel op grond van het bestemmingsplan in beginsel mogelijk. Het is in de eerste plaats aan verweerder om te beoordelen of de huidige locatie van de betonsilo uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is en of verweerder op grond van die beoordeling bereid blijft om met toepassing van buitenplanse mogelijkheden medewerking te verlenen aan legalisering van de betonsilo op de huidige locatie.
2.9 Gelet op wat hiervoor is overwogen, nopen de belangen van verzoekers, welke vooral betrekking hebben op de in deze procedure niet ter beoordeling staande milieugevolgen van het houden van (meer) nertsen, thans niet tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.10 De verzoeken zullen dan ook worden afgewezen. Door te bouwen, zonder te beschikken over in rechte onaantastbare bouwvergunningen, aanvaarden de derde-partijen echter het risico dat zij het gebouwde zullen moeten afbreken, indien ten slotte zou blijken dat geen bouwvergunningen verleend mochten worden.
2.11 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 november 2011.