Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 11/15015
Uitspraak in het geschil tussen:
[naam],
geboren op [geboortedatum],
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J. van Balen, advocaat te Groningen,
en
DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.P. Gaal- de Groot.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 9 september 2010 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2. Bij beroepschrift van 29 april 2011 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres toegezonden en eiseres in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 20 september 2011. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Feiten en standpunten van partijen
2.1. Eiseres heeft op 9 september 2010 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, waarbij door eiseres een aantal documenten zijn overgelegd. Op 11 september 2010 heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat vertalingen zijn gevraagd en zullen worden nagezonden. Bij brief van 14 september 2011 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat het dossier wordt overgedragen aan de unit 1F van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Bij brieven van 24 januari 2011, 9 februari 2011 en 3 maart 2011 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld vertalingen van door haar overgelegde documenten aan verweerder te doen toekomen.
2.2. Eiseres heeft bij brief van 25 maart 2011 gesteld dat de beslistermijn, zoals genoemd in artikel 42, eerste lid, Vreemdelingenwet, is overschreden en heeft verweerder in gebreke gesteld, waarbij verweerder een termijn van één week is gegund om alsnog op de aanvraag te beslissen. Eiseres stelt verweerder indien niet binnen een week wordt beslist in gebreke en maakt aanspraak op vergoeding van de kosten, schaden, wettelijke rente, bestuurlijke dwangsom en proceskosten.
2.3. Verweerder heeft bij brief van 25 maart 2011 de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, Vw 2000 met maximaal zes maanden verlengd.
2.4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat artikel 42, vierde lid, Vw 2000 terecht is toegepast zodat er geen sprake is van overschrijding van de termijn. De verwarring die is ontstaan ten aanzien van de vertaling van verschillende documenten is mede aan eiseres te wijten. Verweerder is voorts van mening dat er, gelet op de complexiteit van een 1F beoordeling en de verwarring en vertraging mede is ontstaan door het handelen van eiseres zelf, sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals genoemd in artikel 8:55d, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), die een langere beslistermijn rechtvaardigen, te weten tot eind maart 2012. Eveneens is verweerder van mening dat er geen aanleiding bestaat om een dwangsom op te leggen.
Beoordeling van het beroep
3. Rechtsoverwegingen
3.1. Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Staatsblad 2009, 383) in werking getreden. Ingevolge artikel IIB van de wet vindt paragraaf 4.1.3.2 Awb gedurende drie jaren na de datum waarop artikel 4:16 van die wet vervalt, geen toepassing ten aanzien van beschikkingen, genomen op grond van de Vw . Dit betekent dat een bestuurlijke dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 Awb niet aan de orde is.
3.2. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld, zodat daartegen ingevolge artikel 8:1 Awb beroep kan worden ingesteld.
3.3. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, voor zover hier van belang, Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a: het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen;
a: twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3.4. Ingevolge artikel 8:55d, eerste en tweede lid Awb , bepaalt de rechtbank dat, indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
3.5. Ingevolge artikel 8:55d, derde lid, Awb kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
3.6. Ingevolge artikel 42, eerste lid, Vw 2000 wordt op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
3.7. Ingevolge artikel 42, vierde lid, Vw 2000 kan de termijn voor het geven van een beschikking bedoeld in het eerste lid, ten hoogste voor zes maanden worden verlengd indien naar het oordeel van Onze Minister voor de beoordeling van de aanvraag advies van of onderzoek door derden op het openbaar ministerie nodig is.
3.8. Verweerder heeft in het onderhavige geval, na het verstrijken van de beslistermijn als bedoeld in artikel 42, eerste lid, Vw 2000 , te weten op 9 maart 2011, bij brief van 25 maart 2011 de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vw 2000 , met maximaal zes maanden verlengd. In de memorie van toelichting van de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen (TK 2004-2006, 29 934, nr. 3) heeft de wetgever echter aangegeven dat indien de wet een mogelijkheid tot verlenging geeft, "daarvan binnen de oorspronkelijke beslistermijn gebruik zal moeten worden gemaakt". Verweerder was derhalve op 25 maart 2011 niet langer gerechtigd de beslistermijn te verlengen, zodat de termijn om te beslissen op 9 maart 2011 is geëindigd.
3.9. Aangezien de termijn waarbinnen verweerder op de aanvraag had moeten beslissen, ten tijde van de indiening van onderhavig beroepschrift was verstreken en eiser verweerder reeds vier weken eerder in gebreke had gesteld, is het beroep op grond van artikel 6:12, eerste lid, Awb ontvan kelijk.
3.10. De rechtbank stelt vast dat verweerder in strijd met artikel 42, eerste lid, Vw 2000 niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het besluit als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb dient te worden vernietigd.
3.11. Verweerder heeft, in het kader van het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag van eiseres, het noodzakelijk geacht een onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan te vragen. Dit onderzoek is bij brief van 1 augustus 2011 aangevraagd en zal naar verwachting zes maanden in beslag nemen. Alhoewel de beslistermijn ruimschoots is overschreden, doet zich nu de omstandigheid voor dat verweerder niet zal kunnen beslissen voor het onderzoeksresultaat is ontvangen.
3.12. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot bepaling van een andere termijn als bedoeld in artikel 8;55d, derde lid, Awb. De rechtbank is van oordeel dat dit in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Uit de memorie van toelichting van de Wet beroep bij niet tijdig beslissen blijkt immers dat de wetgever uitdrukkelijk rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat een bestuurorgaan niet binnen twee weken kan beslissen, omdat het in afwachting is van een advies van een extern adviseur (TK 2005-2006, 30 435, nr. 3). Hierbij speelt het wettelijke vereiste van een zorgvuldige voorbereiding (artikel 3:2 Awb) uiteraard een rol. De rechtbank wijst bovendien op het feit dat het dwangsommiddel van artikel 8:55 d Awb is bedoeld om een bestuursorgaan bij overschrijding van de termijn te stimuleren spoedig te beslissen en niet om het te straffen voor nalatig gedrag.
3.13. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank sprake van wettelijke voorschriften die nopen tot bepaling van een andere termijn als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid Awb. Na uitbrengen van het advies zal immers de in artikel 39 Vw 2000 en artikel 3.116 Vreemdelingenbesluit 2000 geformuleerde procedure moeten worden gevolgd.
3.14. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, Awb zal de rechtbank verweerder opdragen voor 1 januari 2012 een besluit tot inwilliging dan wel een voornemen tot afwijzing van de aanvraag te nemen en binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze een besluit bekend te maken. De rechtbank zal hieraan een dwangsom verbinden op de wijze zoals hierna onder 4 wordt bepaald. Bij het bepalen van de termijn en de hoogte van de dwangsom betrekt de rechtbank dat sprake is van een zeer ruime overschrijding van de beslistermijn, die aan verweerder moet worden toegerekend. Weliswaar is door de gemachtigde van eiseres enige verwarring ontstaan over het indienen van vertalingen, maar dat neemt niet weg dat verweerder geen verklaring heeft gegeven waarom verweerder eerst op 24 januari 2011 om toezending van de vertalingen heeft gevraagd, buiten de wettelijke beslistermijn de termijn om te beslissen heeft verlengd en pas op 1 augustus 2011 een onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aangevraagd, terwijl de vertalingen die verweerder heeft laten opmaken op 16 mei 2011 klaar waren.
3.15. Voor veroordeling overeenkomstig artikel 8:75, eerste lid, Awb van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat thans aanleiding. Het bedrag van de te vergoeden proceskosten moet naar het oordeel van de rechtbank worden bepaald op € 874,-- [1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1 ].
4. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit zoals bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb;
- draagt verweerder op voor 1 januari 2012 een besluit tot inwilliging dan wel een voornemen tot afwijzing van de aanvraag van 9 september 2009 bekend te maken;
- draagt verweerder op binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,-- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 37.500,--.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Schothorst, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2011.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb), één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, Awb of aan het eerste lid of tweede lid van artikel 85 Vw 2000 .