Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing aanvraag WAO-uitkering, omdat appellant niet vier weken onafgebroken toegenomen arbeidsongeschikt is door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na een eerdere afschatting. Geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de artsen van het Uwv. Door appellant zijn geen andersluidende medische gegevens naar voren gebracht.

Uitspraak



10/5316 WAO

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2010, 09/4424 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 9 september 2011

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft bij brief van 20 december 2010 naar aanleiding van het verweerschrift een nadere reactie, met bijlage, overgelegd waarop door het Uwv is gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar rubriek 1 van de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

2.1. Appellant heeft op 14 mei 2009 een aanvraag om WAO-uitkering gedaan op grond van artikel 43a van de WAO van wege sedert december 1991 toegenomen beperkingen die volgens appellant tot volledige arbeidsongeschiktheid hebben geleid, hetgeen door de artsen van de Caisse Nationale de la Sécurité Sociale (CNSS) in hun rapportages uit 1991 en 1996 is bevestigd. Na onderzoek heeft verzekeringsarts J. van Oort in zijn rapport van 8 januari 2009 geconcludeerd dat er in de periode tussen 22 februari 1991, einde wachttijd met betrekking tot een WAO-beoordeling, en 22 februari 1996 geen sprake is van toegenomen lichamelijke beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak geldend per eerder genoemde einde wachttijd. Bij besluit van 24 april 2009 heeft het Uwv de aanvraag van appellant afgewezen, omdat hij niet vier weken onafgebroken toegenomen arbeidsongeschikt is door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na een eerdere afschatting.

2.2. Na bezwaar tegen het besluit van 24 april 2009 heeft bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek in haar rapport van 14 september 2009 uiteengezet dat er geen argumenten zijn om af te wijken van het door de verzekeringsarts ingenomen standpunt. De bezwaarverzekeringsarts stelt dat uit geen van de overgelegde medische stukken blijkt dat appellants pink- en elleboogklachten, waarvoor per einde wachttijd beperkingen zijn aangenomen, zijn toegenomen. Tot deze conclusie komt deze arts ook ten aanzien van de geclaimde toegenomen psychische beperkingen. Uit de in het dossier aanwezige rapporten van de behandelend psychiaters blijkt naar het oordeel van deze arts niet dat de psychische beperkingen welke per einde wachttijd werden aangenomen en zijn neergelegd in het belastbaarheidspatroon van 31 januari 2007 en waarvan de juistheid door de Raad in zijn uitspraak van 24 juni 2009, LJN BJ2363 is onderschreven, zijn toegenomen in de periode in geding. Ten aanzien van de geclaimde toegenomen beperkingen vanwege hypertensie en allergie klachten vermeldt deze arts voorts dat bij einde wachttijd ten aanzien van de klachten geen beperkingen zijn aangenomen. Beperkingen die zijn ontstaan binnen vijf jaar na einde wachttijd als gevolg van deze aandoeningen kunnen niet worden meegenomen. Bij besluit van 14 september 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.

3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ten aanzien van de medische grondslag van het besluit overwogen dat, gelet op de eerder genoemde uitspraak van de Raad, uitgegaan dient te worden van de juistheid van de ten aanzien van appellant per

22 februari 1991 vastgestelde beperkingen. Voorts heeft de rechtbank, onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 6 juni 2003, LJN AH8579, overwogen dat het Uwv niet gehouden was om het medisch onderzoek over te dragen aan een Marokkaanse instantie. De rechtbank heeft, nu de artsen van het Uwv hun oordeelsvorming mede hebben gebaseerd op informatie uit de behandelend sector in Marokko, geen aanleiding gezien het onderzoek onvoldoende zorgvuldig te achten. De rechtbank heeft tenslotte overwogen en dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag.

3.2. Onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 8 juni 2007, LJN BA7344, heeft de rechtbank ten aanzien van de arbeidskundige beroepsgronden overwogen dat, nu geen aanleiding is om te twijfelen aan de vaststelling van de artsen van het Uwv dat geen sprake is van een toename van de beperkingen, de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van de door appellant aangevoerde arbeidskundige gronden.

4. Appellant heeft in hoger beroep uiteengezet dat zijn klachten zijn toegenomen en dat hij niet in staat is om arbeid te verrichten. Voorts stelt appellant dat het Uwv geweigerd heeft hem voor nader onderzoek op te roepen en dat hij bereid is aan en lichamelijk onderzoek mee te werken.

5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

5.1. De Raad overweegt dat hij zich geheel kan vinden in het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingen in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten hetgeen hij daaromtrent heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Appellant heeft in hoger beroep voorts geen, op de periode in geding betrekking hebbende, objectieve medische gegevens ingebracht waaruit blijkt dat het door het Uwv in het bestreden besluit ingenomen en door de rechtbank bevestigde standpunt onjuist is.

5.2. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar 9 september 2011.

(get.) T. Hoogenboom.

(get.) M.A. van Amerongen.

KR


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature