Uitspraak
201005384/1/T1/R1.
Datum uitspraak: 2 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
de stichtingen Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen en de Stichting Milieubeheer Zuidelijk Westerkwartier, gevestigd te Groningen onderscheidenlijk Grootegast,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Marum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2010, nummer 9, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Marum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de stichtingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichtingen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2011, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door A.D. IJpenberg en M. Tijdens, en de raad, vertegenwoordigd door ing. S. van Dijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Bij brief van 16 augustus 2011 heeft de raad op verzoek van de Afdeling nadere inlichtingen gegeven. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.2. Het beroep van de stichtingen is onder meer gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel Oosterweg 26 te Noordwijk.
2.2.1. Bij besluit van 7 april 2010 heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen ingevolge artikel 3.8, zesde lid, eerste volzin, van de Wet ruimtelijke ordening een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de wet. Het aanwijzigingsbesluit -voor zover hier van belang- strekt er toe dat het door de stichtingen bestreden plandeel geen onderdeel blijft uitmaken van het plan zoals dat is vastgesteld.
2.2.2. Op 22 april 2010 is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8, zesde lid, door de raad het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan bekend gemaakt met uitzondering van de plandelen waarop de aanwijzing betrekking heeft.
2.2.3. Bij uitspraak van 19 oktober 2011 in zaak nr. 201004535/1/R1 heeft de Afdeling het in rechtsoverweging 2.2.1 vermelde aanwijzingsbesluit voor zover dat betrekking heeft op het perceel Oosterweg 26 in stand gelaten. Gelet daarop staat vast dat het plandeel voor het perceel Oosterweg 26 geen onderdeel uitmaakt van het plan. Het beroep van de stichtingen zal in de einduitspraak in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3. Met het plan wordt beoogd een aantal verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. Voorts is het plan een uitwerking van het gezamenlijk beleid van de gemeentes Marum, Leek, Grootegast en Zuidhorn.
2.4. De stichtingen betogen dat de raad bij het bestemmen van de pingoruïnes niet enkel heeft mogen uitgaan van landschapswaardenkaart 6a behorende bij de Provinciale Omgevingsverordening 2009 (hierna: kaart 6a). In dat verband voeren de stichtingen aan dat de provincie er beleidsmatig voor heeft gekozen om alleen de pingoruïnes binnen de houtsingelgebieden te beschermen. Volgens de stichtingen had de raad nader onderzoek moeten doen naar de pingoruïnes die buiten de houtsingelgebieden zijn gelegen. Volgens de stichtingen geven de provinciale Conceptkaart Identiteit landschap, blad 1, van 21 november 2003 en de kaart behorende bij het rapport "Poelen, dobben en petgaten in het Zuidelijk Westerkwartier" van het Landschapsbeheer Groningen uit 1996, een beter beeld van de in het gebied aanwezige pingoruïnes.
Verder betogen de stichtingen dat voor zover de raad bij het bestemmen van de aanwezige pingoruïnes is uitgegaan van kaart 6a, de raad niet alle op deze kaart aangegeven pingoruïnes als zodanig heeft bestemd. Volgens de stichtingen hebben de pingoruïnes waaraan niet de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïnes" is toegekend, anders dan de raad stelt, niet dezelfde bescherming als de pingoruïnes waaraan die wel is toegekend.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij ten aanzien van de pingoruïnes van de meest recente kaart, te weten kaart 6a, is uitgegaan. Volgens de raad is de provinciale conceptkaart, net als kaart 6a, opgesteld in opdracht van de provincie en kon onder meer hierdoor van kaart 6a worden uitgegaan. In dat verband heeft de raad voorts ter zitting te kennen gegeven dat hij zich mede op luchtfoto's heeft gebaseerd. Er was dan ook geen nader onderzoek nodig, aldus de raad. Voorts heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat is beoogd met het toekennen van de dubbelbestemming "Waarde - Gesloten gebied" dezelfde bescherming te bieden aan pingoruïnes als bij de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïnes".
2.4.2. Ingevolge artikel 36, lid 36.1.1., van de planregels zijn de voor "Waarde - Pingoruïne" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezigheid en herkenbaarheid van de pingoruïnes.
Ingevolge artikel 36, lid 36. 2.1, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in Bijlage 1 Tabel "aanlegvergunningen" genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming "Waarde - Pingoruïne" en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.
Ingevolge artikel 33, lid 33. 1, zijn de voor "Waarde - Besloten gebied" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van besloten gebied met houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de daarbij behorende (opstrekkende) verkaveling.
Ingevolge artikel 33, lid 33. 2.1, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in de Bijlage 1 Tabel "aanlegvergunningen" genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming "Waarde - Besloten gebied" en de betreffende werkzaamheden een "A" is vermeld.
2.4.3. De Afdeling overweegt dat het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen de keuze heeft gemaakt de pingoruïnes binnen de houtsingelgebieden te beschermen, waarvan kaart 6a een uitwerking vormt, en dat buiten de houtsingelgebieden de gemeenten bepalen of en zo ja welke pingoruïnes beschermd worden. Voorts is gebleken dat het college over inventarisatiegegevens van pingoruïnes beschikt die de basis vormen voor de beleidsmatige kaarten en dat deze gegevens beschikbaar zijn voor gemeenten.
Gelet op het voorgaande heeft de raad niet kunnen volstaan met het op basis van kaart 6a bestemmen van pingoruïnes binnen de houtsingelgebieden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt niet dat de raad onderzoek heeft gedaan naar mogelijk aanwezige pingoruïnes buiten de houtsingelgebieden en de beschermwaardigheid daarvan. De enkele stelling dat de raad zich mede op luchtfoto's heeft gebaseerd is in dit verband onvoldoende.
2.4.4. Ten aanzien van de pingoruïnes binnen de houtsingelgebieden overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt vast dat niet aan alle op kaart 6a aangewezen pingoruïnes de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïne" is toegekend. Ter zitting is namens de raad betwijfeld of, in tegenstelling tot het eerder ingenomen standpunt, de vier pingoruïnes welke zijn aangeduid in productie 7 van het beroepschrift met de nummers M3, M6, M67 en M70B, zijn aan te merken als pingoruïnes. Nu de raad deze twijfel niet nader heeft onderbouwd, kent de Afdeling daaraan geen doorslaggevende betekenis toe. Ten aanzien van de vraag of de bestemming "Waarde - Besloten gebied" dezelfde bescherming biedt voor de gronden waar mogelijk pingoruïnes zijn gelegen, is van belang dat uit bijlage 1, Tabel "aanlegvergunningen" volgt dat op de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïne" minder werken of werkzaamheden zijn toegestaan dan op de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Besloten gebied". Immers is het vergraven bij gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Besloten gebied", gelet op bijlage 1, Tabel "aanlegvergunningen", wel toegestaan, terwijl dit niet het geval is bij de gronden waaraan de bestemming "Waarde - Pingoruïne" is toegekend. Voorts is van belang dat er voor het afgraven, egaliseren en het indrijven van voorwerpen in de grond bij de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Besloten gebied", gelet op bijlage 1, Tabel "aanlegvergunningen", een aanlegvergunning noodzakelijk is wanneer de ingrepen plaatsvinden binnen de kroonprojectie van de bomen in de singel en deze activiteiten voor het overige zijn toegestaan, terwijl deze werkzaamheden bij de gronden waaraan de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïne" is toegekend niet zijn toegestaan. Gelet op het voorgaande biedt de dubbelbestemming "Waarde - Besloten gebied" niet dezelfde bescherming aan de pingoruïnes als de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïne". Nu de raad wel eenzelfde bescherming heeft beoogd, valt niet op voorhand in te zien waarom de raad aan de desbetreffende pingoruïnes niet de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïne" heeft toegekend.
2.5. In hetgeen de stichtingen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht .
2.6. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van rechtsoverweging 2.4.3. alsnog onderzoek te verrichten naar de mogelijk aanwezige pingoruïnes buiten de houtsingelgebieden. Op grond van de uitkomsten van dat onderzoek dient de raad te beoordelen of en zo ja, op welke manier, de mogelijk aanwezige pingoruïnes buiten de houtsingelgebieden beschermd moeten worden. Deze inventarisatie kan onder meer plaatsvinden aan de hand van de kaart behorende bij het rapport "Poelen, dobben en petgaten in het Zuidelijk Westerkwartier" van het Landschapsbeheer Groningen uit 1996. De raad dient met inachtneming van rechtsoverweging 2.4.4 voorts onderzoek te verrichten naar de wijze van bescherming van de pingoruïnes binnen de houtsingelgebieden welke zijn aangeduid in productie 7 van het beroepschrift met de nummers M3, M6, M67 en M70B. De raad dient gelet op het vorenstaande het besluit van 1 maart 2010, nummer 9, alsnog toereikend te motiveren dan wel, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven van afdeling 3.4 van de Awb, het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen.
2.7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van griffierecht.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Marum op om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak het besluit van 1 maart 2010, nummer 9, omtrent vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Marum":
1. te herstellen door met in achtneming van de rechtsoverwegingen 2.4.3 en 2.4.4 mede op basis van nader onderzoek naar het vóórkomen en de beschermwaardigheid van pingoruïnes buiten de houtsingelgebieden en de wijze van bescherming van pingoruïnes binnen de houtsingelgebieden, het besluit in zoverre alsnog toereikend te motiveren dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling; in het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend gemaakt te worden;
2. de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2011
91-675.