Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Eiseres stelt mede erfgenaam te zijn van opstalrecht, maar voldoet niet aan 3:171. Ook geen opstalrecht.

Uitspraak



Vonnis van 31 augustus 2011

K.G. no. 1594 van 2011

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

VONNIS

in KORT GEDING tussen:

[eiseres], wonende te Aruba,

EISERES, hierna ook te noemen: [eiseres]

gemachtigde: de advocaat mr. M. Croes,

en

[gedaagde], wonende te Aruba,

GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],

Gemachtigde: de advocaat mr. E.C.P.M. Kok.

1. DE PROCEDURE:

[eiseres] heeft op 5 juli 2011 een verzoekschrift met bewijsstukken ingediend ter griffie van dit gerecht. Op 17 augustus 2011 is de daarin vervatte eis ter terechtzitting behandeld, waar de gemachtigde van [eiseres], [eiseres] zelf en de gemachtigde van [gedaagde] het woord hebben gevoerd. De gemachtigde van [gedaagde] heeft daarbij stukken in het geding gebracht welke zij reeds op voorhand had toegezonden. Partijen hebben ten slotte op elkaars stellingen gereageerd.

2. DE VASTSTAANDE FEITEN:

2.1 [eiseres] was getrouwd met [echtgenoot], die op [datum] 2010 is overleden.

2.2 Samen met haar man heeft [eiseres] op een gedeelte van het terrein van haar schoonouders een huis gebouwd, bekend als [adres] (hierna: het huis).

2.3 [eiseres] heeft samen met haar man enige tijd in het huis gewoond en daarna hebben zij het verhuurd. Na de begrafenis van haar man is het perceel waarop het huis staat afgebakend, zodat [eiseres] het niet meer kon en kan betreden. Op de afbakening is een ‘For Sale’-bord geplaatst van een makelaar.

2.4 [gedaagde] is een zus van de overleden man van [eiseres].

2.5 Uit een door notaris R.E. Yarzagaray opgestelde verklaring van erfrecht, gedateerd 11 januari 2001, blijkt dat [eiseres] erfgename is van haar man, samen met drie meerderjarige kinderen, ieder voor één vierde onverdeeld aandeel.

3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN:

3.1 [eiseres] vordert in kort geding bij vonnis:

a. direct uitspraak te doen;

b. te bepalen dat [gedaagde] gevolg geeft en verder zal geven aan het opstalrecht van [eiseres];

c. [gedaagde] te bevelen tot onmiddellijke verwijdering van de afbakening voor zover deze het volle genot belemmert van de bevoegdheden van [eiseres] in haar opstalrecht, bij gebreke waarvan [eiseres] gerechtigd wordt deze afbakening zelf te doen verwijderen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie;

d. [gedaagde] te bevelen dat indien [eiseres] zelf die afbakening moet verwijderen de kosten daartoe verhaald zullen worden op [gedaagde];

e. [gedaagde] te bevelen om het water en elektra van [eiseres] weer aan te sluiten, dan wel alles te doen opdat [eiseres] in het gebruik hiervan niet wordt verstoord;

f. [gedaagde] te verbieden om [eiseres] door meergenoemde handelingen niet meer te storen in het volle genot van haar opstalrecht;

g. dit alles met veroordeling van [gedaagde] tot de betaling van een dwangsom aan [eiseres] ter grootte van Afl. 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;

h. kosten rechtens.

3.2 [gedaagde] voert tegen het gevorderde verweer, strekkende tot niet ontvankelijk verklaring van [eiseres], dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de (daadwerkelijke) kosten van de procedure en daarbij, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat [eiseres] daarover wettelijke rente verschuldigd is indien zij de proceskosten niet binnen acht dagen na dagtekening of betekening van het vonnis zal hebben betaald.

3.3 Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4. DE BEOORDELING:

4.1 Ter zitting heeft [eiseres] impliciet verzocht haar eis te vermeerderen met het verzoek [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een vergoeding aan [eiseres] vanaf 20 maart 2011, omdat [eiseres] vanaf dat moment niet meer haar huis en terrein kon betreden. Verder heeft [eiseres] ter zitting verzocht aan haar vorderingen een gebruiksrecht van de betreffende grond en het daarop gebouwde huis ten grondslag te mogen leggen. Uit artikel 109 Rv volgt dat de eiser, zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen bevoegd is zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of bij akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De wijze waarop de onderhavige verzoeken zijn gedaan – in de pleitnotitie slechts vermeld tussen de andere eisen en niet expliciet als eisvermeerdering aangekondigd, respectievelijk mondeling tijdens dupliek ter zitting –, voldoen niet aan dit voorschrift. [gedaagde] heeft zich tegen de eisvermeerderingen verzet, omdat zij zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden. Nu [eiseres] bovendien geen enkel argument heeft aangevoerd waarom deze wijzigingen eerst in dit late stadium zijn gedaan, zijn de eisvermeerderingen niet toegestaan.

4.2 [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vorderingen, (onder meer) omdat zij niet bevoegd is om op te treden namens de mede-erfgenamen van het gepretendeerde opstalrecht. [gedaagde] heeft daarbij gewezen op de door [eiseres] overgelegde verklaring van erfrecht, waaruit blijkt dat [eiseres] samen met drie meerderjarige kinderen de enige erfgenamen zijn, ieder voor ¼ onverdeeld aandeel. Uit artikel 3:171 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Uit het verzoekschrift blijkt niet dat [eiseres] de vorderingen heeft ingesteld voor of namens de erfgemeenschap. Ook de vorderingen zelf hebben uitsluitend betrekking op [eiseres] en niet op de overige erfgenamen. Hieruit volgt dat het verweer slaagt. Gesteld noch gebleken is immers dat de vorderingen zijn ingesteld ten behoeve van de gemeenschap, zodat niet aan voornoemd wettelijk voorschrift is voldaan. [eiseres] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.

4.3 Ook overigens zouden de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen. De vorderingen vinden uitsluitend hun grondslag in het bestaan van een opstalrecht, dat door [gedaagde] is betwist. Bestaat er geen opstalrecht, dan volgt uit artikel 5: 20 BW dat de eigenaar van de grond tevens eigenaar is van het daarop gebouwde huis. In dat geval zou een aanspraak van [eiseres] op het huis daarom (nu er geen andere grondslagen zijn aangevoerd) voorshands worden verworpen. [eiseres] heeft echter gesteld dat sinds 15 oktober 1990 een recht van opstal bestaat. Hierover wordt als volgt overwogen. Een recht van opstal ontstaat door vestiging, waarvoor noodzakelijk is een geldige titel en inschrijving in de openbare registers van een notariële akte (zie de artikelen 3:98 BW, 3:89 BW en 5:101 BW). Van het bestaan van een dergelijke akte is in het onderhavige geval niet gebleken. De omstandigheid dat de raadsman naar zijn zeggen van [eiseres] een grote stapel stukken overhandigd heeft gekregen en hij daarin zo snel geen akte heeft kunnen ontdekken, doet daar niets aan af. Geen van de wèl door de raadsman overgelegde stukken zeggen iets over het bestaan van een opstalrecht. Een andere wijze waarop een opstalrecht kan ontstaan is door verjaring, maar dat daarvan sprake is en dat aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan is niet gesteld. Voorlopig wordt dan ook geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van een opstalrecht. Omdat de vorderingen uitsluitend hierop zijn gebaseerd zouden de vorderingen, indien [eiseres] ontvankelijk was, om die reden worden afgewezen.

4.4 Anders dan [gedaagde] ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren. Weliswaar zal [eiseres] niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen, maar de onderhavige procedure betreft een conflict in familieverband, waarbij bovendien vaststaat dat [eiseres] samen met haar (inmiddels overleden) man enige tijd in het huis heeft gewoond en dat zij het daarna hebben verhuurd en dat daaraan – kennelijk zonder enige vorm van waarschuwing of overleg – ineens een einde is gekomen toen de man van [eiseres] overleed. Hierin ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5. DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:

- verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar vorderingen;

- compenseert de kosten van deze procedure, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 31 augustus 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature