Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810257-11 (P)
Datum uitspraak: 9 november 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd te PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. N.H. Fridsma, advocaat te Beverwijk, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging van feit 7 is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2011 te Winkel, gemeente Niedorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen een of meer horloges en/of klokken en/of een hoeveelheid gouden en/of zilveren sieraden en/of een of meer computer(s) en/of parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2011 te Oterleek, gemeente Schermer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een aantal zilveren voorwerpen (schaal en/of bekers en/of sigarettendoos) en/of een aantal zilveren rijksdaalders in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2011 tot en met 6 mei 2011 te Ursem, gemeente Koggenland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of beeldapparatuur en/of computerapparatuur en/of een navigatie systeem en/of computerspelletjes en/of een zonnebril en/of een fotocamera en/of een of meer horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2011 tot en met 8 mei 2011 te Ursem, gemeente Koggenland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 4] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een of meer ramen van die woning heeft vernield en/of met een (breek)voorwerp heeft getracht een slot en/of deur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2011 tot en met 3 april 2011 te Winkel, gemeente Niedorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 5] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een televisie en/of een klok, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 19 februari 2011 te Oude Niedorp, gemeente Niedorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 6] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een geldbedrag van (ongeveer) 35 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 26 februari 2011 te Waarland, gemeente Harenkarspel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 7] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of horloges en/of een fototoestel en/of een laptop en/of een muntenverzameling en/of een postzegelverzameling, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8.
hij op of omstreeks 17 mei 2011 in de gemeente Alkmaar een of meer wapens van categorie III, te weten een alarm-/startpistool, merk BBN, model Bruni, en/of munitie van categorie III, te weten 40 scherp losse flodders, centraalvuur, merk Fiocchi, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
A. Inleiding
Aan verdachte wordt verweten dat hij
- zich in de periode van 19 februari 2011 tot en met 14 mei 2011 schuldig heeft gemaakt aan inbraken in woningen en een poging daartoe;
- zich op of omstreeks 17 mei 2011 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarm-/startpistool en munitie.
B. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onder 6 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte moet voor dat feit worden vrijgesproken.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
C. Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft namens verdachte het volgende aangevoerd:
- Verdachte heeft, ook ter zitting, feit 1 bekend met uitzondering van de in de aangifte genoemd gouden sieraden. Verdachte heeft voorts de feiten 3, 4 en 8 bekend.
- Feit 2 kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte is weliswaar de woning aan de [adres 2] te Oterleek binnen geweest maar heeft daaruit geen goederen ontvreemd. Het feit is niet subsidiair als poging ten laste gelegd. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
- Feit 5 kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verkeersgegevens van verdachtes telefoon en de daarbij gebruikte zendmasten leveren geen onweerlegbaar bewijs op dat verdachte in de woning aan de [adres 5] te Winkel zou zijn geweest, terwijl de aangetroffen werktuigsporen evenmin met voldoende waarschijnlijkheid aan een aan verdachte toebehorende schroevendraaier kunnen worden gekoppeld.
Ook de door een getuige gedane waarneming kan niet met voldoende zekerheid aan verdachte worden gekoppeld.
- Ten aanzien van feit 6 kunnen de aangetroffen technische sporen – te weten een schoenspoor en een afdruk van een schroevendraaier – niet met voldoende zekerheid aan verdachte worden gekoppeld waardoor dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
- Ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van feit 7, zoals na wijziging ten laste gelegd, een bekennende verklaring afgelegd, met uitzondering van de in de aangifte genoemde sieraden en een fototoestel.
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Algemene overweging ten aanzien van de aangiften
Met betrekking tot de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten is door de benadeelden bij de politie aangifte gedaan van de goederen die bij genoemde feiten zijn ontvreemd.
Daartoe werden door deze aangevers goederenlijsten ingevuld met daarbij gedetailleerde beschrijvingen van de gestolen goederen, soms voorzien van een toelichting met betrekking tot de emotionele waarde die deze goederen voor die aangevers hadden. Een deel van die goederen is bij doorzoekingen onder verdachte aangetroffen en in beslag genomen. Een ander deel van de goederen is elders door de politie aangetroffen.
De rechtbank ziet geen reden om de betrouwbaarheid van een of meer van de door de diverse aangevers gedane aangiften in twijfel te trekken.
Ten aanzien van feit 1.
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 oktober 2011 afgelegd en
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 15 mei 2011 (dossierpagina 38 e.v.) met goederenbijlage (dossierpagina’s 43, 44, 45, 46 en 47) en
- het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 1] d.d. 16 mei 2011 (dossierpagina 48 e.v.)
- het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 23 mei 2011 (dossierpagina 52 e.v.)
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In het bijzonder acht de rechtbank op grond van de hierboven genoemde aangifte, met bijbehorende goederenbijlage, en de (nadere) verklaringen van de aangevers ook het wegnemen van gouden en zilveren sieraden bewezen.
Ten aanzien van feit 2.
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 oktober 2011 afgelegd, inhoudende dat hij op de in de tenlastelegging genoemde datum in de woning aan de [adres 2] te Oterleek is geweest en
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 19 mei 2011 (dossierpagina 58 e.v. ) met goederenbijlage (dossierpagina 61en 62) en
- een weergave van een afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en [getuige 2] te Amsterdam op 16 mei 2011 waarin verdachte vraagt naar de betekenis van een posthoorn in twee zilveren schalen/broodmanden (dossierpagina 840).
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Met betrekking tot dit feit heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich op 13 mei 2011 door middel van braak de toegang tot de woning aan de [adres 2] te Oterleek heeft verschaft. Wanneer aangever omstreeks 23.05 uur de woning betreedt blijkt een aantal goederen, te weten een verzilverde schaal en een aantal andere verzilverde, zilveren of gouden voorwerpen te zijn ontvreemd. Drie dagen later informeert verdachte naar de betekenis van een merkteken in een zilveren schaal.
Ten aanzien van feit 3.
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 oktober 2011 afgelegd en
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 11 mei 2011 (dossierpagina 68 e.v. ) met goederenbijlage (dossierpagina’s 73 e.v.) en
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2011(dossierpagina 80) en
- het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 3] d.d. 29 mei 2011 (dossierpagina 82 en 83) en
- het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 3] d.d. 19 juni 2011 (dossierpagina 84)
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4.
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 oktober 2011 afgelegd en
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] d.d. 8 mei 2011 (dossierpagina 86 e.v.)
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5.
De rechtbank is met betrekking tot het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij dit feit van oordeel dat verkeersgegevens van verdachtes telefoon(s), de verklaring van de getuige [getuige 2], de mate van overeenkomst tussen bij de woning [adres 5] te Winkel aangetroffen gereedschapsporen en de afdruk van een aan verdachte toebehorende schroevendraaier weliswaar even zoveel aanwijzingen opleveren voor betrokkenheid van verdachte, maar dat deze aanwijzingen niet voldoende redengevend zijn voor de vaststelling dat verdachte dit feit heeft begaan.
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 6.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan.
Verdachte zal ook hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 7.
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 oktober 2011 afgelegd en
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 7] d.d. 26 februari 2011 (dossierpagina 109 e.v.) met goederenbijlage (dossierpagina 112 e.v.)
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2011 (dossierpagina 349 e.v.) waarin met betrekking tot een schoenspoor aangetroffen in de woning [adres 7] te Waarland en het profiel van een aan verdachte toebehorende schoen van het merk Celtics is vastgesteld dat genoemd spoor door deze schoen is veroorzaakt,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 7 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In het bijzonder acht de rechtbank op grond van de hierboven genoemde aangifte, met bijbehorende goederenbijlage, ook het wegnemen van een hoeveelheid sieraden en een fototoestel bewezen.
Ten aanzien van feit 8.
Op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 26 oktober 2011 afgelegd en
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 mei 2011, dossierpagina 215 en
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende het op 17 mei 2011 in de woning [adres] te Alkmaar aantreffen van een op een alarmpistool gelijkend wapen d.d. 24 mei 2011, dossierpagina 318 en 319 en
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek van het aangetroffen wapen en de in de patroonhouder daarvan aangetroffen stuks munitie, d.d. 23 mei 2011, dossierpagina 320 en 321,
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 mei 2011 te Winkel, gemeente Niedorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen een horloge en een hoeveelheid gouden sieraden en computers en parfum, toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
2.
hij op 13 mei 2011 te Oterleek, gemeente Schermer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een aantal voorwerpen (schaal en bekers en een sigarettendoos) en een aantal zilveren rijksdaalders, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
3.
hij in de periode van 5 mei 2011 tot en met 6 mei 2011 te Ursem, gemeente Koggenland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en beeldapparatuur en computerapparatuur en een navigatiesysteem en computerspelletjes en een zonnebril en een fotocamera en horloges, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
4.
hij in de periode van 7 mei 2011 tot en met 8 mei 2011 te Ursem, gemeente Koggenland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 4] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde 4], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, een raam van die woning heeft vernield en met een (breek)voorwerp heeft getracht een slot en een deur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7.
hij op 26 februari 2011 te Waarland, gemeente Harenkarspel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 7] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en horloges en een fototoestel en een laptop en een muntenverzameling en een postzegelverzameling, toebehorende aan [benadeelde 7], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het des misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
8.
hij op 17 mei 2011 in de gemeente Alkmaar een wapen van categorie III, te weten een alarm-/startpistool, merk BBN, model Bruni, en munitie van categorie III, te weten 40 scherpe losse flodders, centraalvuur, merk Fiocchi, voorhanden heeft gehad.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Ten aanzien van feit 2.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 3.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Ten aanzien van feit 4.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 7.
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 8.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van Categorie III van genoemde wet en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
7. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een vrijheidsstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast eventueel een werkstraf, een passende straf is voor drie inbraken en twee pogingen daartoe.
Hoewel verdachte dit niet kan aantonen dient bij de strafmaat rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat hij zelf werd afgeperst als gevolg waarvan hij de diefstallen heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in de maanden februari, april en mei 2011 schuldig gemaakt aan het plegen van een aantal woninginbraken en een poging daartoe. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade voor de bewoners, maar maken ook forse inbreuk op hun privacy. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien zijn door verdachte goederen ontvreemd waarvan hij wist of moest weten dat deze emotionele waarde voor de eigenaren hadden.
In de toelichting op de vordering tot vergoeding van schade hebben verschillende benadeelde partijen duidelijk gemaakt hoezeer zij door de inbraken zijn getroffen.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen en bijpassende munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen kan voor de gezondheid en veiligheid van personen gevaar opleveren.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staande uittreksel uit het Algemeen Documentatie-register, gedateerd 18 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van woninginbraken tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat de veroordelingen voor vermogensdelicten niet recent hebben plaatsgevonden; zij dateren op één na van (veel) langer dan vijf jaren geleden.
- het over verdachte uitgebrachte Advies van de Stichting Reclassering Nederland, gedateerd 26 augustus 2011, opgesteld door C. de Groot – als reclasseringswerker werkzaam bij de Reclassering Nederland Haarlem – waarin onder meer naar voren komt dat verdachte geen inzicht toont in de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers en dat de kans op recidive onverminderd aanwezig is. Het advies luidt dan ook: oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend is. Mede op grond van het gegeven dat een geringer aantal feiten bewezen is verklaard dan het aantal feiten waarop de vordering van de officier van justitie was gebaseerd, zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf matigen.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1. [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1], [adres 1], Winkel, heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 975,00 wegens schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat, door gebrek aan onderbouwing, de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij is verzocht de door hem opgegeven schade te onderbouwen, omdat die schade zonder onderbouwing voor een deel niet is te begrijpen (“kraken kluis”) en overigens niet duidelijk is op welke grond de verzekering slechts ten dele heeft uitgekeerd. Hierop is van de zijde van de benadeelde partij geen reactie ontvangen, terwijl de benadeelde partij – hoewel daarvoor tijdig opgeroepen - evenmin ter terechtzitting is verschenen om de vordering toe te lichten. Hierdoor is het voor de rechtbank niet mogelijk om een beslissing over de vordering te nemen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering, omdat aanhouding van de strafzaak voorde behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2 [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3], [adres 3] , Ursem, heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 360,50 wegens schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te weten materiële schade € 110,50 en immateriële schade € 250,00.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 360,50 kan worden toegewezen.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het materiële deel van de schade voor vergoeding in aanmerking komt. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat onvoldoende is komen vast te staan dat het feit een zodanige psychische schade heeft doen ontstaan dat een bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden betaald. Het vaststellen van geleden psychische schade is niet eenvoudig en brengt een onevenredige belasting van het strafproces met zich mee. Dit deel van de vordering is niet ontvankelijk, aldus de raadsvrouw.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij – voor zover dit betreft het materiële deel van de vordering - geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 110,50, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2011.
Verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten het vaststellen dat er sprake is van een zodanige door het feit veroorzaakte psychische schade dat een schadevergoeding voor gelegen immateriële schade op zijn plaats is, een onevenredige belasting van het strafgeding op. Weliswaar is – zoals bij de strafmotivering werd overwogen – een woninginbraak een ernstig feit dat de slachtoffers in meerdere opzichten aanzienlijk nadeel toebrengt, maar daarmee is nog niet gegeven dat sprake is van immateriële schade in de zin van artikel 6: 106 van het Burgerlijk Wetboek .
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.3 [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7], [adres 7], Waarland, heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 913,00 wegens schade die verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te weten materiële schade € 648,00 en immateriële schade € 265,00.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide bedragen kunnen worden toegewezen.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat beide bedragen kunnen worden toegewezen met dien verstande dat het bedrag van de immateriële schade dient te worden gematigd tot € 250,00.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 7. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van verdachte, rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 648,00 kan dat deel van de vordering worden toegewezen.
Door de benadeelde partij is ter terechtzitting de vordering toegelicht. Hieruit blijkt dat de gevolgen van het feit, te weten het verlies van de in vele jaren opgebouwde verzamelingen van grote affectieve waarde, voor de benadeelde partij van zodanig aard zijn geweest dat het billijk is tevens een vergoeding voor immateriële schade van
€ 265,00 aan de benadeelde partij toe te wijzen. Daarmee bedraagt het totaal bedrag van de toewijsbare schadevergoeding € 913,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2011.
Verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 54 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 5. en 6. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Benadeelde partijen.
[benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1], [adres 1], Winkel niet ontvankelijk in de vordering.
[benadeelde 3]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3], [adres 3] , Ursem, gemeente Koggenland, tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een bedrag van € 110,50, (honderdtien euro en vijftig cent) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] te betalen een som geld ten bedrage van € 110,50 , (eenhonderdtien euro en vijftig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen.
[benadeelde 7]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7], [adres 7], Waarland, gemeente Harenkarspel.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een bedrag van € 913,00 (negenhonderddertien euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] te betalen een som geld ten bedrage van € 913,00 , (negenhonderddertien euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partijen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2011.
Mr. Stevens is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.