Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/676 GEMWT
Uitspraak in het geding tussen:
[eisers]
te Epe,
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Epe
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2010 heeft verweerder eisers, onder aanzegging van een dwangsom, gelast de permanente bewoning van de recreatiewoning aan de [adres] (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 16 maart 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 september 2011, waar eiser [eiser] is verschenen, bijgestaan door G. van Vliet. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. van der Sluis, J. Bovendorp en mr. K.A. Weerts.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge het bestemmingsplan “Wissel 1994”, zoals dat ten tijde van belang van kracht was, rust op het perceel de bestemming “verblijfsrecreatie”.
Ingevolge artikel 2.11, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover thans van belang, is de op de plankaart voor “verblijfsrecreatie” aangewezen grond bestemd voor recreatief (nacht)verblijf, van personen, die elders hun hoofdverblijf hebben, met de daarbij behorende gebouwen, te weten: logiesverblijven, stacaravans en mobiele kampeermiddelen met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.
Ingevolge artikel 2.11, derde lid, van de ze voorschriften, voor zover thans van belang, is permanente bewoning van de in lid 1 bedoelde gebouwen niet toegestaan.
Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de ze voorschriften is het verboden gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, in strijd met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.
2.2 Niet in geschil is en ook de rechtbank stelt vast dat eisers de recreatiewoning sinds
1 december 2003 permanent bewonen. Daarmee handelen eisers in strijd met het bestemmingsplan, zodat verweerder daartegen handhavend kon optreden.
2.3 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4 De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of legalisering tot de mogelijkheden behoort. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend: indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1º (…)
2º in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
In artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn als voornoemde categorie ën van gevallen aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder 10, van de ze bijlage kan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2. 12, eerste lid, aanhef en onder a ten eerste, van de Wabo worden verleend voor het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen,
b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,
c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en
d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.
Nu vaststaat dat eisers de recreatiewoning niet op 31 oktober 2003 permanent bewoonden, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eisers niet aan de voorwaarden voldoen om alsnog in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a ten eerste, van de Wabo .
Legalisatie behoort dan ook niet tot de mogelijkheden.
2.5 De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verweerder, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, van handhavend optreden had moeten afzien.
Eisers hebben een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel en daarbij gewezen op het zogenaamde blauwe briefje, dat zij hebben gekregen bij de inschrijving in de Gemeentelijke basisadministratie op 1 december 2003. Dit beroep slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 2 september 2009, no. 200808366/1, www.raadvanstate.nl) is nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Aan het blauwe briefje, hoe verwarrend dit briefje ook is, kunnen naar het oordeel van de rechtbank geen rechtens te honoreren verwachtingen worden ontleend.
Eisers hebben voorts nog aangevoerd dat de leeftijd en gezondheidstoestand van eiseres voor verweerder aanleiding had moeten zijn om van handhaving af te zien. Voorts hebben zij aangevoerd dat er geen alternatieven beschikbaar zijn. Zij hebben de woning vanaf 2008 te koop aangeboden, maar zijn er nog niet in geslaagd een koper te vinden. Bovendien weigert de woningbouwvereniging eisers als woningzoekenden in te schrijven.
De rechtbank is van oordeel dat de door eisers naar voren gebrachte omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn in verband waarmee verweerder in dit geval van handhavend optreden moest afzien. Met betrekking tot de medische omstandigheden overweegt de rechtbank dat dit niet nader is onderbouwd, bijvoorbeeld door een verklaring van een arts, zodat dit reeds hierom voor verweerder geen aanleiding behoefde te zijn om van handhavend optreden af te zien.
2.6 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011.