Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/656708-11 en 13/420582-09 (tul)
Datum uitspraak: 16 november 2011
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen)
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres:
[adres] [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwersluis” te Nieuwersluis.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 november 2011.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober
2009 tot en met 26 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een of meerdere kamer(s)
van) het verzorgingstehuis de [verzorgingstehuis] (perceel [adres]) heeft
weggenomen een of meerdere siera(a)d(en) (onder meer (gouden/zilveren)
ring(en) en/of ketting(en) en/of armband(en) en/of oorbel(len) en/of
collier(s) en/of hanger(s)) en/of een of meerdere horloge(s),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel
van een moedersleutel van voornoemd verzorgingstehuis, in elk geval een valse
sleutel, en/of een of meer (vitrine)kast(en) open te breken en/of te forceren;
2.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 12 april 2010 tot en
met 10 januari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) een
gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft zij,
verdachte:
- op 12 april 2010 op voormelde plaats een (gouden) ring, in elk geval een
sieraad, (op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig parketnummer
vermeld onder pandnummer MA359826-01) en/of;
- op 16 november 2010 op voormelde plaats twee (gouden) colliers en/of twee
(gouden) hangers en/of vijf (gouden) ringen, in elk geval een of meerdere
siera(a)d(en), (op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig
parketnummer vermeld onder pandnummer MA387245-01) en/of;
- op 13 december 2010 op voormelde plaats een (gouden) collier en/of twee
(gouden) hangers en/of vijf (gouden) ringen, in elk geval een of meerdere
siera(a)d(en), (op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig
parketnummer vermeld onder pandnummer MA390607-01) en/of;
- op 10 januari 2011 op voormelde plaats een (gouden) collier en/of een
(gouden) (munt)hanger, in elk geval een of meerdere siera(a)d(en),
(op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig parketnummer vermeld
onder pandnummer MA393349-01) en/of;
- op 10 januari 2011 op voormelde plaats een (gouden) (venetiaans)collier,
in elk geval een sieraad (op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig
parketnummer vermeld onder pandnummer MA393348-01)
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft overgedragen (door middel
van belening) aan de Stadsbank van Lening (filiaal Bijlmerplein 133), terwijl
zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die
siera(a)d(en) en/of horloge(s) (telkens) wist dat het door diefstal, in elk
geval door misdrijf verkregen goederen betrof;
Subsidiair:
ij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 april
2010 tot en met 10 januari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
(telkens) een of meerdere siera(a)d(en) (onder meer (gouden/zilveren) ring(en)
ketting(en) en/of armband(en) en/of oorbel(len) en/of collier(s) en/of
hanger(s)) en/of een of meerdere horloge(s) (op foto's in het strafdossier
betreffende onderhavig parketnummer vermeld onder pandnummers MA359826 en/of
MA390607 en/of MA393349 en/of MA393348 en/of MA387245) heeft verworven, en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen (door middel van belening) aan
de Stadsbank van Lening (filiaal Bijlmerplein 133), terwijl zij ten tijde van
de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
3.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober
2009 tot en met 26 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
(telkens) een of meerdere siera(a)d(en) (onder meer (gouden/zilveren) ring(en)
ketting(en) en/of armband(en) en/of oorbel(len) en/of collier(s) en/of
hanger(s)) en/of een of meerdere horloge(s) (op foto's in het strafdossier
betreffende onderhavig parketnummer vermeld onder pandnummers MA355413-01,
MA353891-01, MA325432-01, MA302073-01, MA391384-01, MA391383-01, MA391381-01, MA391380-01 en MA391379-01) heeft doen overdragen (door middel van belening)
aan de Stadsbank van Lening (filiaal Bijlmerplein 133) door [persoon 1],
terwijl zij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in
elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 december 2010 tot en met 26 juli 2011 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in kamers van het verzorgingstehuis de [verzorgingstehuis], perceel [adres], heeft weggenomen sieraden, onder meer gouden/zilveren ringen en ketting(en) en armband(en) en oorbel(len) en collier(s) en hanger(s)) en/of een of meerdere horloge(s), toebehorende aan [slachtoffer 7] of [slachtoffer 9] of [slachtoffer 10] of [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een moedersleutel van voornoemd verzorgingstehuis, in elk geval een valse sleutel;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 december 2010 tot en met 10 januari 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft zij, verdachte:
- op 13 december 2010 op voormelde plaats een gouden collier en twee
gouden hangers en vijf gouden ringen, op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig
parketnummer vermeld onder pandnummer MA390607-01 en;
- op 10 januari 2011 op voormelde plaats een gouden collier en een gouden munthanger, op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig parketnummer vermeld onder pandnummer MA393349-01 en;
- op 10 januari 2011 op voormelde plaats een gouden venetiaans collier, op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig parketnummer vermeld onder pandnummer
MA393348-01;
verworven en voorhanden gehad en overgedragen door middel van belening aan de Stadsbank van Lening, filiaal Bijlmerplein 133, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van die sieraden telkens wist dat het door diefstal verkregen goederen betrof;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 december 2010 tot en met 26 juli 2011 te Amsterdam, telkens een of meerdere siera(a)d(en) (onder meer (gouden/zilveren) ring(en) ketting(en) en armband(en) en oorbel(len) en collier(s) en hanger(s)) en een of meerdere horloge(s) (op foto's in het strafdossier betreffende onderhavig parketnummer vermeld onder pandnummers MA355413-01, MA353891-01, MA325432-01, MA302073-01, MA391384-01, MA391383-01, MA391381-01, MA391380-01 en MA391379-01) heeft doen overdragen (door middel van belening) aan de Stadsbank van Lening (filiaal Bijlmerplein 133) door [persoon 1], terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het (een) door diefstal in
elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
Met betrekking tot feit 2 en feit 3 (opzetheling) heeft de officier van justitie desgevraagd verklaard naast de diefstal van feit 1, ook die feiten te hebben telastegelegd, omdat deze ook bewezen kunnen worden verklaard, kwalificeerbaar zijn en bestraft kunnen worden, ook al is de pleger degene geweest die de goederen wegnam, zoals telasteglegd in feit 1. Met name de veroordeling voor het overdragen van de goederen zou volgens de officier van justitie niet onverenigbaar zijn met de veroordeling voor diefstal van diezelfde goederen.
De rechtbank heeft hieromtrent het volgende overwogen:
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat op basis van het begunstigingskarakter van het misdrijf heling het aan een veroordeling wegens dat misdrijf in de weg staat wanneer aannemelijk is geworden dat de verdachte de geheelde voorwerpen zelf door misdrijf heeft verkregen. Die diefstal staat dus ook in de weg aan een veroordeling wegens heling bestaande in het ‘overdragen’ als bedoeld in het eerste lid of het ‘voordeel trekken uit’ als bedoeld in het tweede lid. Dit volgt uit HR 11 december 2007, LJN BB4849, r.o. 4.2. en HR 19 maart 2002, LJN AD8801, r.o. 4.2.. Uit laatstgenoemd arrest (ten aanzien van het voordeel trekken uit) kan worden afgeleid dat wel wegens heling kan worden veroordeeld wanneer voordeel is getrokken uit vele gestolen voorwerpen terwijl de diefstal slechts één of enkele daarvan betreft. Dat zou ook kunnen gelden voor het overdragen als bedoeld in het eerste lid van art. 416, gecombineerd met diefstal. In het onderhavige geval is de verdachte echter niet slechts veroordeeld voor (het medeplegen van) de diefstal van een of enkele sieraden van de vele die zij heeft overgedragen. Zij is veroordeeld voor de diefstal van alle voorwerpen die zij zou hebben overgedragen. Het overdragen van voorwerpen kan naast een veroordeling voor de diefstal van diezelfde voorwerpen alleen nog het strafbare feit van witwassen opleveren als bedoeld in art. 420bis Sr e.v.. daartoe heeft de wetgever bewust gekozen bij de invoering van de witwasbepalingen in het begin van de jaren negentig (Kamerstukken II 1999/00, 27 159, nr. 3, p. 6-7). Zelfs al zou er dus grond zijn om in twijfel te trekken dat het begunstigingskarakter van het misdrijf heling de veroordeling wegens het overdragen als bedoeld in art. 416, eerste lid, Sr onverenigbaar maakt met diefstal van dezelfde voorwerpen door dezelfde verdachte, dan nog is er gelet op de totstandkoming van de witwasbepalingen geen goede reden om afstand te nemen van de vaste rechtspraak van de Hoge Raad over heling.
Dat betekent dat de feiten 2 en 3 weliswaar kunnen worden bewezen maar niet kunnen worden gekwalificeerd als een strafbaar feit.
Voor de feiten 2 en 3 moet derhalve ontslag van alle rechtsvervolging volgen.
Het onder 1 bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 primair en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, alsmede de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7], met oplegging van de schademaatregel en afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4]en [slachtoffer 8].
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte was als bejaardenverzorgster werkzaam in het verzorgingstehuis de [verzorgingstehuis]. Zij had in haar functie een moedersleutel van haar afdeling en kon aldus altijd de kamers van de bejaarden binnengaan. Verdachte heeft op deze wijze diefstallen gepleegd, waarbij veel sieraden zijn weggenomen.
Bewoners van dergelijke instellingen moeten -gelet op hun hoge leeftijd en hun kwetsbaarheid- het aldaar werkzame personeel kunnen vertrouwen. Verdachte heeft op dit vertrouwen een grove inbreuk gemaakt. Zij heeft zich bij het plegen van deze diefstallen slechts laten leiden door geldelijk gewin en zij heeft zich daarbij niet bekommerd om de vaak emotionele gevolgen die zulke diefstallen voor de betrokkenen hebben.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2011 blijkt dat verdachte al eerder werd veroordeeld voor soortgelijke delicten. De bewezenverklaarde feiten werden bovendien gepleegd terwijl er voor verdachte een proeftijd gold in verband met soortgelijke feiten.
Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte rapportage van de reclassering en met hetgeen overigens met betrekking tot de persoon van verdachte aan de orde is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij: [slachtoffer 7] en de schadevergoedings-maatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7], wonende [adres] te [plaats],
niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 met betrekking tot deze benadeelde partij bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 6.875,--. (zesduizendachthonderd-vijfenzeventig euro) (bestaande uit: € 5.375,-- aan materiële schade en € 1.500,-- aan immateriële schade). De vordering wordt dus tot € 6.875,-- toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Het meer of anders door de benadeelde partij [slachtoffer 7] gevorderde zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8]
De benadeelde partijen:
[slachtoffer 4], ingediend door de gemachtigde: [gemachtigde], wonende: [adres] [plaats]; en de vordering van:
[slachtoffer 8], ingediend door de gemachtigde: [gemachtigde], wonende: [adres] [plaats];
worden telkens niet ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de rechtbank niet komt tot een bewezenverklaring van diefstal door verdachte van de bij deze benadeelde partijen weggenomen goederen en verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 4 augustus 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/420582-09, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van 4 februari 2010 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, met bevel dat van deze straf een deel groot 60 uur niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht .
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek
3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 bewezen geachte.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en het volgen van een budgetteringscursus, een en ander overeenkomstig het reclasseringsadvies van 15 september 2011 van E. Pijnenborgh van de Reclassering Nederland.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7], wonende [adres] te [plaats], toe tot een bedrag van € 6.875,--. (zesduizendachthonderd-vijfenzeventig euro). Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 7] voornoemd, het totaal toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij:
[slachtoffer 7], wonende [adres] te [plaats], te betalen de som van € 6.875,-- , (zesduizendachthonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 69 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] telkens niet-ontvankelijk in hun vordering.
Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van de politierechter van 4 februari 2010 van de politierechter te Amsterdam, met parketnummer 13/420582-09, zijnde een werkstraf voor de duur van 60 uur.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Gelast de teruggave aan:
-[slachtoffer 7] van de volgende sieraden:
C- pag 5069 / 10020; U- pag. 5074 / 10036; M- pag. 5076 / 10044/45;
S-S- pag. 05084 / 10077;X-X- pag. 05086 /10082;B-B-B- pag. 05088 / 10087;
C-C-C- 05088 / 10088; D-D-D- 05088 /10089;E-E-E- pag. 05089 / 10099;
F-F-F- pag. 05089 / 10091; G-G-G- pag. 05089 / 10092;I-I-I- pag. 05090 / 10094;
K-K-K- pag. 05091 / 10096; L-L-L- pag. 05091 / 10097 / 98;
M-M-M- pag. 05092 / 10099; O-O-O- pag. 05092 / 10101 / 02; J- pag. 05101.
-[slachtoffer 10]: N- pag 05076 / 10046 / 47
-[slachtoffer 11] van sieraad: J. pag. 5074 / 10040/41
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de overige in beslag genomen goederen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Radder, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M.J.A. Duker, rechters
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2011.
Mr. M.J.A. Duker, is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.