Uitspraak
201109364/2/R3.
Datum uitspraak: 25 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging "Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort" (hierna: SGLA), gevestigd te Amersfoort,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 28 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan en het exploitatieplan "Hogewegzone" vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft onder meer SGLA bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2011, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2011, heeft SGLA de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Alliantie Ontwikkeling B.V." (hierna: De Alliantie) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 oktober 2011, waar SGLA, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], bijgestaan door M.A. Pasman, en de raad, vertegenwoordigd door P. Reffeltrath en K.E. Vlaar-Zijderveld, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord De Alliantie, vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een herstructurering van de Hogewegzone in Amersfoort en maakt onder meer de aanleg van een ongelijkvloerse kruising van de Hogeweg met de Operaweg mogelijk . Verder voorziet het plan onder meer in de bouw van 750 tot 870 woningen en in een nieuw zwembad.
2.3. SGLA betoogt dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld en beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Zij voert onder meer aan dat een goede doorstroming van het verkeer op de Hogeweg onvoldoende is verzekerd, nu niet duidelijk is of de aangrenzende A28 in staat zal zijn het extra verkeersaanbod op te vangen. Voorts is de goede doorstroming van het verkeer op de Hogeweg afhankelijk van diverse andere ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, waarvan niet duidelijk is of die ontwikkelingen gerealiseerd zullen worden. Gelet hierop is de raad bij de verkeersberekeningen uitgegaan van onjuiste uitgangspunten, aldus SGLA.
2.3.1. De raad betoogt dat de doorstroming van het verkeer op de Hogeweg door het vervangen van het bestaande gelijkvloerse kruispunt van de Hogeweg met de Operaweg met verkeerslichten door een ongelijkvloerse kruising zonder verkeerslichten zal worden verbeterd. Hoewel de herstructurering van de Hogeweg onderdeel uitmaakt van een pakket aan maatregelen voor het verbeteren van de doorstroming van het verkeer van en naar de A28 en het onderliggende wegennet in Amersfoort levert zij op zichzelf een positieve bijdrage aan de doorstroming van het verkeer ter plaatse. Onzekerheid over de doorgang van de overige projecten doet daar niet aan af, aldus de raad.
2.3.2. Volgens de plantoelichting, de daarbij behorende "Hogewegzone Amersfoort Effectbeoordeling Verkeer" van het onderzoeksbureau DHV van juni 2010 en de ter zitting gegeven toelichting van de raad wordt de doorstroming van het verkeer op de Hogeweg door de voorziene ongelijkvloerse kruising verbeterd door het verdwijnen van het gelijkvloerse kruispunt met verkeerslichten. Een vergelijkbare conclusie is ook terug te vinden in het rapport "Verkeerskundige effecten bestemmingsplan Hogewegzone" van het onderzoeksbureau Witteveen en Bos van 6 oktober 2011. SGLA heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verkeersrapporten zodanige gebreken vertonen dat de raad zich hier niet op heeft mogen baseren. De voorzitter ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de aanpassing van de Hogeweg als zodanig niet kan bijdragen aan een betere doorstroming van het verkeer ter plaatse. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gestelde onzekerheid over de doorgang van andere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals een aanpassing van de A28, hier niet aan afdoet, nu ook zonder deze ontwikkelingen aannemelijk is dat het plan een positief effect zal hebben op de doorstroming van het verkeer.
2.4. Voorts betoogt SGLA dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is gegarandeerd. In dit verband voert zij onder meer aan dat het risico bestaat dat bepaalde subsidies ten behoeve van de herstructurering van de Hogeweg niet zullen worden uitgekeerd als niet tijdig met de uitvoering van het plan kan worden begonnen.
2.4.1. Nu uit de stukken en de ter zitting door de raad gegeven toelichting blijkt dat tussen de gemeente en De Alliantie afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van het plan, hetgeen is vastgelegd in een grondexploitatieovereenkomst en waarbij de financiële risico's zijn afgedekt, geeft hetgeen SGLA heeft aangevoerd de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet financieel uitvoerbaar heeft kunnen achten.
2.5. SGLA voert verder aan dat de voorziene hoogbouw niet bij Amersfoort past en dat, gelet op de overcapaciteit, geen behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen. Voorts biedt het plan niet voldoende rechtszekerheid, nu het plan een grote mate van flexibiliteit kent. Zij vreest voorts voor onaanvaardbare luchtverontreiniging door de aanpassing van de Hogeweg. Tot slot voert zij bezwaren aan tegen het exploitatieplan.
De voorzitter ziet in deze beroepsgronden, voor zover ontvankelijk, geen aanleiding voor het oordeel dat er zodanige gebreken aan het plan kleven, dat deze in de hoofdzaak tot de conclusie zullen leiden dat het plan reeds hierom niet in stand zal kunnen blijven, nog daargelaten of deze beroepsgronden, gelet op het bepaalde in artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet , in de bodemprocedure kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten.
2.6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2011
459-709.