Uitspraak
Rolnummer: 22-005303-10
Parketnummers: 12-715261-10 en 12-730064-10
Datum uitspraak: 10 juni 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 14 oktober 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Guinee) op
1 juli 1986,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid West - Huis van Bewaring De Torentijd te Middelburg,
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
30 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2. tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 april 2010, te Middelburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, in elk geval één laptop(s) en/of een beeldscherm en/of een portemonnee (inhoudende onder andere een geldbedrag en/of een pinpas en/of een bromfietscertificaat), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of een (zilveren) ketting en/of een ring en/of ongeveer 15, in elk geval een aantal XTC-pillen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn mededaders
- [slachtoffer 1] in een stoel heeft gedrukt en/of (daarbij of daarna) een tacer/stroomstootwapen, althans een op een stroomstootwapen gelijkend voorwerp, vlakbij de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
- aan [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] dreigend één of meer tacers/stroomstoot- wapens, althans op een stroomstootwapen gelijkende voorwerpen, en/of één of meer messen hebben/heeft getoond;
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2010 te Vlissingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3, althans één of meer, blikje(s) drank en/of 1 fles drank en/of één sixpack bier, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd aan [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 april 2010, te Middelburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, laptops en een beeldscherm en een portemonnee inhoudende onder andere een pinpas toebehorende aan [slachtoffer 1], en een zilveren ketting en een ring en een aantal XTC-pillen, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of één of meer van zijn mededaders
- die [slachtoffer 1]in een stoel heeft gedrukt en(daarbij of daarna) een taser/stroomstootwapen, vlakbij de nek van [slachtoffer 1] heeft gehouden en
- aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend één of meer tasers/stroomstoot- wapens, hebben getoond.
2.
hij op 28 mei 2010 te Vlissingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3, blikjes drank en 1 fles drank en één sixpack bier, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd aan [adres]).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft -kort en zakelijk weergegeven- bepleit dat mogelijk sprake is van een persoonsverwisseling, nu zijn cliënt door meerdere personen niet T. maar M. wordt genoemd, en [medeverdachte 1] ook heeft verklaard over ene M. die naast ene T. bij de barbecue aanwezig was. Het hof acht deze stelling niet aannemelijk, nu [medeverdachte 1] hieromtrent heeft verklaard dat M. de barbecue verliet voordat [medeverdachte 2] arriveerde. Daaruit volgt dat zij zowel een persoon onder de naam M. kent als een persoon onder de naam T. Dit betekent dat zij, als zij vervolgens, geconfronteerd met de foto van [verdachte], verklaart dat de afgebeelde persoon degene is die zij in haar verklaringen tot dan toe heeft aangeduid met de naam T., kennelijk onderscheid maakt tussen enerzijds de persoon die zij kent onder de naam M. en anderzijds de persoon die zij kent onder de naam T., van wie zij weet dat hij ook wel wordt genoemd A. Uit de omstandigheid dat verscheidene personen [verdachte] onder de naam M. zouden kennen volgt dus niet meer dan dat [medeverdachte 1] [verdachte] kennelijk onder een andere naam kent dan die meerbedoelde personen en betekent dit niet dat [medeverdachte 1] [verdachte] heeft verward met een ander onder de naam T. Dat [medeverdachte 1] bewust in strijd met de werkelijkheid de gedragingen van T. toeschrijft aan degene die zij op de foto heeft herkend en die zij kent onder de naam A. wordt niet gesteund door enige aanwijzing in het dossier noch door het onderzoek ter terechtzitting. Dat [medeverdachte 1], zoals zijdens de verdachte is gesuggereerd, jegens hem rancuneus was geworden omdat hij haar niet bij een verhuizing had geholpen en /of omdat zij was bestolen en hem daarvan verdacht moet als loze, want niet nader onderbouwde bewering van de hand worden gewezen. Dat de verdachte het slachtoffer is geworden van een persoonsverwisseling acht het hof derhalve uitgesloten.
Het hof stelt op grond van de zich in het dossier bevindende stukken vast dat op 23 april 2010 te Middelburg een beroving op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, welke gepaard ging met bedreiging met geweld en werd gepleegd door twee donkere en twee blanke personen.
Het hof stelt voorts vast dat de blanke daders, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun betrokkenheid bij de beroving tegenover de politie hebben bekend. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft ook de donkere [medeverdachte 3] bekend bij de beroving aanwezig te zijn geweest. Niettegenstaande de verklaring van de verdachte, die van meet af aan heeft ontkend enig aandeel te hebben gehad in de beroving, acht het hof bewezen dat hij de tweede donkere persoon is die als dader bij de beroving betrokken is geweest. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Aangever (slachtoffer 1) heeft verklaard dat de man op politiefoto P11900:08:40633 (het hof begrijpt: de foto van de verdachte op p.84 van het dossier, met onderschrift ["verdachte"] voor 85 % lijkt op een van de daders die bij de beroving aanwezig was.
De [medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting in hoger beroep met grote stelligheid verklaard dat de persoon op de hem getoonde foto's op p. 83 en 84 PL1900:08:40184 van het dossier, met onderschrift ["verdachte"] bij de beroving aanwezig is geweest.
Daarnaast heeft [medeverdachte 1] in haar derde verhoor verklaard dat zij in de persoon op de haar getoonde foto's van de verdachte PL1900:08:40184 en PL1900:08:40633 voor 100 % de haar bekende A. herkent en dat zij de beroving met hem heeft gepleegd.
Het hof komt op grond van deze verklaringen van de medeverdachten en één van de slachtoffers tot het oordeel dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de beroving.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1. bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2. bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een beroving in een woning, waarbij gedreigd is met geweld en spullen zijn weggenomen. Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Daarnaast heeft het feit gevoelens van angst bij hen veroorzaakt.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Een dergelijk feit brengt ergernis en hinder voor de winkelier met zich mee.
Voorts is de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 mei 2011 eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler,
mr. R.M. Bouritius en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juni 2011.