Uitspraak
(…)
Datum 19 september 2011
Onderdeel Bestuurssecretariaat
contactpersoon J.R.M. Jansen
doorkiesnummer 038 888 43 11
e-mail Bestuurssecretariaat@rechtspraak.nl
kamernummer HG3.07
ons kenmerk UIT 1039/jj
onderwerp Proces-verbaal
Zeer Geachte heer (…),
Hierbij deel ik u mee dat ik heb besloten u met toepassing van artikel 46c van de Wet rechtspositie rechterlijk Ambtenaren (Wrra) de disciplinaire maatregel van een schriftelijke waarschuwing op te leggen. Ik heb daarbij het volgende overwogen.
De rechtbank ‘s-Hertogenbosch heeft bij vonnis van 30 juni 2011 u veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens het schenden van uw ambtsgeheim (artikel 272, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht ). De uitspraak is inmiddels onherroepelijk geworden, omdat zowel u als het Openbaar Ministerie heeft afgezien van het instellen van hoger beroep. In het licht van deze uitspraak alsook overige feiten en omstandigheden heeft de Procureur Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden kort nadien besloten af te zien van een vordering tot ontslag van U.
Artikel 46c van de Wrra luidt als volgt:
1.Ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar kan de disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing worden opgelegd, indien hij:
a. de waardigheid van zijn ambt, zijn ambtsbezigheden of zijn ambtsplichten verwaarloost;
b. de bepalingen overtreedt waarbij hem het uitoefenen van een beroep wordt verboden, een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen, verboden wordt zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten of gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen, of de verplichting wordt opgelegd een geheim te bewaren;
2. Ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar kan de disciplinaire maatregel van ontslag worden opgelegd, indien hij door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak of het in haar te stellen vertrouwen.
3. Aan de rechterlijk ambtenaar die zich schuldig maakt aan een van de gedragingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de disciplinaire maatregel van ontslag worden opgelegd, indien hem eerder wegens een gelijke overtreding de disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing is opgelegd.
Op basis van het mij ter beschikking gestelde rapport van de Rijksrecherche, alsmede genoemde onherroepelijk geworden uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch neem ik het oordeel dat u uw geheimhoudingsplicht heeft geschonden over. Ik concludeer dat het slot van genoemd artikel 46c, lid 1 sub b van het Wrra op u van toepassing is.
Overigens ben ik tevens van oordeel dat u met uw gedragingen de waardigheid van het ambt, uw ambtsbezigheden en uw ambtsplicht heeft verwaarloosd, een en ander zoals genoemd in artikel 46c lid 1 sub a Wrra.
Uw gedragingen acht ik zodanig ernstig dat ik hierin aanleiding heb gevonden u als disciplinaire maatregel een schriftelijke waarschuwing op te leggen. Hoewel ik er geenszins van uit ga dat u in de toekomst opnieuw uw ambtsgeheim zult schenden, acht ik het geven van een waarschuwing thans aangewezen om u er terdege bewust van te laten zijn dat bij een nieuwe overtreding de Hoge Raad toepassing kan geven aan het bepaalde in artikel 46c, lid 3 Wrra, inhoudende het verlenen van ontslag als disciplinaire maatregel.
Het feit dat de meervoudige strafkamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch u reeds heeft veroordeeld voor ditzelfde feit, is voor mij onvoldoende reden af te zien van het geven van deze schriftelijke waarschuwing. Allereerst gaat het hier om twee afzonderlijke procedures van verschillend karakter. Voorts dient deze waarschuwing gezien te worden in het licht van artikel 46c van de Wrra , meer in het bijzonder het derde lid daarvan.
De door u op 8 september 2011 gegeven mondelinge toelichting op het een en ander heeft mij niet tot een ander besluit gebracht. Dat betekent geenszins dat ik uit het oog heb verloren dat u, uw echtgenote, kinderen en uw ouders door het hele gebeuren en de daaraan gegeven publiciteit voor lange tijd onder grote spanning en in onzekerheid zullen hebben geleefd. Voorts realiseer ik mij terdege dat u aanzienlijke proceskosten heeft moeten maken.
Tot slot acht ik het vanwege alle feiten en omstandigheden gewenst dat u uw werkzaamheden niet in de strafsector van de rechtbank Zwolle-Lelystad hervat. Een andere sector is daartoe geïndiceerd. Uw wens te werken bij de sector bestuursrecht zal in de afweging worden meegenomen. Ten aanzien van de herplaatsing zal nog nadere besluitvorming plaatsvinden, waarover ik u zo spoedig mogelijk nader zal informeren.
Hoogachtend,
Robert S. Croll
president
Tegen mijn besluit u een waarschuwing op te leggen kunt u binnen een termijn zes weken beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.