Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank in Arnhem heeft een 21-jarige autobestuurder uit Scherpenzeel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren wegens zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag. De man, die beginnend bestuurder is en restalcohol van de avond ervoor in zijn bloed had, wordt verweten dat hij op 17 juni 2011 op een kruising te Kootwijkerbroek geen snelheid heeft geminderd bij het naderen van de kruising en aan een bromfietsberijder die van rechts kwam geen voorrang heeft verleend. Als gevolg van de aanrijding is de bromfietsberijder door de lucht gevlogen en is op een metalen tuinhek met punten terechtgekomen, waardoor zijn lichaam en gezicht is gespietst. Hierdoor heeft hij zwaar en blijvend letsel opgelopen.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige kamer

Promis II

Parketnummer : 05/701113-11

Datum zitting : 14 oktober 2011

Datum uitspraak : 28 oktober 2011

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum en plaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

Raadsman : mr. M.L.E. Storm van 's-Gravesande, advocaat te Ede.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 17 juni 2011, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, althans in de gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A3, kenteken [nummer]) daarmee roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Laageinderweg en/of de kruising van de Laageinderweg met de Westerhuisweg en/of de Dwarsgraafweg, hierin bestaande dat verdachte,

- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 185 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- terwijl het uitzicht voor verdachte op voornoemde kruising op generlei wijze werd belemmerd en/of,

- terwijl in verdachtes rijrichting, voor het naderen van genoemde kruising een bord J8 ("gevaarlijk kruispunt") van de bijlage 1 van het RVV 1990 was geplaatst,

- bij het naderen van die kruising met een te hoge snelheid heeft gereden, althans zijn snelheid niet, althans onvoldoende heeft aangepast en/of niet, althans onvoldoende heeft gelet op het overige verkeer en/of niet, althans onvoldoende naar rechts heeft gekeken en/of

- geen voorrang heeft verleend aan een van rechts naderende bromfiets (bestuurd door W. [slachtoffer]) rijdende over de Westerhuisweg, althans op voornoemde kruising, en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 15 van het RVV 1990 , tengevolge waarvan de door verdachte bestuurde personenauto in botsing is gekomen met voornoemde bromfiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die bromfiets (W. [slachtoffer]) ten val is gekomen en/of is terecht is gekomen ("gespietst") op een bij perceel [adres] geplaatst (metalen) hekwerk,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (W. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, terwijl het een ongeval betrof:

- waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en/of

- verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 185 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- waarbij verdachte geen voorrang heeft verleend;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

A.

hij op of omstreeks 17 juni 2011, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, althans in de gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A3, kenteken [nummer]) heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Laageinderweg en/of de kruising van de Laageinderweg met de Westerhuisweg en/of de Dwarsgraafweg, waarbij verdachte,

- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 185 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- terwijl het uitzicht voor verdachte op voornoemde kruising op generlei wijze werd belemmerd en/of,

- terwijl in verdachtes rijrichting, voor het naderen van genoemde kruising een bord J8 ("gevaarlijk kruispunt") van de bijlage 1 van het RVV 1990 was geplaatst,

- bij het naderen van die kruising met een te hoge snelheid heeft gereden, althans zijn snelheid niet, althans onvoldoende heeft aangepast en/of niet, althans onvoldoende heeft gelet op het overige verkeer en/of niet, althans onvoldoende naar rechts heeft gekeken en/of

- geen voorrang heeft verleend aan een van rechts naderende bromfiets (bestuurd door W. [slachtoffer]) rijdende over de Westerhuisweg, althans op voornoemde kruising, en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 15 van het RVV 1990 , tengevolge waarvan de door verdachte bestuurde personenauto in botsing is gekomen met voornoemde bromfiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die bromfiets (W. [slachtoffer]) ten val is gekomen en/of is terecht is gekomen ("gespietst") op een bij perceel [adres] geplaatst (metalen) hekwerk, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 5 Wegenverkeerswet 1994

EN TEVENS:

B.

hij op of omstreeks 17 juni 2011, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, althans in de gemeente Barneveld, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A3, kenteken [nummer]), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 185 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; art 8 lid 3 ahf/ond1 Wegenverkeerswet 1994.

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 14 oktober 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.L.E. Storm van 's-Gravesande, advocaat te Ede.

Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer].

De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 17 juni 2011 heeft verdachte als bestuurder van een Audi A3 personenauto (kenteken [nummer]) gereden over de openbare weg, de Laageinderweg te Kootwijkerbroek (gemeente Barneveld) in de richting van de Dwarsgraafweg.

Ter hoogte van de kruising met de Westerhuisweg heeft verdachte met een snelheid van ongeveer 70 tot 80 kilometer per uur de kruising willen oversteken. Hij heeft ruimschoots voor de kruising naar rechts gekeken of er verkeer aankwam dat hij voor zou moeten laten gaan. Het was helder en droog weer en hij had goed zicht op de kruising. Hij zag geen ander verkeer dat hij diende te laten voorgaan en hij heeft zijn snelheid niet verminderd.

In verdachtes rijrichting was kort voor het naderen van de kruising een bord J08 van de bijlage I van het RVV 1990 geplaatst dat inhoudt dat een gevaarlijke kruising wordt genaderd en voorts was een psycho bremse belijning op het wegdek aangebracht.

Op het moment dat verdachte de kruising is opgereden, is zijn auto met de voorzijde tegen een bromfiets gebotst die van rechts uit de Westerhuisweg kwam gereden en aan wie hij voorrang had moeten verlenen.

Ten gevolge van de botsing is de bestuurder van de bromfiets, W. [slachtoffer], met zijn lichaam op de motorkap van de auto en vervolgens op een stalen tuinhek terechtgekomen en is zijn lichaam en gezicht door de punten van een bij perceel [adres] geplaatst (metalen) hekwerk gespietst. Het slachtoffer heeft diverse verwondingen opgelopen, waaronder een gebroken bovenarm, een gebroken knieschijf en aangezichtsletsel. Als gevolg hiervan heeft hij blijvende littekens en blijvende uitval van de aangezichtszenuw opgelopen.

Na het ongeval is bij verdachte een alcoholgehalte van 185 microgram per liter uitgeademde lucht in zijn adem aangetroffen. Verdachte is beginnend bestuurder.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen. Vanwege het feit dat verdachte welbewust onaanvaardbare risico’s in het verkeer heeft genomen acht de officier van justitie dat de mate van verwijtbaarheid is te kwalificeren als roekeloosheid.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat niet vast is komen te staan dat de snelheid dusdanig was dat dit een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Voorts was verdachte zich niet bewust van de hoeveelheid restalcohol in zijn bloed. Omdat een enkele verkeersfout resteert, namelijk niet voorrang verlenen voor verkeer van rechts, kan het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden.

De beoordeling door de rechtbank

Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld ex artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 . Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 .

Op de avond voor het ongeval had verdachte naar eigen zeggen circa 10 glazen bier gedronken. Hij is die nacht rond 00:30 uur thuisgekomen. Hij is vervolgens op tussen 06:00 en 06:30 uur in zijn auto gestapt en op weg naar zijn werk gegaan. Hij heeft zelf verklaard dat hij een snelheid voerde van 70 a 80 kilometer per uur op het moment dat hij in de buurt kwam van de kruising waar het ongeval is gebeurd. Verdachte was ter plaatse bekend. Hij wist dat het verkeersbord dat voor de kruising geplaatst stond en de op het wegdek aangebrachte de psycho bremse belijning, bedoeld zijn om weggebruikers erop te wijzen dat zij een gevaarlijke kruising naderen en om hen te manen hun snelheid te minderen. Dit heeft verdachte niet gedaan, omdat hij snel naar rechts had gekeken en geen verkeer van rechts heeft zien naderen.

Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 . Een automobilist heeft onder meer de bijzondere zorgplicht zijn snelheid voldoende aan te situatie op de weg aan te passen. Dit houdt mede in dat indien een gevaarlijke kruising wordt genaderd, een automobilist zijn snelheid dient aan te passen om zich er voldoende van te kunnen vergewissen dat de kruising veilig kan worden overgestoken. Verdachte heeft deze zorgplicht in ernstige mate veronachtzaamd door, ondanks dat hij geen voorrang had, hij ter plaatse bekend was en zowel belijning op het wegdek als een verkeersbord hem waarschuwden voor een gevaarlijk kruispunt, hij zijn snelheid bij nadering en oversteken van de kruising op geen enkel moment heeft aangepast. Verdachte had bovendien op dat moment meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed.

De rechtbank is echter, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat geen sprake is van roekeloosheid. Voor een bewezenverklaring van roekeloosheid moet sprake zijn geweest van zeer onvoorzichtig rijden waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Bij verdachte is weliswaar alcohol in zijn bloed aangetroffen, maar dit was restalcohol van de avond ervoor. Verdachte heeft verklaard niet te hebben stilgestaan bij de mogelijkheid van restalcohol. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij bij het naderen van de kruising naar rechts heeft gekeken maar de bromfietser niet heeft gezien.

De rechtbank kan hieruit niet afleiden dat verdachte met zijn handelen welbewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte, doordat hem duidelijk was dat hij een gevaarlijke kruising naderde, zijn snelheid had moeten aanpassen en dat hij, gelet op zijn eerdere contacten met politie en justitie, zich had moeten realiseren dat de alcohol die hij de avond ervoor had genuttigd, mogelijkerwijs nog niet uit zijn bloed was verdwenen. De rechtbank kwalificeert derhalve het handelen van verdachte als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.

Uit de medische gegevens van het slachtoffer blijkt dat hij diverse operaties heeft ondergaan. Hij is geopereerd aan zijn gezicht, schouder en knie. Thans is nog niet duidelijk of het letsel aan de rechterknie geheel zal herstellen. Voorts is door het ongeval een aangezichtszenuw en een speekselklier gescheurd, waardoor de linkerzijde van het gezicht van het slachtoffer blijvend is verlamd en zijn speekselklier is beschadigd waardoor voortdurend speeksel in zijn wang loopt. Gelet op het feit dat er geen uitzicht op volkomen genezing bestaat, kwalificeert de rechtbank het opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

hij op 17 juni 2011, te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A3, kenteken [nummer]) daarmee zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Laageinderweg en de kruising van de Laageinderweg met de Westerhuisweg en de Dwarsgraafweg, hierin bestaande dat verdachte,

- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 185 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- terwijl het uitzicht voor verdachte op voornoemde kruising op generlei wijze werd belemmerd en

- terwijl in verdachtes rijrichting, voor het naderen van genoemde kruising een bord J8 ("gevaarlijk kruispunt") van de bijlage 1 van het RVV 1990 was geplaatst,

- bij het naderen van die kruising zijn snelheid niet, heeft aangepast en onvoldoende heeft gelet op het overige verkeer en onvoldoende naar rechts heeft gekeken en

- geen voorrang heeft verleend aan een van rechts naderende bromfiets (bestuurd door W. [slachtoffer]) rijdende op voornoemde kruising, en aldus niet heeft voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 15 van het RVV 1990 ,

tengevolge waarvan de door verdachte bestuurde personenauto in botsing is gekomen met voornoemde bromfiets, tengevolge waarvan de bestuurder van die bromfiets (W. [slachtoffer]) ten val is gekomen en/of is terecht is gekomen ("gespietst") op een bij perceel [adres] geplaatst (metalen) hekwerk, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (W. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,

terwijl het een ongeval betrof:

- waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en/of

- verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 185 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of

- waarbij verdachte geen voorrang heeft verleend.

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 ,

terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de ze wet en terwijl de schuldige geen voorrang heeft verleend.

Het feit is strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt ambulante behandeling voor zijn alcoholgebruik.

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.

Het standpunt verdediging

De raadsman stelt dat, nu hij tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde komt, een andere strafmodaliteit op zijn plaats is en verzoekt de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de eventueel op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid te matigen. De raadsman verzet zich niet tegen het opleggen van toezicht door de reclassering.

De beoordeling door de rechtbank

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 15 september 2011; en

• een reclasseringsadvies van GGZ IrisZorg unit Arnhem, gedateerd 30 augustus 2011, betreffende verdachte.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Verdachte is een gevaarlijke kruising genaderd zonder zijn vaart te verminderen terwijl hij geen voorrang had. Verdachte heeft wel naar rechts gekeken maar niet gezien dat een bromfiets naderde waarop verdachte met zijn auto op de kruising tegen de bromfietser is gebotst. Verdachte had op dat moment meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed.

Ten gevolge van het zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag van verdachte is W. [slachtoffer] aangereden, waarbij hij via de motorkap is gelanceerd en met zijn hoofd en schouder is komen vast te zitten aan de punten van een tuinhek. Dat [slachtoffer] het ongeluk heeft overleefd mag een wonder heten, aangezien één van de tuinhekpunten via zijn kaak naar binnen is gedrongen en een andere punt net boven zijn hart zijn schouder binnen is gegaan.

Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder wegens rijden onder invloed met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is nog beginnend bestuurder en had ten tijde van het ongeval, na een eerder opgelegde ontzegging voor de duur van acht maanden, sinds drie maanden zijn rijbewijs terug. .

Gezien dit alles heeft verdachte er in relatief korte tijd meermalen blijk van gegeven geen of weinig inzicht te hebben in wat de verkeersveiligheid van hem vraagt en wat zijn zorgplicht in het verkeer inhoudt.

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat ten gevolge van zijn gedrag een leeftijdgenoot levenslang met de blijvende gevolgen van het letsel door het leven zal moeten.

De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank zal de gevangenisstraf, ten opzichte van de eis van de officier van justitie, enigszins matigen aangezien zij heeft overwogen dat verdachte geen roekeloosheid wordt verweten. De rechtbank zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen vanuit het oogpunt van speciale preventie.

De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaarde¬lijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclasse¬ring, ook als dat inhoudt een meldingsgebod, een behandelverplichting of een schadevergoeding.

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht , alsmede de artikelen 6, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 .

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

o een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:

Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht, ook indien dit zal inhouden:

o Meldingsgebod: verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de Reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit houdt in dat verdachte zich meldt bij de Reclassering van IrisZorg op het adres Weerdjesstraat 10 te Arnhem, telefoonnummer 026-8451417 of 06-31048800. Hierna moet hij zich een bepaalde periode blijven melden zo frequent als de Reclassering gedurende deze perioden nodig acht.

o Behandelverplichting: Gezien de directe samenhang van het alcoholgebruik met het criminele gedrag van verdachte, wordt hij verplicht om zich te laten behandelen bij de ambulante verslavingszorg. De toezichthouder zal beoordelen op welk moment in het toezicht en of het noodzakelijk is om een behandeling te volgen.

Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.

Beveelt overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.

Veroordeelt verdachte voorts tot

o ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) jaren,

met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Aldus gewezen door mr. M.G.J. Post, als voorzitter, mr. C. van Linschoten, mr. W.L.J.M. Duijst, rechters, in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature